No. 110. Drie e i tachtigste Jaargang. Schutsluis te Purmerend. FEUILLETON. 1881. V R IJ D A G i(> SEPTEMBER. DE ONRUSTIGE HUURDER. Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1, Prijs der gewone Advertentiën (Dflictccl ©cbcdtc. Krcinniing van verkeer. Verordening op de gemeenie- reinlging TE KOOP, fiuitcnlAttb. 14) (Novelle). ALKMAARSCHE COURANT De 3 nummers O 06. Van 15 regels 0,75; iedere regel meer/0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS- TER ZOON. De COMMISSARIS DES KONTNGS in Noordholland; Brengt ter kennis van belanghebbendendat ten gevolge van werkzaamheden aan de SCHUTSLUIS te PURMEREND a de PASSAGE over den westelijken dijk van het Noordhol- landsch kanaal tusschen die schutsluis en de bezuiden de sluis gelegen deurenligtplaats, gedurende eenige dagen (ver moedelijk van 21 S e p t e m b e r tot en met 26 September, alsmede van 19 O c t o b e r tot en met 24 O c t o b e r) zal GESTREMD zijn, doch het verkeer alsdan zal kunnen plaats hebben door middel van de pont over het Noordhollandsch kanaal bij de Amsterdamsche poort te Purmerende l. de SCHEEPVAART door de groote opening der sluis op den 2S September e.k. en eenige volgende dagen BELEM MERING zal ondervinden, vermits op die dagen slechts nu en dan kan worden geschut. Haarlem, De Commissaris des Konings voorn., 14 Sept. 1881. SCHORER. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter algemeene kennisdat a. met ingang van 12 September 1881 bet ophalen der pri vaat-stoffen bij hen, die geen gebruik maken van de bij het tonnenstelsel in gebruik zijnde tonnenzal aanvangen des avonds te half tien ure b. zg besloten hebbengeene vergunning meer te verleenen tot het opbreken van openbare straten of wegen, om riolen, bestemd of gebruikt voor den afvoer van privaat-stoffen te herstellen. Burgemeester en Wethouders voornoemd Alkmaar, A. MACLAINE PONT. 9 Sept. 1881. Be Secretaris, NUHOUT van dek VEEN. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter algemeene kennisdat de door den Raad dezer gemeente vastgesteld bij besluit van 17 Augustus j.l. en 3 September d.a. afgekondigd, op 18 SEP TEMBER 1881 in werking treedt en NLET op 8 SEP TEMBER 1881, zooals ten onrechte vermeld was in de Alkmaarsche Courant van 14 September j.l. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. MACLAINE PONT. 14 Sept. 1881. De Secretaris, NUHOUT VAN DER VEEN. ongeveer 125 stère (kub. el) compost of straatmest, liggende op het terrein van de gemeente-reiniging te Alkmaar, onmiddelijk aan het Noord-Hollandsch Kanaal. Gegadigden worden verzocht den prijs per stèredien zij voor het geheel of een deel daarvan wenschen te besteden vóór 20 September a s. in te leveren bij den directeur der gemeente-reiniging of ter gemeente-secretarie. De gunning heeft plaats aan den hoogsten inschrijver, behou dens het recht om de gunning niet te doen plaats hebben. De mest moet binnen ééne maand na de toewijzing wegge haald worden. DUITSCHLAND. Het officiëele militaire blad ver scheen den 13 met een rouwrand en bevatte eene ver ordening des Keizerswaarbij wegens het overlijden van prins Frederik der Nederlanden aan de officieren van het tweede regiment der garde en van het West- faalsche regiment infanterie n°. 15 de rouw voor acht dagen voorgeschreven en tevens bepaald werd dat het regiment n°. 15 den naam van prins Frederik zal blij ven dragen. ENGELAND. In Schotland worden pogingen aan gewend ter verkrijging eener wijziging der wet op het grondbezit. FRANKRIJK. In een brief uit Londen aan het agentschap Havas werd gewezen op de bezwaren ver bonden aan eene bezetting van Egypte door Turkije waardoor alle verkiegen vooruitgang aldaar vernietigd zou worden. Zulk eene fout zullen Erankrijk en En geland niet begaan. Hunne overeenstemming ie zake Egypte's geldmiddelen redde dat rijk en de openbare meening in beide rijken wenscht ernstig handhaving dier overeenstemming. Het oordeel der fransche bladen omtrent de gebeur tenissen in Egypte is tamelijk uiteenloopend. De Rep u- blique fran9aise Gambetta's orgaan acht het militaire oproer van den 9 het teeken van eenen bedenkelijken toestand waarin noodzakelijk moet worden voorzien te meer omdat de benoeming van Cherif-pacha blijk geeft van neigingen welke zoo men er niet tegen waakt alles in de waagschaal dreigen te stellen wat onder het fransch-engelsche beheer is tot stand gebracht. Vóór alle dingen geeft dat blad te kennen, zon haar eene afdankingvoor het minst eene aanmerkelijke vermindering van het leger noodzakelijk voorkomen. De Parlement, vroeger het orgaan van wijlen Dufaure, tracht daarentegen de beteekenis der zaak te verkleinen en schijnt van meening te zijn dat Erankrijk zich in dezen behoort te onthouden. De Temps laat zich bijna in denzelfden geest uit. Anders dan de République Eramjaise houdt de Temps den nieuwen egyptischen eersten minister voor een verlicht man en spreekt het de hoop uitdat de laatste gebeurtenissen geene ern stige gevolgen zullen hebben. De Vérité ziet daarin de hand van prius Bismarck. Er is zeker iemand, zegt het „die belang heeft bij het doen ontstaan van moeielijkheden in Frankrijk en Africadie het eerst aanzette tot den kostbaren en moorddadigen tocht naar Tunis en het nu met Engeland in onmin tracht te brengen. „Dien iemand kent iedereen", verzekert de Vérifé: „behalve misschien onze bewindvoerders, en het komt er nu op aan te weten of wij nog eens weêr onnoozel genoeg zullen zijn om in het net te vliegen dat de duitsehe spin heeft opgezet." GRIEKENLAND. De 3e afdeeling van het door Turkije afgestane gebied werd den 7 door de grieksche troepen bezetde internationale grenscommissie verliet Larissa en keerde naar Konstantinopel terug. Alles schijnt in goede orde te zijn afgeloopen en de muzel- mansche hoofden van verscheidene plaatsen zonden aan de regeering telegrammen waarin de hoop uitgespro ken wordtdat het ingelijfde gebied onder het nieuwe bestuur moge bloeien. TURKIJE. Den 12 werd de 4e zitting der com missie voor de schuldregeling gehouden. Zij duurde slechts kortomdat de ministerraad bijeen kwam de beraadslagingen waren kalm. In de 5e op den 15 te houden zitting zullen de turksche gevolmachtigden een afdoend antwoord geven op de in de vorige zitting ter sprake gebrachte vraag betreffende de russische oor logschatting. Men verwacht eene schikking in den volgenden geestwanneer de aan de fondsenhouders over te dragen inkomsten meer dan 4°/0 opleverenzal dit meerdere voor die schatting bestemd worden. De ministerraad besloot den 12 een commissaris naar Egypte te zenden om naar de voorgevallen gebeurte nissen een onderzoek in te stellen. ALGERIE. De Bey van Tunis nam het door zijnen minister Moustapha-paeha om redenen van gezondheid gevraagde ontslag aan. In zijne plaats werd benoemd Mohammed-Kasnadar, die dadelijk optrad. EGYPTE. Tot het reeds gemelde oproer schijnt aan leiding te hebben gegeven het besluit van Riaz-pacha om het 4e regiment onder kolonel Achmit-el-Ourabi naar Alexandrie te verplaatsen. De kolonel en andere even ontevreden hoofden van regimenten besloten toen, zich te doen gelden waarschuwden de consulsdat geene booze bedoelingen tegen de europeanen gekoes terd werden en maakten aanstalten naar het paleis op te rukken. De Khedivete voren van de heer- schende gisting verwittigd zond naar Riaz-pacha. In middels ontving Daoud-pacha, minister van oorlog, een „Dat is mooi", zeide Almer lachend „maar moet ik de vader zijn van alle jonge dames, die met mijne dochters naar den schouwburg gaan door haar in mijn rijtuig naar huis gebracht worden en bij mij aan huis komen?" Wolf sloeg de oogen neer. Hij was zoo verward, dat hij niet in staat was te antwoorden. Hij wilde zeg gen dat hij zijne schoone steeds in de loge gezien had, terwijl de andere personen gewisseld hadden, en daaruit opgemaaktdat zij de dochter van den eigenaar der loge moest zijn maar hij gevoelde dat deze opmer king voor zijne gevolgtrekking evenmin deugde als de anderen voor de eerste maal gevoelde hij, dat hij alles in zijne verbeelding maar terstond voor zekerheid had aan genomen de naam zijner aangebedene was hem tot dusver nauwelijks van eenig werkelijk belang geweest het kwam zoö in zijn droom te pas, haar voor de on genaakbare dochter van een rijken man te houden, die misschien tusschen graven en baronnen te kiezen had. Almar greep Wolf's hand, toen hij hem zoo ter neer geslagen zag. „Ik zou mij zeer gevleid gevoelen," zeide hij, „wanneer een begaafd en braaf man als gij, om de hand van een mijner dochters vroegik zou ja zeggen wanneer mijn Edith of Adelheid mij daarom verzochten, want ik zie niet op stand, titels of rijkdom, maar slechts op den man zelf alleen. Ik geloof even wel mij niet te vergissen wanneer ik vermoed, dat gij niet een mjjner dochtersmaar een van hare vrien dinnen uitverkoren hebt verder begrijp ik uwe neer- slagtigheid niet, ik mag toch niet aannemen, dat gij hij uwe keuze naar den stand of het vermogen van den vader vraagt." „Zeker niet," riep Wolf, die zich intusschen weder hersteld had„integendeel, de gedachte, dat mijne vrouw of genietingenwelke zij gewoon is, zich zon moeten ontzeggen of mij zou onderhoudenzou mij afschrikken. Gij hebt gelijkik heb mij geheel aan mijne verbeelding overgegeven en ik begrijp nu uw glimlach zonder het te vermoeden sloeg ik een komisch figuur." „Ja en neen zeide Almer lachend, „komisch was de zaak in zoo verre dat de jonge dame bijna in het zelfde geval verkeerde als gij in één woord de dame welke gj gisteren voor mijn huis ontmoet hebt en die gij voor een mijner dochters hieldtwist giste ren nog niet, dat de heer, die in den schouwburg geen oog van haar afwendthier in dit huis woont en dezelfde isdie haar eenige scherpe woorden heelt laten zeggen." „Goede hemel", riep Wolf, beurtelings rood en bleek wordende, uit, „Mejuffrouw Bandier?" „Ja-, Mejuffrouw Marie Bandier. En ik wilde mij het genoegen schenken heden avond van uwe weder- zijdsche verrassing getuige te zijn wanneer Marie en gij elkander zoudt herkennen. Maar moed gevat gij behoeft alle hoop niet op te geven. Marie heeft u reeds lang uwe onwellevendheid vergeven en een ge lukkig toeval heeft gemaakt, dat gij u aan haar in een ander licht hebt kunnen veitoonen hoe droevig deze nacht ook voor Marie wastoch heeft zij u leeren hoogachten en uw brief is haar bijzonder bevallen." Het duurde lang vóór da Wolf in staat was een woord te spreken. In zijn binnenste heersehte een strijd tusschen schaamte en vreugde. De jonkvrouw, die hij als eene toovergodin vereerde, had hij de scherpste grofheden laten zeggen en toch verzekerde Almer, dat zij hem vergeven had nog voordat zij hem van eene betere zijde had leeren kennen. Almer herhaalde dat Marie reeds gisteren uitdrukkelijk gezegd had dat vrouw Tosig -de grootste schuld droeg en verder zij zelf, omdat zij hare babbelarijen had aangehoord. Het scheen den welwillecden ouden heer veel ge noegen te doen, Wolf nu voor de onrust en twijfel schadeloos te stellen die hij kort te voren door zijne vroolijke luim bij hem had opgewekt en misschien paarde zich aan deze vreugde een gevoel van weemoed. De gedachte moest wel bij hem opkomen dat hij waarschijnlijkwanneeer zich vroeger of later een min naar voor Edith of Adelheid opdeed, niet met zoo volle overtuiging, als heden aan Marie, aan zijne dochters den raad zou kunnen geven „zeg ja 1" Het was den rijken man eene eigenaardige gewaar wording liet bewijs te ontvangen dat een jongmensch, bij de ontdekking dat zijne geliefde niet Aimer's doch ter, maar slechts het kind van eene arme bloedverwant van hem waszich te vreden in plaats van teleurge steld betoonde Marie had dus 'een vereerder gevon den zooals hij er zoo vurig een voor zijne dochters wenschte, een man, die de uitverkorene om haar zelf, en niet daarom gekozen had omdat haar vader geld en invloed bezat. De dames Bandier zijn wel is waar zonder vermo gen had hij gezegd om de belofte aan te duiden dat hij Marie gelijk tot dus ver zou ondersteunen maar Wolf liet hem niet uitspreken. „Mijnheer Al mer", zeide hij „vergeef mij dat ik u in de reden val. Ik kan nu geheel openhartig met u zijn. Ik ben geen dweeper, die de waarde van den rijkdom gering schat of zelfs verloochentdie zich verbeeldt van liefde en zonneschijn te kunnen leven en die zich zijne toe komst op hoop alleen bouwt. Ik heb den ernst des levens reeds leeren kennen ik heb er mij doorheen moeten slaan en zou den moed niet hebben eene lieve vrouw naar het altaar te leiden vóórdat mijn bestaan op vastere grondslagen rust dan heden. Het leven hier in huis maakte mij daarom zoo zenuwachtig om dat de gedachte mij kweldeniet te kunnen werken en derhalve ook niets te kunnen verdienen een be staan dat van zulke toevallen afhangt, kan ik iemand, die ik oprecht lief heb niet aanbieden. Slot volgt.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1881 | | pagina 1