No. 111.
Drie en tachtigste Jaargang.
1881.
ZONDAG
18 SEPTEMBER.
FEUILLETON.
Het Oosten.
DE ONRUSTIGE HUURDER.
Prijs der gewone Advertentiën:
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
EERSTE BLAD.
i©flictcel (öcbecltc.
T E KOOP,
15) (Novelle).
ALKMAARSCHE COURANT
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80franco door
het geheele Rijk f 1,
De 3 nummers 0.06.
Van 15 regels 0,75; iedere regel meer/1 0,15.
Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON.
ongeveer 125 stère (kub. el) compost of straatmest,
liggende op het terrein van de gemeente-reiniging te Alkmaar,
onmiddelijk aan het Noord-Hollandsch Kanaal. Gegadigden
worden verzocht den prijs per stère, dien zij voor het geheel
of een deel daarvan wenschen te besteden vddr 20 September
a.s. in te leveren bij den directeur dei gemeente-reiniging of
ter gemeente-secretarie.
De gunning heeft plaats aan den hoogsten inschrijver, behou
dens het recht om de gunning niet te doen plaats hebben.
De mest moet binnen ééne maand na de toewijzing wegge
haald worden.
Ter terugbekoming is aan het Commissariaat van Policie het
navolcende voorhanden als een zak gevuld met rogge een
honden-halsband een huissleuteleen stalen rozenkranseen
portemonnaie met eenig geldsleuteltjes enz., een met zilver
gemonteerde schaar, twee sleutels aan een touwtje, een witte
vrouwenzak, inhoudende portemonnaie met eenig geld enz., een
witte zakdoek, een met goud gemonteerd oorbelletje, een on
derstukje van een goud oorbelletje, een zilveren knip met ko-
ralen beursje, een gouden kapspeld en een gouden armband.
Gelijk eenmaal de l'raetorianen Romeinsche Keizers
aanstelden en afzetten beheerschten in later eeuw do
Mamelukken in Egypte en de Janitsaren in Turkije
den toestand door oproer en geweld dwongen de Re
geering tot de door hen begeerde maatregelen of
deden haar reeds genomen besluiten, die hen mishaag
den terugnemen, en bsschikten over den troon, totdat
eindelijk de maat vol gemeten was en zij in een vreese-
lijk bloedbad werden vernietigd. Egypte vooral heeft
eeuwen lang onder de dwingelandij en de afpersing van
de Bey's der Mamelukken gezucht. De verovering van
het land door de Franschen onder generaal Bonaparte
maakte tijdelijk aan hunne heerschappij een eindeen
Mehemed-Ali bracht hen door een aigemeenen moord
van de hoofden en aanvoerders voor goed ten onder.
Wat wij in de laatste dagen uit Egypte vernamen
herinnert aan die treurige tijden der soldatenheer
schappij. Een koloneldie geen lust heeft in zijn ver
plaatsing raar Alexandrië dreigt den Khedive dat
wanneer niet aan zijne eischen tot afzetting van het
Ministerie, invoering van een grondwet en uitbreiding
van het leger werd voldaan hij zijn paleis zal bezetten
en een opvolger voor hem gereed heeft. Ofschoon
een gedeelte der bezetting hem trouw bleef, schijnen
de meeste troepen zicb bij de opstandelingen te hebben
aangesloten. De tusscbenkomst der vreemde consuls
kon niet baten en ten slotte heeft de Khedive moeten
toegeven. Een grondwet kan niet zoo maar in eens
ten geschenke worden gegevenevenals een beurs met
geld of een kistje fijne sigarende Khedive had er
althans niet toevallig één in den zak en evenmin kan
het leger bij eenvoudig mondeling bevel worden ver
meerderd. Met deze beide eischen zal men dus wel
eenig geduld moeten hebben. Geen wonder dat de
Khedive dan ook ten antwoord gaf dat hij daarover
ee^st den Sulfan moest raadplegen. Met een Ministerie
ban echter spoediger worden gehandeld, en de Khedive
beloofde zijne raadslieden naar hen te zullen zenden
en andere Ministers te zullen nemen naar genoegen
van de opstandelingen. Groot vertrouwen schijnen
deze in het woord van den vorst niet te stellen; althans
zij vorderden een schriftelijke en door hem geteekende
uitnoodiging aan den door hen aangewezen persoon
Sjerif-Pachaom zich met de samenstelling van een
nieuw Ministerie te belasten. Sjerif antwoordde zooals
de Khedive voorspeld hadmet eene weigeringhij
wenschte geene benoeming aan te nemen op voordracht
van oproerlingen. (1) Daarna schijnt men het over andere
personen eens te zijn geworden en werden ons de
namen van de nieuwe Ministers overgeseind. Is nu de
zaak in orde
Wanneer men Egypte eenvoudig aan zich zelf had
overgelaten zou met» zich van elke bemoeiing met
zaken van dezen aard kunnen onthouden en het aan
den Khedive overlaten om zich met zijn oproerige offi
cieren en den Grooten Heer te Konstantinopel zoo
goed mogelijk te verstaan of, slaagde hij daarin niet,
men kon zijn afzet:ing en de komst van zijn opvolger
rustig aanzien als iets dat alleen den Egyptenaren en
den Khedive aangaat. Maar in Egypte is de toestand
anders. Frankrijk en Engeland hebben daar de zaken
gezamenlijk geregelden orde gesteld op het hoogst
belangrijk punt der financiënbelangrijk niet alleen
voor de Egyptenaren en den Khedivemaar ook voor
al hun Europeesche schuldeischers en alle Europeesche
ondernemers en handelaren, die met Egypte, de Egyp
tische Regeering en de Egyptenaren te doen hebben.
Dat heeft heel wat moeite gekostniet alleen en mis
schien zelfs niet het meest omdat de Egyptische Re
geering met die regeling en de haar opgelegde voogdij
minder ingenomen was maar tevens omdat de beide
voogden het eerst met elkander eens moeten zijn. En
geland en Frankrijk zijn steeds zeer naijverig op el
kander ten aanzien van hun invloed in dit land der
oude Farao'sdat door zijn ligging altijd van groot
(1) Latere berichten melden dat Sjerif-Pacha ten slotte een
Ministerie heeft samengesteld.
gewicht is geweest en na de doorgraving der landengte
nog van veel grooter gewicht is geworden. Beide
Staten dingen er om den voorrang en bespieden elkan
ders handelingen met scherpen blik, c^dat niet de één
meer invloed krijgt of zich meer doet gelden dan de
andere. Veel was dus gewonnentoen me onderling
goedvinden een regeling was tot stand gekomen. Maar
wat baat al die zorgwanneer een soldatenoproer in
staat is de Regeering omver te werpenandere Mi
nisters te doen optreden en veranderingen te brengen
in de huishouding van den Staat, waarmee het teedere
punt der financiën zoo nauw samenhangt? Het spreekt
daarom wel van zelf, dat Engeland en Frankrijk zeer
ontstemd zijn over het gebeurdeen begrijpen dat
het zoo niet blijven kan. Het is mogelijkdat de
gevolgen van het geweldden Khedive aangedaan
voor Europa niet van groot belang zullen zijn maar
wat gisteren is gebeurdkan zich heden of morgen
herhalenen dan kunnen de door het oproer afge
dwongen veranderingen van oneindig meer gewicht zijn.
Alles staat dus op losse schroeven en de met zooveel
moeite verkregen organisatie blijkt een kaartenhuis te
zijn dat ieder oogenblik ineengeworpen kan worden.
Wel is er een Engelsche en Fransche controleur-gene
raal voor de financiën maar die beide heeren kunnen
den Khedive niet beschermen tegen de uitgetrokken
sabels zijner officieren en de kanonnen zijner soldaten.
Er is geen macht die de gevestigde ord« van zaken
kan schragen, wanneer het Egyptische leger, in p'aats
van de wet te helpen handhaven zelf aan d<; Regee
ring de wet stelt. Engeland en Frankrijk hebben zich
eenmaal met de zaken in Egypte ingelatenhebben
de zorg voor een betere regeling der financiën op zich
genomen, de invoering van internationale rechtbanken
bewerkt, en door dat alles een groote verantwoorde
lijkheid op zich geladen. Het land staat nu eenmaal
geheel onder hunne voogdij tal van groote belangen
zijn daarbij betrokken de voogden kunnen en mogen
en willen zich niet meer terugtrekken. Daarover zijn
zij het tamelijk wel eensdat er iets gedaan moet
worden erkennen beiden; maar wat moet er gedaan
worden Bestaat ook daarover reeds eenstemmigheid
Schaf het Egyptische leger af. Zoo klonk ééne der
eerste raadgevingen en inderdaadwanneer er geen
leger meer is, kan den Khedive ook niet meer door het
leger de wet worden gesteld. Maar de opmerking
ligt voor de hand, dat in dat geval de Khedive doo'r
elke andere samenscholing en bedreiging in het nauw
kan worden gebracht. Er zal toch altijd een macht
moeten zijn die de Regeering en de gevestigde orde
van zaken tegen geweld kan beschermen. Zal die
(Slot.)
„Aan den anderen kant'' ging Wolf voort, terwijl
Almer hem aankeek alsof hij vreesde iets te zullen
hooren wat Albert in zijne achting zou doen dalen
„zou mij de gedachte gekweld hebbendat de vader
mijner geliefde mijne werken misschien alleen daarom
uitgaf en betaalde, omdat hij den minnaar zijner doch
ter ondersteunen wilde. Ik heb mij zoo ver opgewerkt,
dat ik mij een zekeren naam verworven heb en ik zou
den roem dat ik door eigen arbeid en kracht, zonder
gunst hulp of protectie mij baan gebroken heb on
gaarne willen verliezen.
Een winst in de loterij eene onverwachte erfenis
hoe welkom mij zulke gunsten van het fortuin anders
ook zouden zijn wanneer zij nu kwamen, zouden
zij mij het genot vergallen van door mijn talent en
vlijt mij een bestaan gevestigd te hebben.
Dit is het doel van mijn eerzuchtdat misschien
een groote dosis ijdelheid in zich sluit, maar het sterkt
mijn kracht. Heeft mijn roman, waaraan ik nu werk,
het gevolgdat mijn uitgever er met zekerheid van
verwachtdaar hij overalwaar hij de eerste deelen
ter beoordeeling voorgelegd heefter een gunstig oor
deel over heeft hooren uitspreken, dan is mijn toekomst
verzekerd en waarborgt mij een contract met hem een
in geldelijk opzicht onbezorgd bestaan. Heb ik dit
verworven, dan kan ik mij een huiselijk geluk verschaffen,
zonder het van de luimen van het toeval, waaraan zelfs
ook kapitalisten onderworpen zijn, afhankelijk te zien 1"
Diep geroerd drukte Almer Wolf de hand. „Zoo
,cht mijn vader er ook over", zeide hij toen hij
züh van een onbemiddeld bediende tot uitgever op
werkte en eene firma vestigde, welke nu tot de eerste
van Duitschland behoort. Ik ben de zoon van een rijk
man ik heb den strijd met het leven niet gekend
maar juist daarom en om den triurnf, dien gij hoopt
te vieren, benijd ik u. Wat u uw uitgever zegt, is de
waarheid. Mijne redactie spijt het nu, nadat uw roman
een zoo grooten en verdienden opgang gemaakt heeft,
niet eerder met u in verbinding te zijn getreden en
uwen tegenwoordigen uitgever niet voor te zijn geweest.
Ik hoop dat gij u nog niet geheel verbonden hebt.
Gisteren ten minste zeideü gij niets hiervan."
„Ik ben, wanneer het bewuste contract doorgaat,"
antwoordde Wolf met eene van vreugde stralend ge
zicht „verplicht werk te leveren dat slechts in den
loop van het jaar een derde deel van mijn tijd inneemt,
zoodat elk aanbod in 't bijzonder van een firmaals
de uwe mij welkom zal zijn." Almer nam afscheid
nadat hij van Wolf do belofte had verkregen, dat deze
hem spoedig in zijn familiekring zou komen bezoeken,
hij zeide, dat zijne dochters zeer nieuwsgierig waren,
den man te leeren kennen, die zoo innemend en boeiend
schreef en gelijktijdig haar belang inboezemde omdat
hij zich waarschijnlijk met hare beste vriendin zou ver
loven.
Een purpergloed toog over Wolf's gelaat. „Nog
ben ik in hangen twijfel," antwoordde hij„mijn hoop
kon nog wel eens in rook vervliegen. Gisteren zeidet
gij mij zelf dat een vluchtige indruk niet voldoende
is om harten aan elkaar te binden."
„Zorg dan maar dat gij zoo spoedig mogelijk boven een
bezoek aflegt", antwoordde Almer, „maar ik wil duizend
tegen één wedden, dat gij geen blauwtje zult loopen."
VII.
Het vertrouwen waarmede Almer gezegd had, dat
Wolf's stoutste hoop geen teleurstelling te duchten had,
was wel noodig geweest, om Wolf den moed te geven,
daaraan nog vast te houden. Het scheen hem bijna
ongeloofeüjk toe dat Marie Bandier hem volkomen
vergeven laat staan zijne liefde beantwoorden kon.
Vergeven is geen vergeten. Men kan vergeven
maar dit is gewoonlijk slechts een dood woordmen
drukt hiermede een voornemen uit zonder meester van
zijn wil te zijn onwillekeurig komt bij de herinnering
aan eene beleediging ook de herinnering aan de ge
voelens boven die deze veroorzaakt heeft en bij de
minste aanleiding hebben die gevoelens invloed op ons
oordeel. Al had Marie Bandier hem vergevenal
schatte zij den dienstdien hij hare moeder in den
afgeloopen nacht bewezen had nog zoo hoog zoo was
toch het oordeel dat zij zich eenmaal over hem ge
vormd had dat hij namelijk in drift onbeschaamd
wasniet geheel en al weg te nemendit moest
op hare genegenheid wanneer zij die werkelijk koes
terde en Almer zich daarin niet vergist had invloed
uitoefenen.
Deze bedenkingen werden steeds sterker, naarmate
Wolf er meer over nadacht. In plaats van het natuur
lijkste aan te nemen dat Marie bij zich zelf zeggen
zoude dat ieder mensch zijn zwakke zijde en zijne ge
breken heeft en dat Almer zeker ook niet zonder goede
gronden hem blijde gemaakt had met het vooruitzicht Ma
rie's jawoord te zullen krijgen, verbeeldde hij zich dat Al
mer uit vriendschappelijke woorden van Marie gevolgtrek
kingen gemaakt had die zeer twijfelachtig konden zijn.
Zoo kwam hetdat hem de moed ontbrak boven een
bezoek af te leggen, ofschoon hij het beste voorwendsel
daartoe had in een vraag naar de toestand der zieke.
Hij stelde zich tevreden met zijn huishoudster daar
naar te laten vragenmaar hij zond daarbij telkens
een bloemenruiker en gevoelde zich gelukkig, dat die
aangenomen werd.
Zoo verliepen eenige dagen. Daar krijgt hij eene
uitnoodiging van Almer. „Ik moet u nog een stap te
gemoet komenschreef deze„heden zoudt gij onbe-