No. 123.
Drie en tachtigste Jaargang.
1881.
ZONDAG
16 OCTOBER.
Een belastingplan.
FEUILLETON.
io) Herfststormen.
Prijs der gewone Advertentiën
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
EERSTE BLAD.
Bij dit No. behoort voor onze abonnè's alhier de
dienstregeling' van het Postkantoor, aangevangen
15 October, die overigens a 10 cents verkrijgbaar
is. Aan abonnè's buiten de stad wordt die op ver
langen gratis toegezonden.
(PtTiciccl CScbccltc.
i.B B4.
VI.
AIKMAARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt Diasdag-, Donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80franco door
het gekeele Rijk f 1,
De 3 nummers 0 06.
Van 1—5 regels f0,75; iedere regel meer ƒ0,15.
Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen ter algemeene kennis, dat het IJKKAN TOORwe
"ens aan den iiker verleend verlofvan af heden tot en met
den 31 dezer voor het publiek zal zijn GESLOTEN.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
10 Oct. 1881. NUHOUT van"dee'VEEN.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR!
Gezien het verzoek van JASPER van 't WOUDT, schip-
ner wonende te Alkmaar, om langs de huizen der ingezetenen
eene collecte te mogen houden ter vergoeding der schade
door het vallen van twee boomen tijdens den storm van 14 Oc
tober 1881 aan zijn in het afgesneden kanaalvak gelegen vaar
tuig toegebragtzijnde dit vaartuig grotendeels vermeld
Overwegende dat hij door die ramp zijn middel van bestaan
verloren heeft
Besluiten
Aan genoemden JASPER van 't WOUDT toetestaan onder
toezigt der politie aan de buizen der ingezetenen eene collecte
tot voorschreven doel te houden op Maandag, 17 October 1881,
aanvangende des morgens te 9 uren.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
1 c net 1881. Re Secretaris,
15 uct. looi. NU HOUT VAN DER VEEN.
Mogelijk brengt dit opschrift bij sommigen onzer le
zers een glimlach op de lippen en ontlokt het zelfs
aan anderen enkele woordendie juist met ais een
goedkeuring klinken. De een denkt daarbij aan het
belegerd Parijs, dat belegerd bleef en zich ten slotte
moest overgeven ofschoon ieder generaal een plan van
verdediging had dat naar zijne meening stellig moest
slagen. De ander vreest op nieuw getuige te zullen
zijn van het schouwspeldat ook dit plan zal gebruikt
worden tot bestrijding van een ander plan, mogelijk
beter mogelijk even goed mogelijk ook minder goed,
maar dat nu eenmaal was voorgesteld en eenige kans
scheen te hebben van aangenomen te zullen worden.
Toch zullen spot en wrevel spoedig verdwijnen wan
neer men bespeurt dat de schrijver niet lichtvaardig de
pen heeft opgevatmaar zijn onderwerp heeft bestu
deerd en doordacht, voor hij zijn beschouwingen aan
het publiek ten beste gaf. Daarom verdienen ook de
bladzijden, die de Hoogleeraar Pierson in het laatste
nummer vau de Gids aan de hervorming onzer belas
tingen heeft gewijd de aandacht van allen die zich
met dit belangrijk onderwerp hebben be"ig gehouden.
Onder de bestaande belastingen komt in de eerste
plaats als onbetwistbaar rechtmatig de grondbelasting
voor door den schrijver een z a k e 1 ij k e belasting
genoemddie zich historisch heeft ontwikkeld uit de
rechten die vroeger den souverein werden toegekend
op den grond, en waarop de eigenaar bj den aankoop
van den grond heeft gerekend als op een vaste uitkee-
ringdie jaarlijks aan den staat moet worden opge
bracht. Waar de grondbelasting, zooals in ons vader
land vele jaren achtereen onveranderd is gebleven
geldt de opmerking dat er bij den aankoop van den
grond of bij de toebedeeling volgens schatting op ge
rekend is echter slechts in zooverre als de grondbe
lasting ook onveranderlijk op hetzelfde cijfer voor elk
afzonderijk perceel wordt gehandhaafd, niet wanneer zij
eenige verandering ondergaat, bj voorbeeld door herzie
ning van de belastbare opbrengst. De grondbezitter in
Nederland heeft er bij het verkrijgen van den eigendom
stellig niet op gerekend dat hij jaarlijks een zeker, zij
het onveranderlijk percentage van de zuivere opbreDgst
zou betalen alzoo een som die grooter of kleiner zou
zijn, naarmate de grond meer of minder opbracht. Het
is waar dat de mogelijkheid eener herziening van de
belastbare opbrengst bleef bestaan; en men zou kunnen
bewerendat bij die grond kocht of in zijn aandeel
nam op die mogelijkheid bedacht had moeten zijn en
dus ook had moeten rekenen cp de gevolgen van een
dergelijke herziening maar zeker is het, dat hij er fei
telijk niet op heeft gerekend. Nu men eindelijk tot
een herziening van de belastbare opbreDgst der grond
eigendommen, eerst van de gebouwde nu ook van de
ongebouwde is overgegaan brengt het feitdat deze
belasting zoovele jaren lang onveranderd is gebleven
eigenaardige bezwaren mede, die tot groot verschil van
meening aanleiding hebben gegeven. De wet die de
herziening ten aanzien van de gebouwde eigendommen
beval bepaalde tevens, dat het gezamenlijk bedrag dor
bestaande belasting op die eigendommen in het geheele
rijk over het gezamenlijk bedrag der herziene belast
bare opbrengst zou worden omgeslagenmet andere
woorden dat het rijk niet meer zou ontvangen dan
vroeger., maar dat voor elk perceel het aandeel in deze
belasting in evenredigheid zou worden gebracht met de
belastbare opbrengst dat is met de jaarlijksche on
zuivere huurwaarde. Op een dergelijke verandering
hadden de eigenaars van gebouwde eigendommen zeker
niet gerekend de een heeft sedert dat oogenblik iets
meer betaald dan het vroegere bedrag de ander had
het geluk met iets minder dan vroeger te kunnen vol
staan en daarop zeker had hij nooit gerekend zelfs
nooit durven hopen. Toen tot de herziening van de
belastbare opbrengst der ongebouwde eigendommen
werd besloten heeft men dan ook een dergelijke be
paling wijselijk weggelaten. Wel is aangenomen dat
de belasting, die van deze eigendommen na de herzie
ning zal worden geheven over het gezamenlijk bedrag
der herziene opbrengst zal worden omgeslagen maar
men heeft opzettelijk nagelaten te bepalen dat het
totaalcijfer der belasting onveranderd zou blijven. In
tegendeel is uitdrukkelijk bepaald dat het cijfer bij
de° wet zou worden vastgesteld. Men heeft dus de
mogelijkheid van een verhooging van de inkomsten der
schatkist uit de grondbelasting aangenomen en haar
zelfs als waarschijnlijk en billijk voorgesteld. Niemand
betwijfelt dan ookdat menwanneer de herziening
is afgeloopen inderdaad tot die verhooging zal over
gaan. Vermoedelijk zullen ook de gebouwde eigen
dommen in die verhooging deelen dat men die belas
ting niet al dadelijk heeft willen verhoogen toen de
herziening van de belastbare opbrengst der ongebouwde
eigendommen nog moest worden aangevangen is ver
klaarbaar maar wanneer ook deze herziening zal zijn
ten einde gebrachtzal het oogenblik zijn aangebroken
om de geheele grondbelasting, zoowel voor de gebouwde
als ongebouwde eigendommen te verhoogen. Men zaï
dus zoolang moeten wachten en inmiddels de grond
belasting laten zooais zij is.
Wat zal er moeten gebeuren met bet personeel
waarvan thans vier vijfden aan de gemeenten worden
uitgekeerd met deze rijksbelasting die omstreeks tien
miïlioen opbrengtmaar waarvan het rijk nog geen
twee millioen geniet Zal men ook het laatste vijfde
aan de gemeenten afstaan of de afgestane vier vijfden
van baar terugnemen Het antwoord op deze vraag
zal moeten afhangen van de keuze der nieuwe rijks
belasting, die men wil invoeren. Dat die nieuwe be
lasting moet komen is inderdaad geen kwestie^ meer.
Ieder is van haar noodzakelijkheid overtuigd. Zij toch,
die meenen dat zij niet reeds wordt geëischt voor de
noodzakelijk geworden versterking onzer rijksmiddelen,
erkennen evenwel de billijkheid om ook van de inkom
sten die tot nog toe onbelast zijn gebleven, belasting
te heffen. Alleen zij, die versterking van 's rijks mid
delen langs een anderen weg, door nieuwe en verhoogde
aecijnsen en invoerrechten wenschen willen van de
nieuwe belasting niets wetenmaar zouden zij zelfs
niet hare rechtmatigheid moeten erkennenwanneer
bij hare invoering de last van anderen verlicht wordt
Ook omtrent de vraag, welke nieuwe belasting ingevoerd
moet worden, is het verschil van gevoelen niet groot,
natuurlijk wanneer men de voorstanders van aecijnsen
en invoerrechten buiten rekening laat. Men moet nu
eenmaal kiezen tnssehen een directe en een indirecte
belasting heeft men de directe belasting gekozen, dan
luidt op de vraag: welke? het antwoord in zooverre
eenstemmigdat men het kapitaal in portefeuille, effec
ten en schuldvorderingen, of liever de vruchten van
De dag liep ten einde. In de fabriek dreunden en
ratelden nog de hamers en machinesuit de hooge
schoorsteenen flikkerden nog de vlammen ten hemel,
maar de bezitter van de fabriek wist, dat dit teeken van
rustelooze werkzaamheid weldra zou ophouden en door
zware zorgen ter neer gedruktzat hij aan zijn lesse
naar over de grootboeken gebogen en rekende, rekende,
tot hem het voorhoofd gloeide en de cijfers voor zijne
oogen begonnen te dansen.
De uitkomst zou altijd en eeuwig dezelfde zijn.
"Wanneer hij aan de eischen van de arbeiders gehoor
gaf, was in het vervolg geen solied en goed werken
in de fabriek meer mogelijk, hij zou zijn zaak dan moe
ten drijven zooals zoo vele collega's die om de zeer
verhoogde productiekosten te dekken van dag tot dag
slechtere waren leverden en door de hoeveelheid zochten
te vergoeden wat er aan hoedanigheid te kort kwam.
Dat wilde en dat kon hij niet. Dus moest het lot
zijn loop hebben. Tegen morgen avond had men hem
met een werkstaking gedreigd, wanneer hij niet besloot
hun een loonsverhooging van tien procent en een uur
minder arbeid toe te staan. Dat de arbeiders zich be
zinnen en van hun besluit zouden afzien of bescheidener
eischen zouden stellen waagde Reimann niet te ver
wachten. De arbeiders wisten zoo goed als hij welk
een verschrikkelijk verlies hij door zulk een stilstand
van de fabriek leed en daarop hadden zij hun plan
gebouwd. Het was hun op andere plaatsen in den laat-
sten tijd slechts al te dikwijls gelukt.
Langzamerhand sloop de twijfel in zijne ziel. Zou het
niet voordeeliger zijn aan den druk der omstandigheden
toe te gevendan ze moedig te weerstaan Aan de
eene zijde de werkstakingdie den fabrikant zoowel
als den arbeiders groote verliezen kon berokkenen, aan
de andere zijde de meest gewetenlooze en wilde specu
latie de oprichting van tallooze fabrieken die zonder
middelen voor het oogenblik groote zaken dreven en
een ongehoorde overproductie op elk gebied te voor
schijn riepen, die weldra een algeheelen stilstand in dat
bedrijf na zich moest slepen.
Wie kon het hem kwalijk nemen wanneer hij niet
alleen wilde lijden, en hun voorbeeld volgde? Zeker
niemand maar zijn beter gevoel kwam hiertegen in
opstand en riep hem een krachtig neen toe. Ja, de oude
soliede firma Ferdinand Reimann, die zijn vader gesticht
en waaraan hij zijn geheele leven gewerkt had om haar
een waardige plaats in de maatschappij te doen inne
men zou even soliede blijven, als zij geweest was,
niettegenstaande de dwaze speculation zijner concur
renten en liever zal hij de fabriek sluitendan den
goeden naam zijner firma aan een tijdelijk voordeel ten
ofier brengen. Maar niet alleen de gedachten aan
zijnen vader en aan de eer van zijn eigen naam hiel
den hem van zulk een stap terug, ook zijn gezond
verstand zeide hem dat het niet veilig was van het
eenmaal ingeslagen pad af te wijken. Reimann zag
duidelijk in waarheen de wegdien de industrie
volgde, leidde en noodwendig leiden moest. Hij zag,
dat reeds haar hoogste toppunt bereikt haden een
val binnen korten tijd onvermijdelijk was.
„Neen zeide hij' vast besloten, terwijl hij zijn hoofd
oprichtte„neen ik wil niet afwijken van de principes
die mijn brave vader mij heeft ingeprent. Of ik zal
blijven staan of vallen ik wil het doen met het be
wustzijn, mijn plicht te hebben gedaan, mij zelf trouw
te zijn gebleven. Wat is er, Muller?"
„Ach mijnheer Reimanndat het zoo ver moest
komen zeide de oude opzichter, binnentredend, „had
ik toch nooit gedacht. Er is niets met de lieden uit
te voeren, zij houden onwrikbaar vast aan hunne nieuwe
ideën en willen zich niet laten overtuigen. Zij meenen,
dat de gulden tijd nu voor hen aangebroken isdat
zij slechts behoeven te grijpen om hem vast te hou
den en dat het wel dwaas van hen warewanneer
ze het niet deden."
„Dat is maar al te goed te begrijpen antwoordde
Reimann met een bitteren lach. „Hebben de kapita
listen de fabrikanten zelf het voorbeeld niet gegeven,
dat alle middelen goed zijnom winst te bejagen.
Staan er niet aan het hoofd van nieuwe firma's zelfs
adelijke hooggeboren heeren die het niet versmaden
uit den onzuiveren goudstroom te putten, die er tegen
woordig over ons land wordt uitgestort. Wat kunnen
wij dan van de arbeiders verwachten? Ik kan het hun
niet kwalijk nemenzij weten niet beter.
„Het mag zijn hoe het wilmijnheer Reimann
meende de oude hoofdschuddend „maar een goede
manier is het toch niet, waarop de lui de zaak nu aan
gegrepen hebben. Zij hebben het allen verdiend wan
neer zij van daag of morgen zonder werk zijn en honger
moeten lijden. Zij krijgen toch een mooi loon, bijna
eens zooveel als bij mijnheer uw vader. Kunnen zij
daarmede niet tevreden zijn? Vroeger moesten de men-
schen ook levenhadden zij ook kleeding en brood
noodig en nooit heeft een van ons toch honger geleden,
want uw vader zaliger was een brave manevenals
gij mijnheer Reimann. Maar du doen de lieden als
moesten z.j met dit loon verhongeren en omkomen.
Neem het mij niet kwalijk, mijnbeer, maar bet zijn
slechte kerels, die men aan de politie moest overleveren.
Over het gezicht van den fabrikant gleed een lachje,
dat de woorden van Muller onwillekeurig te voorschijn
riepen.
„Ja jamijnheer, het is toch zoo gij zijt veel te
goed. Ik ben in de fabriek sedert den dag, dat zij
werd geopend maar zulk een onhandelbaar volk als
dithebben wij nog nooit onder de arbeiders gehad.
Waar die nu zoo op eenmaal van daan komen, begrijp