No. 126.
Drie en tachtigste Jaargang.
1881
ZONDAG
23 OCTOBER.
Groote Veemarkt
Groote Paardenmarkt te Alkmaar,
Een belastingplan.
FEUILLETON.
Herfststormen.
Prijs der gewone Advertentiën:
Dit nummer bestaal uit twee bladen.
EERSTE BLAD.
^IBctëci (öcbecltc.
te ALIaMAIR,
op Maandag 7 November 1881.
Woensdag, 9 November 1881.
P O L I C I E.
1LKMAARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door
het geheele Rijk f 1,
De 3 nummers 0 06.
Van 15 regels 0,75; iedere regel meer ƒ0,15.
Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen ter algemeene kennisdat de heer D. POLL, heden
door hen is aangesteld tot waarnemend gemeente-ontvanger,
tengevolge van het overlijden van den heer J. van dek
Sluijsveer.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
22 Oct. 1881. De Secretaris,
NUHOUT VAN DER VEEN.
VERGADERING van den RAAD der gemeente ALK
MAAR, op Woensdag, 26 October 1881, des namiddags
ten 12ure.
Namens den Voorzitter van den Raad,
De Secretaris
NUHOUT VAN DER VEEN.
Ter terugbekoming is aan het Commissariaat van Polieie het
navolgende voorhanden: als: een kinderschoentje; Zes zakken
karweizaad; een gaspijp; een koperen horlogeketting; een stalen
knip, waaraan beursjeeen moiré boezelaareen wagensleutel
een zwarte handschoeneen schapenvacht.
li.
Hierover schijnt men het tegenwoordig vrij wel eens
te zijn aldus schreven wij in ons eerste artikel
datwanneer men althans geen heil wil zoeken in vrij
sterke verzwaring van accijnsen en inkomende rechten,
een nieuwe rijksbelasting noodig isen dat daardoor
getroffen moet worden het kapitaal in portefeuille de
effecten en schuldbrieven, hetzij dan met behoud, maar
tevens verbetering der patentbelasting, hetzij met op
neming van de vruchten door arboid verkregen in de
nieuwe belasting en afschaffing van de patentbelasting.
Maar hoe zal men daarbij handelen met de inkomsten
uit onroerend goed f Zal men die er buiten laten en
wachtentotdat ook de belastbare opbrengst der on
gebouwde eigendommen zal zijn herzien om dan de
grondbelasting voor gebouwde en ongebouwde eigen
dommen te gelijk aanmerkelijk te verhoogen Tot nog
toe schijnt deze meening die ook aan het voorstel tot
heffing van de rentebelasting ten grondslag lag do
heerschende te zijn geweesc. De heer Pierson komt
er tegen op. Het eigenaardig karakter der grondbe
lasting in aanmerking nemende, is hij van oordeel, dat
die belasting onveranderd behoort te blijvenvoor-
zooveel hare verhouding tot de belastbare opbrengst
voorzooveel de percentage der heffing betreftmaar
met behoud van dezelfde percentage moet veranderen
naar gelang de belastbare opbrengstdat is de zuivere
pacht of huurwaarde verandert. Altijd dus evenveel
percenten van de belastbare opbrengst, maar schatting
van die opbrengst op vaste termijnen, het zij dan van tien,
van twaalf of van vijftien jaar. De gronden die hij
daarvoor aangeeftverdienen zeer de aandacht, vooral
ook in verband met hetgeen door hem ten opzichte
van de zoo wenschelijke on zoozeer gewenscbte afschaf
fing der hypotheek-echten en der rechten op den over
gang van vast goed in overweging wordt gegeven.
Volgens de nieuwe schatting wordt voor de gebouwde
eigendommen thans aan het Rijk 52/io percent van de
belastbare opbrengst betaald. Voor de ongebouwde
beet het dat, de opcenten medegerekend bijna 11%
percent wordt betaald maar die berekening rust op
de schatting der belastbare opbrengst van vóór het jaar
1835 die sedert dien tijd niet is herzien. Wanneer
de herziening, waarmede men thans bezig is, zal zijn
tot stand gekomenzal vermoedelijk blijken dat niet
meer wordt betaald dan ruim 5% percent, misschien
nog minder. Wil men nu tevens tot de afschaffing
van de hypotheekrechten overgaan en de schatkist
schadeloos stellen voor het gemis van deze belasting
die éuim een millioen opbrengt, dan behoeft men slechts
de grondbelasting van gebouwde en ongebouwde eigen
dommen te bepalen op zes percent van de belastbare
opbrengst. Inderdaad daartegen zal wel geen grond
bezitter of landbouwer hetzij huurder of eigenaar, be
zwaar hebben. Maar betalen de groudeigenaars dan
n;et te weinig? Neen als de registratierechten op
den overgang van het vaste goed worden behouden
maar wil men die afschaffen en het betoog van de
wenschelijkheid daarvan is tje dikwijls geleverd om hier
nog eens herhaald te worden ja dan zouden zij te
weinig betalen, tenzij ook de vrachten uit de opbrengst
vaD den grond worden getroffen door de nieuwe rijks
belasting te gelijk met alle andere inkomsten. Is dat
nn wenschelijk of moet het gemis van de opbrengst
der overgangsrechten alleen gevonden worden uit een
verhooging van de grondbelasting
Er is reeds meermalen gewezen op den grooten, te
grooten schok, die door zulk een verhooging, bijna ver
dubbeling van de grondbelasting ten aanzien van de
tegenwoordige bezitters, zon worden veroorzaakt. Voor
de groote grondbezittersin wier familiën het goed
sinds jaren van ouders op kinderen is overgegaanof
die hun land hebben aangekocht als de veiligste en op
den duur door de rijzing der waardevoordeeligste
belegging van overgewonnen en opgespaarde gelden
zou dit bezwaar zeker niet onoverkomelijk zijn maar
de kleine grondeigenaars, de boeren-eigenaarswier
eigendom niet zelden zwaar met hypotheek is belast
zonden door een dergelijke verhooging zeer worden ge
drukt. Men noemt de grondbelasting een zakelijke be
lasting, in dien zin, dat zij kleeft op het goed en geen
rekening houdt met de lasten en schulden die op dat
goed rusten geen rekening houdt met de persoonlijke
omstandigheden van den bezittermet zijn gegoedheid,
noch met de inkomsten die bij van zijn land trekt. In
dit opzicht onderscheidt de grondbelasting zich van de
belastingen op andere bronnen van inkomsten. Bij de
behandeling der rentebelasting is gebleken dat de bil
lijkheid eischte voor het bedrag der rente die men
geniet af te trekken het bedrag der rente die men
betaalten een verbeterde patentbelasting zal tot be
ginsel moeten hebben dat zij geheven wordt van de
zuivere winst door den handel of het bedrijf verkregen,
zoodat ook daar verschil zal moeten worden gemaakt
tusschen den koopman, die met eigen kapitaal werkt,
en hem, die rente moet betalen van gelden, die hij voor
de uitoefening van zijn bedrijf heeft opgenomen. Maar
juist deze eigenaardigheid van de grondbelasting maakt
hare verhooging met een aanzienlijk bedrag te bezwaar
lijk. Moet zij als een zakelijke belasting beschouwd
worden dan moet zij ook schier op hetzelfde bedrag
worden gelaten. Toch is het zeer billijk, dat de grond
bezitter meer aan de schatkist bijdraagt, dan thans het
geval is. Welnu, men late de grondbelasting op de
eenmaal aangenomen verhouding tot de belastbare op
brengst b. v. 6 percenten heffe de nieuwe rijksbe
lasting ook van de inkomsten uit vaste goederen
zoowel als van de inkomsten uit effecten, schuldbrieven,
handels- of bedrijfswinst enz. De opbrengst der grond
belasting zal dan ten gevolge van de rijzing der waarde
van den grondmet behoud van denzelfden maatstaf
van heffing, bij elke nieuwe schatting stijgen en van
de inkomsten uit den grond zal daarenboven belas
ting worden geheven met inachtneming van hetgeen
door den eigenaar nan rente wordt betaald, voor hypo
thecaire schulden, volgens hetzelfde beginsel, dat bij de
belastingen op de andere inkomsten is aangenomen.
Wordt het geheele personeel aan de gemeenten af
gestaan, en worden de registratierechten op den over
gang van vaste goederen en het patentrecht afgeschaft,
dan zal de sehatkist jaarlijks een inkomst verliezen van
vijftien millioen. Om dat gemis te vergoeden zou vol
gens vertrouwbare berekeningen een algemeene inkom
stenbelasting dus ook van de winsten van handel
en nijverheid en de inkomsten uit vaste goederen
moeten worden geheven van twee of twee en een half
percent.
Na deze noodzakelijke uitweiding komen wij terug
op de vragen, waarmede wij de vorige week eindigden
is het verkieslijk de patentbelastingnatuurlijk verbe
terd afzonderlijk te behouden of verdient het de voor
keur haar op te lossen in de algemeene inkomsten- of
vermogensbelasting? De heer Pierson is voor het be-
13)
De a'dus toegesprokene zonk krachteloos in een stoel.
Eenige seconden lang hoorde men geen ander geluid
dan hare heftige ademhaling en het tikken der pendule.
Toen sprong zij weder op.
„Om Gods wil er is geen oogenblik te verliezen,
zij zijn reeds onderweg
„Wie is onderweg spreek, verklaar u, meisje,
nog weet ik niet wat ik doen kanom het gevaar,
waarvan gij spreektaf te weren."
„Ik ben de dochter van den waard uit „de roode
haan" in de benedenstadbegon Anna ademloos.
„De arbeiders kwamen heden uit de fabriek bij ons
om te overleggenwat zij zouden doen. Zij waren
woedend dat het hun niet gelukt was de fabriek te
doen stilstaan. De ergsten van allen zaten in de ka
mer van mijnen vaderzij wilden niet meer van onder
handelen weten en raasden schreeuwend dat men een
voorbeeld moest stellen als waarschuwing voor de andere
fabrikanten en met geweld een eind aan de zaak maken.
Hoe meer zij dronken, des te wilder en toorniger zij
werden bovendien waren er eenige onder, die de an
deren nog meer ophitsten. Mijn vader zij sloeg de
handen voor het gezicht en een krampachtig snikken
belette haar voort te gaan.
„Verder verder!" drong Emma met bleeke lippen.
„Ik was in mijn kamer zij is naast de achter
kamer ging Anna voort„en ik kon elk der luid
gesproken woorden verstaan. Sommige wilden mijnheer
Reimann teekenen voor zijn geheele leren. Wanneer
hij verder laat werken is onze geheele onderneming
naar de maan riepen de anderen. Doodslaan moeten
wij hemdien hondZij waren allen dronken dat
hoorde ik aan de stemmen, sommigen deden den voor
slag, mijnheer Reimann op te wachten en te overvallen,
wanneer hij terugkeerde en toen schreeuwde zij allen
„hoera en wapenden zich met bezemstokken en lat
ten o God mevrouw zij zijn reeds onderweg
„En waar waar willen zij hem afwachten sta
melde Emma.
„In het Hermsdorffer bosch daar waar de weg zich
verdeeltzij weten dat mijnheer daar voorbij moet
een vreeselijke angst overviel mij en daarom ben ik
bier naar toe geloopen zoo als ik was ik wist geen
andere raad."
De jonge vrouw legde de hand op het hart. Dus
was hare vrees niet geheel zonder grond geweestde
schrikbeelden hadden nu een duidelijken vorm aange
nomen. Doch er was geen tijd voor bedenken meer,
er moest gehandeld wordenmisschien hing aan
één minuut het leven van haren geliefden man. Blik
semsnel schoten de gedachten haar door het hootd.
Het rijtuig te laten inspannen duurde te lang en zij
wist niet wanneer Ferdinand van de fabriek afreed.
Misschien was hij reeds onderweg nu nu reeds
aangevallen door degenen die op hem loerden.
„Neen riep zij „en zelfs, wanneer er tijd genoeg
voor waszouden de ellendelingen die mijn rijtuig
kennen het laten voorbij gaan Zij ging handen
wringend een paar maal de kamer op en neêr. Ook
Frits kon zij niet sturenwant de arbeiders kenden
hem.
„Ik zal zelf gaan riep zij
Zij greep de bel en schelde heftig. De bediende en
het kindermeisje kwamen binnen.
„Adèle, geef mij mijn regenmantel, vlug! Frans, gij
zorgt er voor, dat gedurende mijne afwezigheid niemand
in huis komt, niemand! Frits moet de poort stevig sluiten."
Vervolgens wendde zij zich in de hoogste opgewon
denheid tot Anna.
„Ik dank u meisje. Blijf hier tot ik terug kom.
Gij zijt doornat en vermoeid."
„Neen neen protesteerde Anna „ik moet naar
huis, vader zal mij vermoorden wanneer hij bemerkt,
waar ik geweest ben."
„Nu ga dan. Hoe heet gij?"
„Anna Hempel."
„Nogmaals, ik dank u en zal u niet vergeten."
Na deze in koortsachtige haast gesproken woorden
wierp zij den grijzen regenmantel omdie het kinder
meisje haar gebracht bad en trok de kap diep over
het hoofd. „Zoo zal men mij niet herkennen mom
pelde zijeen blik in den spiegel werpende.
Toen zij reeds van plan was de kamer te verlaten
wendde zij zich nog eenmaal om en liep naar den leu
ningstoel, waarop het kind nog altijd rustig sliep.
„Slaap gerustmijn kind fluisterde zij terwijl zij
een kus op zijne lippen drukte, „slaap gerust!"
Toen ijlde zij de verbaasde bedienden voorbij en ver
dween in den duisteren Novembernacht.
VIII.
Emma had aan het gevaarvolle van haren tocht tot
nu toe nog niet gedacht. Alleen het denkbeeld haar
man uit de handen van moordenaars te redden be-
heerschte haar en aan dit verlangen had zij blindelings
toegegeven.
Ook nu nog als zij zoo snel als hare krachten het
toelietenden weg naar de fabriek volgdewas het
slechts eene gedachte, die haren geest bezighield, en
die geen plaats voor anderen overliet
„Moge ik nog ter rechter tijd komen Hare bleeke
lippen herhaalden dit onophoudelijk, als zij tegen den
stroomenden regen kampendden welbekenden weg
volgde. Hoe menigmaal was zij haren echtgenoot
's avonds tegemoet gegaan tot aan den kruisweg. Daar
in het dichtste van het bosch had zij zich verborgen
gehouden tot zij den hoefslag van zijn ros vlak in de
nabijheid hoorde, om hem dan met een schertsend
woord tegemoet te loopen en den teugel van zijn paard