Jnge«<*«bcu stukken.
Stabö-ficricfttcu.
Aan de Redactie der Alkmaarsche Courant.
Geachte redactie! De spreuk van het Alkmaarsche
Genootschap Pbysica, Nemo solus satis sapitis helaas!
ook toepasselijk op de leden der redact'e van nieuws
bladen die eigenlijk van alles verstand zouden moeten
hebben', omdat het publiek van hen vordert, dat zij
van alles verslag geven. Gelukkig zijn de meeste ver
slaggevers handiger, dan de steller van de allerwon
derlijkste mededeelingen die uwe courant geeft van
de door mr. Eaber en mij op 22 dezer voor het Hof
te Amsterdam uitgesprokene pleidooijen in de zaak van
den polder Overdie en Achtermeer tegen een der in
gelanden van den Klappolder. Én de feiten en argu
menten én de regtsbeschouwingen en middelen zijn
daarin zoodanig wedergegeven dat er slechts uit blijkt,
dat de steller er niets van begrepen heeft. Misschien
is de zaak voor niet-juristen buitengewoon duister, daar
ook het Nieuws van den Dag een geheel onbruikbaar
verslag heeft geleverd.
Daar uwe redactie van oordeel is dat de zaak voor
hare lezers belangrijk is wil ik gaarne de leiten zoo
als die zijnmededeelenmij uit den aard der zaak
van verdere beschouwingen onthoudendeomdat de
zaak nog niet door den regter is beslist.
De feiten zijn. In 1711 behoorde de Klappolder
niet tot het Overdie. Eenige ingelanden gezamenlijk
7 morgen 302% roeden lands in den Klappolder be
zittende contracteerden met den polder Overdie dat
die polder hun zoude vergunnen bun water door een
duiker onder de Bleekersloot door te laten afloopen in
de Achtermeer, waartegenover zij zekere verpligtingen
op zich namen onder anderen die om den duiker te
maken en te onderhouden. In latere jaren is de ge-
heele Klappolder, evenals de Kooimeer en de Rietmeer,
gebrsgt onder de bemaling van Overdie, als zooge
naamd „buitenland". Wat onder buitenland verstaan
werd blijkt uit het reglement van 1836. Eerst in 1865
werd dë Klappolder met gelijk regt opgenomen binnen
de grenzen van de Overdie en Achtermeer, en het
Algemeen Reglement op de Waterschappen in Noord
holland op dien polder toepasselijk gemaakt.
In 1875 en 77 herstelde en hernieuwde het polder
bestuur dien duiker, en vaardigde het tegen een ingeland
een dwangbevel uit tot betaling van zeker deel in de
kosten van herstelling en vernieuwing.
Dit dwangbevel was volgens den inhoud gegrond op
het contract van 1711.
In hoofdzaak komen nu de beweringen van de par
tijen hierop neêr. Het polderbestuur stelt, dat behalve
de contractanten van 1711 in latere tijden ook nog
andere ingelanden gelijksoortige overeenkomsten met
den polder hebben gemaakt, weshalve de polder zich ge-
regtigd acht de betaling van de kosten van den duiker
te vragen van alle ingelanden, wier voorgangersof die
zelf gecontracteerd hebben in den loop der tijden, en
daarnaar heeft de polder de som berekenddie zij van
ieder ingeland van den Klappolder vordert.
Daartegenover stelt de opposant tegen het dwang
bevel dat contracten met anderen gesloten hem niet
aangaandat als het contract van 1711 nog geldig
is dan de omslag alieen over de 7 morgen had moeten
geschieden waarvoor toen gecontracteerd is en wier
eigenaren dan nooit den eigendom van dien duiker
hebben verloren dat de invoering van het reglement
van 1865 inhoudende de bepaling, dat alle lasten bun
der bundersgewijze worden gedragen heeft doen ver
vallen alle bepalingen die een bijzonderen onderhouds-
last op eenige ingelanden deden drukken en dat zoo
men zich beroept op de algemeene beginselen van
waterschapsregt de duiker zou moeten worden betaald
door alle belanghebbenden dat is in ruimen zin uit
de polderkasomdat de duiker een deel is van den
molentogt in engeren zin door de direct belangheb
benden dat is behalve door alle ingelanden van den
Klappolder ook door de gemeente Alkmaaromdat
3 hectaren van den stads Hout door denzelfden
duiker bemalen worden. Van beide zijden worden
deze opvattingen ondersteund door andere regtsmidde-
len en beschouwingen die hoewel voor de aanhangige
procedure van gewicht, niet van algemeen belang zijn,
en daarom niet behoeven te worden medegedeeld.
Belangrijk schijnt mij deze questie zeker, daar de
vraag of, en zoo ja welke, oude contracten en toe
standen door de invoering van de nieuwe polderreglemen
ten zijn afgeschaft en gewijzigd, in de verschillende
polders in Noordholland zeer ongelijk en willekeurig
wordt beslist, maar zoo onbegrijpelijk komt zij mij niet
voor als uw verslaggever haar maakt.
Met de meeste achting Uw dienstw. dienaar,
A. P. de LANGE.
De heer J. M. Langewey kapelaan van de S.
Dominicuskerk is verplaatst naar Schiedam en wordt
alhier vervangen door den heer Swaters.
Den 25 heeft de eerste volksvoorlezing voor dit
jaargetijde plaats gehad. De heer Cohen Stuart hield
zijne hoorders bezig met het aanschouwelijk maken van
den invloed welke de zandverstuivingen op de vor
ming en verandering van den bodem in ons land en
inzonderheid op onze omstreken hebben uitgeoefond
hetwelk hem aanleiding gaf om in het tweede gedeelte
zijner rede te wjjzen op het recht en de verplichting
van den mensch om de natuur te beheerschen en zoo
veel mogelijk aan zijne belangen dienstbaar te maken
Vóór de pauze werd, bij monde van den heer Nuhout
v. d. Veen de zilveren medalje der Maatschappij tot
Nut van 't Algemeen overhandigd aan den stadswerk
man H. de Jong, wegens het redden van een kind
uit een der grachten alhier in April dezes jaars. Een
aantal luidruchtige knapen werden op verzoek van den
heer Stuart, die daartoe zijne voordracht afbiak, tot
genoegen van het belangstellend publiek uit de zaal
verwijderd.
Denzelfdeu avond bracht het muziekcorps der
schutterij aan zijnen kapelmeesterden heer J. M.
Ottoeene serenade ter eere zijner benoeming tot den
rang van tweeden luitenant.
Bij de halfjaarsche inspectie der brandweer, den
26 op de Paardenmarktwerd aan de manschappen
medegedeeld dat bij gevraagde hulp tot brandblus-
sching in eene buitengemeente alleen de bezoldigde
mauschappen met hunne spuiten mogen uitrukken dat
bij brand in de buitenwijken slechts 2 spuiten derwaarts
mogen gaan en dat bij afwezigheid van een comman
dant eener spuit de manschappen daarvan de bevelen
van andere commandanten moeten opvolgen. Van de
5 spuiten weiden die van het vrijwillig corps „Kracht
en Vlugheid" en de beide oude spuiten beproefd.
De bekende hardlooper Dibbels heeft den 27 ook
in onze stad proeven van zijne merkwaardige vlugheid
afgelegd. In een kring liep h.j van de Korte Mient
langs het Waagplein het kleine plein over, de Hout-
til in om weder over het nieuwe plein denzelfden weg
tot 70 malen toe af te leggen. Hij liep een vol uur
zonder ophouden door, nu en dan met de grootst
mogelijke bedaardheid een sigaar aanstekende en gaf
tot besluit het bewijs van nog volstrekt niet buiten
adem te zijn, door een wijsje op de trompet te blazen.
De in één kring af te leggen afstand bedraagt 210
ellen zoodat hij in het geheel 14700 ellen heeft afge
legd. Den 28 zal hij, blijkens achterstaande advertentie,
op het Hof hetzelde herhalen.
A. s, zondag herdenkt de hier gevestigde afdeeling
der kunst en wetenschap bevorderende Maatschappij
V. AV. haar 60jarig bestaan.
GEMEENTERAAD.
No. 16. Zitting van AVoeusdag 26 Oct. 1881.
Voorzitter de Burgemeester A. Maelaine Pont.
Tegenwoordig aanvankelijk 11 later 13 leden. Afwezig
wegens uitstedigkeid de heer Conijn en wegens ambtsbezig
heden de heer Vertoeft.
De Voorzitter opent de vergadering, waarna
1. de notulen der vorige vergadering worden gelezen en
goedgekeurd.
2. Deelt de Voorzitter mede, dat op 20 October 1881 eenige
bij den storm op den 14 bevorens omver gewaaide boomen en
afgewaaide takken in het openbaar verkocht zijn voor t 438,10,
en dat gisteren voor afbraak verkocht zijn de van Cornelia
Kramer aangekochte perceelen voor f 480,
Voor kennisgeving aangenomen. Naar aanleiding eener vraag
van den beer JC. Koorn, of reeds alle boomen verkocht zijn,
wordt door den Voorzitter en den heer Bruinvis de Lange
medegedeelddat in de andere week nog eenige boomen ver
kocht zullen worden.
Zijn medegedeeld de sedert de vorige vergadering
ingekomen stukken.
3. Brief van Ged. Staten ten geleide der goedgekeurde 1"
suppleloire gemeente-begroot.ingdienst 1881.
Voor kennisgeving aar genomen.
4. Brief van den heer J. van der Sluijs Veer, namens de
familie houdende mededeeling van het overlijden van hunnen
vader en bebuwdvaaer, den heer L. van der Sluijs Veer, in
leven gemeente-ontvanger, op 21 dezer.
Voor kennisgeving aangenomen, na de mededeeling, dat
namens het gemeentebestuur een brief van rouwbeklag aan de
familie was verzonden.
Van Burgemeester en Wethouders.
5. Brief ten geltide van het op 11 dezer opgemaakte proces
verbaal van verificatie der kas en boeken van den gemeente
ontvanger. "Voor kennisgeving aangenomen.
6. Brief ten geleide van het op 22 dezer, 's morgens 9 uur,
in voldoening aan art. 118 der gemeentewet, opgemaakte pro
ces-verbaal van opneming der kas van den gemeente-ontvanger,
den heer J. van der Sluijs Veer, op den 21 overleden,'s avonds
half zeven, en mededeeling van hun besluit van den 22, waarbij
de heer D. Poll aangesteld is tot waarnemend gemeente-ontvanger.
Voor kennisgeving aangenomen nadat de Voorzitter had
medegedeelddat een voldoende persoonlijke borgtocht door
den waarnemenden ontvanger ten behoeve der gemeente was
gesteld.
7. Brief ten geleide eener nieuwe verordening tot regeling
van bet brandwezen, welke nieuwe verordening ontworpen is
door het collegie van brandmeesters en waaromtrent Burg en
Weth. met dat collegie in overleg zijn getreden. In het bege
leidend schrijven wordt toegelicht, waarom Burg. en Wetb.zich
met enkele voorgestelde wijzigiugen niet konden vereenigen.
Gesteld in handen der vaste commissie voor de verordeningen,
tegen welker overtreding straf is bedreigd.
8. Mededeeling, dat P. Brugmanaannemer van den bouw
der werken ten dienste der gemeente-reiniging voor 125400,
welke werken vóór of op 15 September 11. opgeleverd hadden
moeten zijn, in gebreke is gebleven met die werken, niettegen
staande herhaalde aansporingen, den noodigen voortgang te maken,
waaruit groot ongerief ontstaat voor den geregelden loop van
zaken bij de gemeente-reiniging: dat zij daarom den 18 dezer
besloten, genoemden aannemer bij deurwaardersacte in gebreke
te stellen en zijne borgen Jacobus Oldenburg te Bergen en Hen
drik Schuijt te Alkmaar uit te noodigen, dat werk over te nemen.
De naar aanleiding daarvan uitgevaardigde exploiten worden
ter kennisneming overgelegd. In afwachting van hetgeen ver
der geschieden zal, doen Burg. en Weth. deze mededeeling:
later zal door hen een voorstel worden gedaan tot vereffening
der kostenwelke het gevolg van dezen maatregel zijn.
Voor kennisgeving aangenomen.
9. Op voorstel van den Voorzitter gaat de vergadering ver
volgens over in eene zitting met gesloten deurenten einde
kennis te nemen van een alleen voor de leden bestemd stuk
en tot het aanhooren eener mededeeling.
Na heropening der deuren worden de ingekomen stukken
verder gelezen.
10. Adres van A. Couwenhovenlandman te Oterleek
waarbij hij kennis geeft, dat hij 14 dezer, 's namiddags 2 uren,
terugkeerende van de kaasmarkt, langs den Steeweg een boom
op zijn wagen kreegwaardoor ziin wagen gedeeltelijkzoo
niet geheelvernield is en l van de 6 door hem op de graan
markt aangekochte mudden tarwe verloren gingdat hij meent
aanspraak te mogen maken op schadevergoedingdaar het
voorzeker den Raad wel bekend zal zijn hoe slecht die oude
populii ren zijn, zoodat bij den minsten wind de weg niet zon
der gevaar bereden kan worden. Hij wijst er opdat het nu
gebeurde nog met geld te herstellen ismaar dat hij en zijn
zoon te pletter zouden zijn geweestzoo hij niet het geluk
had gehadeen snel paard voor den wagen te hebben. Hij
vraagt ernstige overweging dezer naar zijn inzien billijke klachten.
11. Verzoek van B. W. Pallemanswinkelier alhier, om
vergunning tot het leggen van ijzeren buizen in gemeentegrond
tot afvoer van vuil- en hemelwater uit zijne perceelen aan de
Oudegracht, wijk D, nos. 2, 3 en 4, naar bet water dier gracht.
Nos. 9 en 10 gesteld in handen van Burg. en Weth. om
bericht en raad.
Zijn in behandeling genomen de volgende voor de leden ter
lezing gelegen hebbende stukken.
12. Voorstel van het lid, den heer rar. A. P. de Lange,
om voor zooveel noodig met vernietiging van het raadsbe
sluit, om op den trap van het stadhuis twee lantaarns te plaat
sen alsnog te besluitenop den gerestaureerden trap aan
te brengen 4 heraldische leeuwen. Dit. voorstel is vergezeld
van de volgende memorie van toelichting.
Het raadsbesluit tot verandering der trap vóór het stadhuis,
had ten doeldien trap in stijl overeen te brengen met den
gevel.
De niet onbelangrijke kostenhieraan verbondenzouden
niet gerechtvaardigd zijn zoo door het aanbrengen van niet
bij den stijl passende detailszooals de voorgestelde lantaarns,
de harmonie van het geheel werd verstoord. De vernieuwing
van de hechte bestaande trapbalustre zou dan doelloos gewor
den zijn.
Het aanbrengen van verlichting, zoo die noodzakelijk mocht
worden geachtkan gemakkelijk op andere wijze geschieden
dan door de aangenomene, bijvoorbeeld door plaatsing der lan
taarns aan de huizen der overzijdeaan het niet vernieuwde
gedeelte enz. Lantaarns, zooals de ontworpene, kunnen niet
worden gemaakt zonder storend te werken.
In de bouwkunst worden de vormen, behalve door algemeene
wetten der schoonheid en evenredigheid, bepaald door het doel
en het materieel.
De behoefte voorziening in de verlichting door gas," is
aan den stijl van Alkmaar's raadhuis even vreemd, als het
materiaal //gegoten ijzer/*.
I. Verlichting door gas. De noodzakelijkheid om de gas
leiding zóó aan te brengen, dat het licht naar alle kanten
kan uitstralenis voor de constructie der lantarens zoo over
wegend evenals de eischdat het licht naar beneden gereflec
teerd wordt, dat alle gaslantaarns, waar en door wie ook
ontworpeneen duidelijk herkenbaar en gemeenschappelijk type
moeten hebben.
II. Het materiaal. In den stijl past alleen het gebruik van
geslagen ijzer; voorbeelden van kolommen van gegoten ijzer
zijn den voorsteller onbekend.
In opdracht van Burg. en Weth. is door den gemeente-ar
chitect een lantaarn ontworpen. Gaarne brengt bij hulde aan
den kundigen ontwerper, maar vermoedelijk zal deze de eerste
zijn om te erkennendat het modelhoewel geteekend naar
gothisohe motieven, dat eener geheel moderne lantaren is. De
gekoppelde kolommen van den standaard zijn ontleend aan
steenhouwerswerken zij zullen in ijzer uitgevoerd en groen
of bronskleurig geverfd een geheel ander effeet makendan
de steenen kolommendie zij nabootsen.
De uiteinden der roeden van de lantaarn zijn versierd met
figuren, zonder twijfel aan de gothiek ontleend, maar die
met groote vrijheid van dakgoten op een lantaarn zijn over
gebracht.
De kruisbloem, die het geheel afsluit, is een bekend motief,
maar op geheel ongewone wijze aangebracht.
Het bovenste gedeelte van de lantaarn vormt eene pyramide,
waarvan de hoogte (op het oog af) minder bedraagtdan
de straal van den oin het grondvlak beschreven cirkelalzoo
een zeer lage, breede pyramide, waar de kruisbloem bovenop
staatterwijl in de gothiek de kruisbloem de gewone afsluiting
is van zeer slanke pyramidenwaar zij niet bovenop staat
maar waarvan zij deel uitmaakt, zoodat zy bijna geheel
valt binnen de begrenzende vlakken.
Zijne bedoeling is nieteene kritiek te leveren op het werk
van den architectdie zeker de meest bevoegde is, maar alleen
om te doen ziendat de opdracht iets vroegdat onmogelijk
is, dat een gegoten ijzeren gaslantaarn in een stijl, die noch
gegoten ijzer, noch gas gekend heeft, een even onmogelijk ding
is als eene gothische locomotief.
Het voorstel tot het plaatsen van vier heraldische leeuwen is
o a. gegrond op het voorbeeld van de kanselarij te Leeuwarden.
Met algemeene stemmen wordt besloten het voorstel in over
weging te nemen.
Na eene korte bespreking, waarbij blijkt, dat de 4 voorge
stelde leeuwen f 1000,zullen kosten en waarbij de heeren
HellingStoel en Kraakman zich deden kennen als voorstan
ders voorloopig van hel maken van 2 nieuwe leeuwen boven
op den trap en van het plaatsen der 2 aanwezige leeuwen be
neden wordt met 7 tegen 5 stemmen van de heeren Helling,
Kraakman, Stoel, H. J. Bruinvis en den Voorzitter het voor
stel aangenomen.
Van Burgemeester en Wethouders.
13. Voorstel om van den post voor onvoorziene uit
gaven in de gemeente-begrooting voor 1881 een bedrag van
963,09 af te schrijven en over te schrijven op den post ui t-
keering aan het rijk voor het aandeel dezer
gemeente in de kwade posten, geraamd op f 2000,—,
aangezien dat aandeel over 1878 voor de grondbelasting en
over 1878/79 voor de personeele belasting blijkens ontvangen
mededeeling 2963,09 bedraagt. Aangenomen.
14. Voorstel om de vaste bezoldiging van den door de ge
meente aan te stellen schatter van huurwaarden der localiteiten,
waarin sterke drank in het klein verkocht wordt, te bepalen
op f 100,en hem tevens voor elke te verrichten schatting
toe te kennen de som van 0,50deze laatste bepaling om
bij den schatter den noodigen dienstijver levendig te houden.
Aangenomen.
15. Brief ten geleide van het door den gemeente-architect
uitgebrachte rapport omtrent de schadedoor den storm van
14 Oct. 11. toegebracht aan de onder zijn beheer staande ge
meente-bezittingen. Uit dien staat blijkt, dat de schade be
draagt aan: het Stadhuis f 180, den Waagtoren 3het
Waaggebouw f 65 den Doelen f 85, de Tusschenschool t 40,
de Onderwijzerswoning bij de armenschool 10, de Burger
avondschool 24de Stadsapotheek f 2,50de Burgerschool
en woning 10 de Meisjesschool f 5, de Onderwijzerswoning
tusschenschool f 2, het Kantoor van Waarborg 10, de
School (Keetkolk) 35, het IJkkantoor f 10, de Woning van
den heer de Gelder f 50, de Timmerwerf f 15, de Woning
van Bolten f 2, het Pakhuis op de Laat f 20 den Stations
weg 3de Brug bij de Brillensteeg f 1 de Brug over het
Verdronkenoord 1 de Willemsbrug f 70.
Verder dat de stal aan de Zes Wielen onder Oudorp geheel
omvergewaaid is en dat 3 zijden van het dak der woning en
2 schoorsteenen zoo gehavend zijn, dat geheele vernieuwing
noodzakelijk is. Een nieuwe stalzooals de omgewaaide
23 M. lang, zou 2600,kosten; werd zij 12 M. lang,
dan f 1280,De commissie van bijstand, in wier handen die
staat om bericht en raad werd gesteldis van gevoelendat
alle schade, aan de gemeentegebouwen ontstaan, uitgezonderd
die aan de Zes Wielen, door den onderhoudsaannemer moet
worden gedragenin verband met de in het bestek opgenomen
bepalingdat alle schade, doorstorm ontstaan,
door hem moet worden hersteld.
Het gaat naar hare meening te ver om tot de verplichtingen
van dien aannemer te rekenen het stichten van een nieuw ge
bouw in plaats van een, dat gedeeltelijk ten gevolge van bouw
valligheid geheel omver gewaaid iswel zou hij verplicht
zijn de gaten in het dak der woning weder dicht te maken.
Na het gebouw opgenomen te hebbendeelt de commissie
echter het gevoelen van den architectdat een op die wijze
uitgevoerd herstel een geheel onvoldoende maatregel zou zijn
en er allezins gevaar zou blijven bestaandat bij eenigzins
zwaren wind het geheele dak bezweek. Om nu het dak te
laten herstellen op hetzelfde oogenblik, waarop tot vernieuwing
wordt besloten zou een geheel nutteloos werk zijn. Op dien
grond alleen stelt zij voor, den aannemer van die verplichting
te ontslaan en te besluitenvoor rekening der gemeente die
niet voor uitstel vatbare herstelling uit te voeren zullende
kosten /1296,welk werk dan ook in verband met de overige
werken afzonderlijk kan worden aanbesteed. Het maken van
een nieuwen stal is ook niet voor uitstel vatbaar, daar de
pachter voldoende gelegenheid moet hebben tot. stalling van
paarden. Na raadpleging met den bewoner acht zij echter eene
stal van 15 Meter voldoende, eene uitgave zullende vorderen
van f 1600,Wat de schade aan de bruggen betreft, merkt
zij opdat het bestek niet inhoudtdat het herstel van schade