No. 135. Drie en tachtigste Jaargang. 1881 ZONDAG 13 NOVEMBE R. De domeingoederen bij Breda. FEUILLETON. 5) Het rif van Kitty Hawk. Prijs der gewone Advertentiën Dit nummer bestaat uit twee bladen. EERSTE BLAD. #fóciëcl (öcbscltc. Patenten. Eerste Afdeeling. ALkMAARSCHE COURANT Deze Courant wordt Dinsdag-, Dondördag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar 0,80; franco door het geheele Rijk 1, De 3 nummers O 06. Van 15 regels ƒ0,75; iedere regel meer ƒ0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS- TER ZOON. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter algemeene kennis, dat in den loop van het jaar 1882 de volgende straten vernieuwd of hersteld zullen worden: de Boelenstraathet Achterfnidsende Hekelstraathet Zeglis, de Voormeer van den hoek hij het Raaksje tot de brug over de Singelgrachthet Raaksje, Zevenhuizen van de brug over de Geest tot de brug over de Singelgrachtde Lombardsteeg van de Ramen tot den Koningsweg en de Koordam, terwijl bestraat zal worden de Baanstraat. Zij noodigen daarom allen, die in die straten riolen buizen of gazleidingen wenschen te leggen of te herstellen, uit, daar toe zoo spoedig mogelijk overtegaan, daar zij besloten hebben, zoodra genoemde straten vernieuwd of hersteld zijngeene vergunning tot bet opbreken daarvan te verleenen voor bet verrigten van bedoelde werkzaamheden. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. MACLAINE PONT. 7 Nov. 1881. De Secretaris NUHOUT VAN DER VEEN. GEMEENTE-REINIGING. Te koop ongeveer 100 stère (kub. el) compost of straatmest, liggende op het terrein van de gemeente-reinigiDg te Alk-naar, onmiddelijk aan bet Noordhollandsch Kanaal. Ge gadigden worden verzocht den prijs per stère, dien zij voor het geheel of een deel daarvan wenscben te besteden vóór 22 No vember a.s. schriftelijk optegeven bij den directeur der ge meente-reiniging of ter gemeente-secretarie. De gunning beeft plaats aan den boogsten inschrijver, behou dens het reeht om de gunning niet te doen plaats hebben. De mest moet binnen ééne maand na de toewijzing wegge haald en betaald worden. De PATENTEN aangevraagd in de maanden AUGUSTUS, SEPTEMBER en OCTOBER kunnen ter gemeente-secretarie worden afgehaald van 11 tot en met 25 November 1881. VERGADERING van den RAAD der gemeente ALK MAAR, op Woensdag, 16 November 1881des namiddags ten 12*/. ure. Namens den Voorzitter van den Raad, De Secretaris, NUHOUT VAN DER VEEN. PIETER SCHRAVERUSlaatst wonende te Landsmeer, wordt verzocht zieb ter gemeente-secretarie aantemelden. P O L I C I E. Ter terugbekoming is aan bet Commissariaat van Policie het navolgende voorbandeneen huissleuteleen kinderkouseen kinderschoentje, een paar kindermofjes, een paar kinderpan toffels, een wit ramschaap, een portemonnaie waarin eenig klein geldeen jong varken (big). De dood van Z. K. H. Prins Prederik der Neder landen heeft voor ons land finaneieële gevolgen, voort spruitende uit gebeurtenissen van zeer oude dagteeke- ning. Bij de wet van "25 Mei 1816 (Staatsblad n°. 25) werden namelijk aan den thans overleden Vorst de domeingoederen overgedragen gelegen in de rentambten van Breda, Niervaart, Oosterhout, Steenbergen, Zeven bergen en Zwaluwen „cm door hem en zijne wettige mannelijke afkomelingen volgens het recht van eerst geboorte te worden bezeten, doch zonder dezelve immer of uit eenigen hoofde te kunnen vervreemden, verpan den of bezwaren." De zuivere opbrengst dier domeinen beliep toen ongeveer 190,000 maar Prins Prederik zou daarvan niet eerder het genot hebben dan wanneer zijn oudere broeder de Prins van Oranje, wijlen Koning Willem II den troon zou bestijgen. Tot zoolang zou den de goederen ten bate des lands op gelijken voet als de overige staatsdomeinen worden beheerd om daar mede weer hereenigd te worden ingeval Prins Pre derik zonder wettige mannelijke nakomelingschap kwam te overlijden, of zijn mannelijke nakomelingschap mocht uitsterven of wel wanneer deze Prins of iemand zijner nakomelingen de kroon der Nederlanden mocht erven. Deze inkomsten werden den tweeden zoon van Koning Willem I door den Nederlandsehen Staat toegekend als „schadeloosstelling." Laat ons zien waarvoor en op welken grond. Het geslacht van Nassau, uit Duitschland afkomstig, bezat aldaar sinds eeuwen belangrijke goederen waar van reeds in 1255 een verdeeling plaats had tusschen de broeders Walram en Otto welke laatste de stam vader is der Prinsen van Oranje-Nassausinds Prins Willem I zoo nauw met ons vaderland vereenigd, wel eer de Stadhouder der Vereenigde Provinciën sedert 1815 Koningen der Nederlanden. Toen in 1806 het oude Duitsche Rijk ophield te bestaanwerden den Prins van Oranje zijne Duit3ch9 erflanden ontnomen maar in 1813 en 14 ontving hij ze weder terug, even wel niet om ze lang te behouden. Na den val van Napoleon moest Europa gerestaureerd worden. Er wer den oude staten hersteld en nieuwe gevormd. Een nieuwe regeling van de grenzen was noodzakelijk. Iedere mogendheid was hierbij natuurlijk op winst bedacht en het kostte heel wat moeite ieder zooveel mogelijk tevreden te stellen. Tot de kleine landendie bij deze onderhandelingenruilingen en vergoedingen als pas geld gebruikt werden zonder dat daarbij op de wen schen en neigingen der bevolking werd gelet, behoor den zoowel de Nassausche erflanden als het Groot- Hertogdom Luxemburgtot 1795 een deel van de Oostenrijksche Nederlanden in dat jaar bij Frankrijk ingelijfd, en in 18L4 en 15 door de mogendheden ver overd. De Prins van Oranje in 1814 Koning Willem Ihad den 4 April het reeht van erfopvolging in zijne Duitsche erflanden opgedragen aan zijn tweeden zoon, Prins Erederik, op het tijdstip dat de Prins van Oranje zijn oudere broeder, later Willem II, de souvereiniteit der Vereenigde Nederlanden zou aanvaarden. Op het Weener congres kwam in dat alles weer verandering. Belgie werd met Noord-Nederland vereeDigd. Willem I stond al zijn Duitsche bezittingen aan Pruisen af, en Pruisen gaf ze voor het grootste gedeelte weer over aan Nassau. Tot schadeloosstelling werd voorts aan Willem I het Groot-Hertogdom Luxemburg geschonken, met de bevoegdheid om ten aanzien van de erfopvol ging voor dit gewest tusschen zijne zonen zoodanige schikking te maken als met het belang zijner monar chie en met zijne vaderlijke gezindheid zou strooken. Prins Erederik had toen zijn vader Je Duitsche erf landen afstond het vooruitzicht verloren om ooit als vorst over deze landen te regeeren. Willem I had hem thans tot zijn opvolger en Luxemburg kunnen aanwijzen, maar hij achtte het in het belang zijner monarchie het Groot-Hertogdom daarmede te vereenigen, en zoo werd het opgenomen onder de provinciën van het nieuwe Koninkrijk der Nederlanden. Zoo ging voor zjjn twee den zoon opnieuw het vooruitzicht verloren om eenmaal een kroon te dragen. Toen de Grondwet van 1815 tot stand kwam en daarbij de vereeniging van Noord- en Zuid-Nederland en Luxemburg tot één Koninkrijk haar beslag kreegwerd door de commissie uit de Staten- Generaaldie zich met dat werk bezig hield de op merking gemaakt, dat aan de Staten-Generaal moest worden overgelaten om, hetzij door overgifte van domei nen of op andere wijze aan 's Koniugs tweeden zoon zoodanige vergoeding voor te stellen als de „billijkheid" en de „erkentenis der natie" zouden voorschrijven. De wet van 25 Mei 1816 was van dat voornemen het gevolg. Bij deze wet werd overwogen „dat de eventuëele sou vereiniteit over het Groot-Hertogdom Luxemburg, het welk Ons in plaatse Onzer Nassausche landen afgestaan wasprins Erederik voor het gemis zijner uitzichten had kunnen schadeloos stellen en datdaar Wij het voor de algemeene belangen des Rijks oorbaar gevonden hebben het Groot-Hertogdom met hetzelve te vereeni gen en onder dezelfde staatswetten te brengende rechtvaardigheid vordertdat de bedoelde schadeloos stelling worde gevestigd op de goederen van den Staat, wiens inkomsten en macht door die vereeniging ver meerderd zijn." Er is wel eens beweerd, dat de domeinen in Noord- Braband bij het overlijden van Prins Erederikdie geene zonen heeft nagelaten, nochkleinkinderen in de mannelijke lijn zouden overgaan op zijne mannelijke afstammelingen in de vrouwelijke lijnalzoo op een zoon of kleinzoon van een zijner dochters. Die mee ning schijnt niet meer verdedigd te worden. De wets bepaling is eenvoudig en kort„om door hem en zijne wettige mannelijke afstammelingen volgens het recht van eerstgeboorte te worden bezeten." De uitdrukking mannelijke afstammelingen doet aanstonds en uitsluitend denken aan afstammelingen in de mannelijke Jijn, aan Eerst had zij hem niet begrepen. Opgegroeid op dit afgelegen stukje grondonder menschendie geen wetten kendenals die van kracht en ruw geweld scheen haar de strandroof als een natuurlijk recht der visschers toe. Wel had zij dikwijls de arme schip breukelingen betreurd maar wat kon zij er aan doen, wanneer iemand in den storm het leven verloor En wat de golven aan het strand spoelden was toch goed, dat hem toebehoordedie het met gevaar van zijn eigen leven aan de zee ontrukte en zij was zeer verwonderd hoe iemand daaraan twijfelen kon Dan's overredingskracht en de liefdevolle opmerk zaamheid waarmede zij naar zijne woorden luisterde waren noodig geweestom haar langzamerhand be ter in te lichten. Hij had haar er op gewezen hoe ia andere landen die hij in de laatste tien jaren be zocht had de menschen leefden hoe zij de strandroof verafschuwden en hoe hij zelf zulk een handwerk voor slecht en onmenschelijk hield. En toen zij hemof- Bchoon reeds half van de juistheid zijner beweringen overtuigdtoch gesmeekt had haar niet te verlaten tad hij zijn arm om hare schouders gelegd en teeder gekust en gezegd „Het moet gebeuren lieveik zou mij zelf verachten door deel te nemen aan datgene, wat ik voor nietswaardig houd slechts weinige jaren nog dan vertrekken wij van hier en ik kan voor altijd bij je blijven. Maak je niet angstigKate ik zal op een schip gaan dat alleen korte reizen maaktopdat ik dikwijls bij je kan komen. Is dat goed T' Weenend maar niet in staat, om hem terug te hou den had zij eindelijk toegestemd. Nu was hij weg buiten op de verraderlijke zeeen de jonge vrouw legde zich sedert dien tijd dag aan dag de vraag voor: zal ik hem weerzienzal hij het doelwaarnaar hij streeft, bereiken en zullen wij eenmaal gelukkig en te vreden ons nieuw tehuis bewonen op de kust van het vasteland hij en ik en ons kind Weder floot de wind huilend in den schoorsteen dat de vonken en de asch rondstoven en het blokhuis tot in zijne fondamenten trilde. Kate kromp ineen en drukte de hand op het hart. Zoo volgden de uren el kander op. Daar werd de deur opengerukt en John Raffles trad binnen geheel tot de tocht uitgerust. „Het is tijd Zeke zeide hij. Konks stond op, trok de waterdichte kiel aan zette zijn zuidwester op en greep een zwaren bootshaak die hij zorgvuldig uit den voorraad in den hoek uitkoos. Kate had met angstige blikken naar deze toebereidse len gezien. Toen trad zij op Konks toe en legde haar hand op zijn arm. „Ga niet naar het strand vader," zeide zij smeekend, „het is niet goed wat gij doeten het wordt mij zoo angstig om het hart. Ik moet altijd aan Dan denken, en het is mij alsof wij het in het geheel niet verdie nen dat hij ongedeerd terugkomtwanneer wij zoo gruwzaam de arme zeelieden behandelendie ook vrouw en kinderen hebben en die door onze schuld om het leven moeten komen." Konks zag met groote oogen half verwonderd half verachtelijk op haar neer, doch hij dnwde met zijn harde vuist bedaard hare hand van zijn arm en zeide kortaf: „Dwaasheden. Ga naar bedKate." Met deze woor den wendde hij zich naar de deur. „Vader!" riep zij dringend, „blijf toch thuis slechts voor van daag doe het uit liefde voor mij I" Hij sloeg volstrekt geen acht meer op hare woorden, en was reeds buiten waar zijne medgezellen met on geduld op hem wachtten. III. Het waren ongeveer een dozijn mannen, allen gekleed in de waterdichte kiel der zeelieden en met hooge laarzen, die tot aan de heupen reikten. De zuidwester, dat, wel is waar practischemaar volstrekt niet schilder achtige hoofddekselbedekte hoofd en nekzoodat de gebaarde en verweerde gezichten nauwelijks daaron der te herkennen waren. Een deel der visschers droeg lange zware bootshaken op den schouder of korte scheepsbijlen in de vuisten anderen hadden een bundel fakkels, gereed om oogen- blikkelijk ontstoken te worden onder den arm. John Raffles alleen maakte eene uitzondering. Hij leidde een oud mager paard aan den teugel, dat zoo ziek en afgeleefd wasdat het zich nauwelijks bij de krachtige windvlagen op de been kon houden. Op den kop van het dier was met touwen een scheepslantaarn beves tigd die bestendig op en neer zweefde daar zwak heid of ziekte het ellendige beest dwong, onafgebroken den kop van de eene naar de andere zijde te buigen. Misschien kwam het ook door de vergeefsche pogingen, die het dier aanwenddeom zijn onwelkome last af te schudden. Konks liet zijne blikken onderzoekend over de schaar glijdenen na een kort „voorwaarts.'" sloeg hij den weg naar het strand in. De overigen volgden hem de een achter den ander en zoo bewoog zich de stoet in een lange lijn langs het smalle paddat door de duinen naar beneden naar het strand voerde. Kate leunde onbewegelijk tegen de deurpost en staarde, de handen op het hart gedruktde vertrekkenden na, tot dat zij achter de duinen verdwenen waren. Haar gelaat was ernstig en zij had de lippen vast op elkan der gedruktwaardoor de merkwaardige gelijkenis met haren vader nog sterker uitkwam. Die zachte vrien delijke trek die nog voor kort haar gelaat verfraaide en het iets echt vrouwelijks gegeven had was geheel verdwenen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1881 | | pagina 1