fiuitenlimb. ftinticulanb. en de bescherming van handel en scheepvaart om de noordkust van Sumatra van ons behoorden uit te gaan en dat krachtiger tegen Atjeh moest worden opgetreden dan tot nog toe het geval wasvoor 's hands met eer biediging zijner onafhankelijkheid overeenkomstig de belofte van 1824„ofschoon" liet de Minister er op volgen „mag verwacht worden dat wij van die belemmerende belofte eerlang ontslagen zullen worden." Nog voor dit plaats bad bij het tractaat van 2 Novem ber 1871 kwam de controleur Krayenhoff aan boord van het stoomschip Djambi voor Atjeh met een brief van den Gouverneur-Generaal aan den Sultan waarin op nauwere vriendschapsbetrekkingen werd aangedron gen. Ofschoon aanvankelijk weinig ingenomenheid met dit bezoek aan den dag gelegd vrij hooghartige taal gevoerden tegen het verlangde ceremonieel bij de ontvangst van den vertegenwoordiger van het Neder- landsche gouvernement bezwaar gemaakt werdhad eindelijk de ontvangst volkomen naar genoegen plaats. Dit belette nietdat onze Eegeering weinige maanden later van het Britsche gouvernement bericht ontving dat Atjeh zich gewend had tot het koloniaal bestuur van de Straits-Settlements om raad en hulp tegen Ne derland. Bij de bezoeken van verschillende havens in de onderhoorigheden van Atjeh door de stoomschepen Djambi en Marnis werd door sommige radja's de wensch geuit om onder onze souvereiniteit gesteld en alzoo tegen hunne vijanden beveiligd te worden een verzoek, waaraan door ons niet kon worden voldaanzoolang wij op vredelievende wijze eene regeling van de zaken met Atjeh beproefden. Op aansporing van de Neder- landsche Eegeering om zoo noodig den Sultan van Atjeh aan het verstand te brengen, dat zijn belang en wellicht de onschendbaarheid van zijn rijk hem verboden zich langer te verzetten tegen het aanvaarden onzer goede diensten tot herstel en handhaving van vrede en orde in zijn gebied en onderhoorighedenwerd den 31 Augustus 1872 door den Gouverneur-Generaal be sloten tot dat doel een gezantschap naar Atjeh te zen den. Dit plan werd door allerlei omstandigheden ver traagd en bleef ten slotte onuitgevoerd, daar inmiddels zaken aan het licht kwamen die onverwachts lot een oorlogsverklaring leidden. BELGIE. De kamerzittingen worden in den laatsten tijd zoo slecht bezocht, dat de Voorzitter den 22 be sloot gebruik te maken van de hem bij het reglement van orde gegeven bevoegdheid om hoofdelijke oproeping te houden. Er bleken toen 58 van de 132 leden en dus 9 minder dan de helft tegenwoordig te zijn: de namen der afwezigen zonder reden werden opgeteekend en daarna werd de zitting gesloten. DUITSCHLAND. De Keizer is ongesteld. Hij mag zijne kamer niet verlaten en moet zich bepalen tot de afdoening der dringendste regeeringszaken. Op last van prins Bismarck is de keizerlijke bood schap, waarmede de Eijksdag geopend is, in alle prui- sische gemeenten aangeplakt gewordenwelke maat regel volgens de liberalen alleen strekt, om de gemoe deren in beweging te brengen, daar hij het voornemen zou hebben den rijksdag te ontbinden. In verband daarmede schijnen pogingen aangewend te worden om de drie groepen der liberale partij tot een te brengen. De Köln. Zeitung dringt op die vereeniging zeer aan. ENGELAND. Kicbard Cross, minister van biunen- landsche zaken in het ministerie Beaconsfield, zeide bij de opening eener conservatieve vereeniging te Stockfort, dat het plan der regeering, om verandering te brengen in het reglement van het Lagerhuis, ten einde paal en perk te stellen aan de zucht van sommige leden om noodeloos de beraadslaging te rekken en den geregelden gang van zaken te belemmeren den sleun der oppo sitie zou kunnen verkrijgen, wanneer de regeering zich ■tot voorstellen bepaalde, waarvan de strekking was, ver- nesota", nu achtentwintig jaren geleden. Maar wat gaat het mij ook aan Hij trok onverschillig de schouders op en nam zijn plaats aan het roer weder in. „Klaar, jongens, stoot van wal!" In hetzelfde oogenblik gleed, de boot weder tusschen de riffen door en verwijderde zichdoor gelijkmatige riemslagen voortgedreven snel van den oever. Op een duin stonden twee visschersdie aan de lan ding der jol en de komst der luitenant slechts weinig aandacht hadden geschonken, doch hunne opmerkzaam heid alleen op de kanonneerboot vestigden. De een een man van ongeveer vierentwintig jaar met ruwe trekken en blonde haren en baard, had een kort pijpje tusschen de lippen en rookte onophoudelijk door ter wijl de andere met een verrekijker naar de stoomboot keek. Het was een grijsaard. Een geheel witte baard, die door wind en zonnestralen een vuile gele kleur gekregen hadbedekte hem wang en kin en lange witte haren fladderden hem om de slapen. Op het bruine, magere gelaat hadden do jaren diepe voren gegroefd maar zijn gestalte was kaarsrecht en de beenige han den, die den verrekijker vasthielden, beefden niet. Lang stond hij onbewegelijk den verrekijker onafgewend op de boot gericht, tot deze zich na de terugkomst der sloep in beweging zette en zijn koers naar het zuiden vervolgde. Hij liet den verrekijker zakkenschoof hem met een ruk ineen en stak hem in den zak van zijn wambuisterwijl hij de diep ingezonken oogen die door bostelige wenkbrauwen overschaduwd waren op zijn medgezel vestigde. „Laat ons oppassen, Billde stoomboot daar is een van oom Sam's blaffers en heeft kwaad in den zin." De blikdie de visscher daarbij op de boot wierp had nog het vuur van een jongeling. „Des te beter," meende de ander lachend. „Honden, die blaffenbijten niet," „Toch wel een enkele maal," zeide de oude laconisch. „Bah Konkswij zullen ons toch niet door hem laten bang maken t"' Wordt vervolgd.) betering te brengen in de wijze van werken en weg neming der belemmeringen, welke aan de rechtmatige vrijheid der goedgezinde leden in den weg konden ge legd worden. Strekten die voorstellen om de vrijheid van spreken geheel aan banden te leggen dan zou de regeering daarvan eene partijzaak gemaakt hebben. Hij hoopte verder, dat de regeering eene vastberaden hou ding zou aannemen ten aanzien van het met Erankrijk te sluiten handelsverdrag en dat zij er op wijzen zou dat de rechten op de fransehe wijnen door haar verhoogd zouden kunnen worden, al verklaarde zij niet uitdruk kelijk dat daartoe zou worden overgegaan. Engeland was volgens hem gerechtigd tot het klagen over de door Erankrijk op engelsche wollen stoffen geheven rechten en over de premiën door Erankrijk aan zijne scheepvaart en zijne suikerraffinadeurs verleend. FKANKKIJK. In één der kiesdistricten te Lyon is de socialist dr. Susini candidaat gesteld bij de aan staande verkiezing voor een lid der Kamer. Hij is echter niet verkiesbaar, als veroordeeld en voor 5 jaren van zijne burgerrechten ontzet wegens het deelnemen aan eene vergadering ter eere van Jesse Helfmann eene der medeplichtigen aan den moord op den Keizer van Eusland. Het senaatslid Griffe trok den 24 zijn verzet tegen de verkiezing van de Voisins-Lavernière tot levenslang Senaatslid indoch stelde voor, de bepalingen ten aanzien der verkiezing van onafzetbare senaatsleden te verduidelijken. De verkiezing van de Voisins Laver- niére werd daarna afgekondigd. Kamek. Minister Al lain Targé diende een wets ontwerp in om voor Tunis een buitengewoon crediet op de dienst 1882 te openen. Loskroy stelde voor, eene commissie te benoemendie een onderzoek zou instellen naar de opheffing der octrooien. Bij de toelating der nieuw gekozen leden verdedigde bisschop Ereppel het recht der geestelijkheid om can- didaten van den kansel aan te bevelen. Minister Waldeck-Eousseau antwoordde daarop, dat de regeering verwachtte, dat de geestelijkheid zich strikt houden zou binnen de grenzen bij het concordaat aangewezen daar zij anders gebruik zou maken van de middelen door de wet te barer beschikking gesteld. De geeste lijkheid moest de grondwet eerbiedigen. Stormachtige toejuichingen volgden waarna de zitting gesloten werd. De commissie voor het fransch-italiaansche handels verdrag keurde 18 van de 20 artikelen goed. YEEEENIGDE STATEN. Guiteau bereikte den 22 het gerechtshof, zonder dat iets bizonders voorviel. Hij betuigde zijne tevredenheid over de door de politie genomen voorzorgsmaatregelen. Scoville zette zijne den vormen dag aangevangen rede tot verdediging van Gui teau voort. Volgens hem moest de aanklager besvijzen, dat Guiteau werkelijk bij zijn verstand was. Toen hij zinspeelde op de beweringdat hij zich krankzinnig hield, keerde Guiteau zich plotseling om, zeggende op zenuwachtigen toon: ik veins nooit. Ik vertoon mij zooals ik beu, gek of niet. Verder toonde hij aan, dat krankzinnigheid erfelijk was in Guiteau's familie. Zijn vader en vier van zijne tien ooms waren krankzinnig geweest. Hij verhaalde zijne geheele levensgeschiedenis van zijn vroegste jeugd af en deelde al de door hem uitgehaalde dwaasheden en fouten mede. Hij had o.a. de bijl eens opgeheven tegen zijne zuster, toen deze eenig hout kwam weghalen terwijl hij zich met houthakken bezig hield. De geneesheer der familie had hom toen een onschadelijk krankzinnige genoemd. Guiteau ontkende dit feit en viel zijnen verdediger herhaaldelijk in de rede; hij beweerde dat Scoville onwaarheid spraktoen hij hem een mislukten advocaat noemde. De feiten waren onjuist: met de door hem verkondigde leer be hoefde hij zich niet te bemoeien. De jury moest alleen zijne eigenaardigheden begrijpenomdat er menschen genoeg gevonden werden, die bereid waren onder eede te verklarendat hij werkelijk gek was. Overigens was hij zeer tevreden met zijne verdediging en riep telkens uitga voort, dat is eene zeer belangrijke en ware geschiedenis. Aan het slot zijner pleitrede wees Scoville op de godsdienstige overtuiging van Guiteau, op zijn vertrouwendat de Heer zijne schulden betalen zou en op den slechten uitslag van zijne lezingen en zijn schrijven. Onder de vele dwaasheden die Guiteau van tijd tot tijd deed hooren, was er eene van dezen inhoud, dat hij eene rechtszaak, waarmede hij 12500 had kun nen verdienen, had laten loopen, om den Heer te die nen en dat hij zich gelukkiger dan ooit gevoelde, toen hij zijne lezingen op straat verkocht, want hij werkte voor den Heer. Den 23 ving het getuigenverhoor ter ontlasting van den beschuldigde aan. Een geneesheer van Chicago verklaarde o.a., dat hij voor 4 jaren reeds aangeraden had, Guiteau naar een krankzinnigengesticht te zenden. Ten' slotte werd de verdere behandeling tot den 25 uitgesteld. Jones, die beschuldigd wordt van op Guiteau geschoten te hebben is op vrije voeten gesteld na het geven eener borgstelling van f 12500. ZDID-AFBICA. Volgens rechtstreeksc'ne berichten uit Kaapstad van den 1 had de goedkeuring der trans- vaalsche overeenkomst daar groote blijdschap veroor zaakt omdat men dit niet verwacht had. STATEN-GENEBAAL. Tweede Kamer. Door den heer Oldenhuis Gratama is op hoofdstuk VUB der staatsbegrooting een amendement voorgesteld, waarvan de strekking is om het kapitaal der muntbil jetten tot 15 miljoen te kunnen opvoeren. De aanvankelijke memoriepost in hoofdstuk IX der staaatsbegrooting voor het kanaal van Amsterdam naar de Merwede is thans, bij nota van wijziging, vervangen door 5 artikelen als aanleg f l,16o,000, jaarwedden 29000bureau- en locaalbehoeften f 6000, reis- en verblijfkosten f 5000, werkzaamheden van het uitbake- nen f 15000. Blijkens de thans openbaar gemaaktein comite- generaal gehouden beraadslagingen over den oorlog met Atchin vingen deze aan den 16 en eindigden zij den 20 April 1874. De volgende leden voerden daarbij het woord de heeren van Zuylen van Nyeveld van Lijn- den van Sandenburg GodefroiCremers Nierstrasz InsingerEabiusC. van Nispen van Sevenaer, Kuy- per, Schimmelpenninck v. d. Oye, Stieltjes en Haffnsuns, terwijl de heeren Bredius en van Houten zich in het debat over de al of niet openbaarheid der zitting meng den. Verscheidene meeningen werden geuit. Met kracht werd de houding der regeering verdedigd door den minister van koloniën Fransen van der Putte wiens rede ook eene opheldering gaf van de duistere eerste telegrammen, en door den minister van buitenlandsche zaken den heer Gericke van Herwijnen. De heer Godefroi verdedigde de rechtmatigheid van den oorlog op krachtige wijze evenals de heer Cremers. De heer Kuyper gaf de scherpste afkeuring van den oorlog. H.j stelde als motie voor„De Kamervan oordeel, dat uit de overgelegde stukken de onontwijkbaarheid van het aan Atchin op den 22 Maart gestelde ultima tum niet gebleken is, gaat over tot de orde van deii dag." Deze motie kwam echter niet in stemming. Zon der een besluit te nemen, eindigde de Kamer het debat in comité-generaalwaarbij in hoofdzaak drie onder werpen besproken werden: de noodzakelijkheid van den oorlog; de gevolgde politiek bij de oorlogsverklaring; en de vraag omtrent de tijdigheid van den oorlog, vooral in verband met den treurigen toestand der marine, die bijna algemeen scherp werd afgekeurd terwijl nog tal van ondergeschikte punten, o. a. het beleid der eerste expeditie tot bespreking aanleiding gaven. Den 24 is de post van 1 miljoenuitgetrokken tot verbetering van het westgat van Soerabayamet 42 tegen 19 stemmen toegestaan, en zulks met aanne ming, met 43 tegen 18 stemmen, van een amendement I van den heer Wichers waardoor de omschrijving van den post zoodanig veranderd werddat het crediet beperkt blijft tot de werken om de Solo-rivierdoor eene doorsnijding van 3000 ellen te doen uitmonden te Oenjong-Panga, en de noodzakelijkheid van het leg gen van een dam in de Straat van Maduravan Oed- jong-Piring naar het rif van Djamoeng, nader zal onder zocht worden. Tot de verlegging van den riviermond behoort ook het maken van eene geul van 7000 ellen door de banken. Een en ander vereischt over 2 jaren 2 miljoen ware tot behoud der diepte de dam waar omtrent deskundigen van gevoelen verschillen, noodig, dan zou 4 miljoen meer worden gevorderd. Op art. j 81 hoofdstuk II der indische begrooting aanleg en uitrusting van Staatsspoorwegen en stoomtramwegen f 6,192,900 is met 39 tegen 19 stemmen verworpen een amendement van den heer Keuchenius, strekkende om het artikel met f 220,000 te verminderen voor den stoomtramweg in Atchin. Het geheele hoofdstuk ia aangenomen met 54 tegen 13 stemmen. Den 25 is met 54 tegen 12 stemmen verworpen een amendement van de heeren Bastert Keuchenius en Heydenrijk op art. 6 van hoofdstuk I (uitgaven in Nederland), strekkende om het bedrag van f 810,000, algemeene kassen te verminderen met 7 ton uitge- trokken voor renten door Indie te betalen van eene I eventuëele leening tot dekking der indische tekorten;! en in verband daarmede in het ontwerp „middelen in I Nederland", in plaats van de 2 artikelen door den mi-1 nister voorgesteld (n.l. dat in het tekort door geldlee- I ning zal worden voorzien en intusscheu 25 miljoen I aangewezen als voorschot uit 's Eijks schatkist) te lezen, I dat een nader vast te stellen wet in het tenort zal I voorzien. De voorstellers meenden, dat de eenheid tus-1 schen de indische en nederlandsche financiën het plaat-1 sen van een rentepost voor een eventuëel te sluiten I leening op de indische begrooting verbood. Het amen dement was door verscheidene leden bestreden, alsmede door do ministers van koloniën en van financiën, o. a, omdat het in strijd was met het beginsel der comptabi liteitswet. Om in Indië zuinigheid te betrachten, waa het noodig dat het een deel der lasten droeg van eene te sluiten leening. Het hoofdstuk is aangenomen met 57 tegen 7 stemmen. Vervolgens zijn ook de hoofd stukkeu I en II, middelen in Nederiand en in Indie met algemeene stemmen goedgekeurd. Daarna zijn nog aangenomen met algemeene stemmen de ontwerpen tot onteigening voor de uitbreiding der station 's Graven- hage wan den Holl. spoorwegtot wijziging der om schrijving der art. 88 en 88 bis van hoofdstuk III der staatsbegrooting voor 1881 eindelijk tot afwijking van de regelen der gemeentewet nopens plaatselijke belas tingen te Hellevoetsluis met 47 tegen 7, te Middelbar- nis met 47 tegen 5, te Terschelling met 47 tegen 3, te Urk met 44 tegen 4 te Vlieland met 42 tegen 5, te Helder met 45 tegen 4 en te Veere met 44 tegen 5 stemmen. Een amendement van den heer v. d. Feltz om de vergunning voor Hellevoetsluis te bekorten van 1886 tot 1884 was met 29 tegen 21 stemmen verwor pen en daardoor zijn voornemen, om hetzelfde ten aanzien van de andere gemeente voor te stellen ver vallen. Den 28 komen de ontwerpen betreffende Alk maar, Hoorn Edam en Purmerende aan de orde. Bij kon. besluit van 22 dezer zijn benoemd tot heemraden van den polder Westzaan D. Peerebcom van den polder Katwoude C. Groot. Het barkschip Cornelis Smitden 28 Maart met eene lading stukgoed van Brouwershaven naar Soera baya vertrokken, is den 23 van Batavia te Brouwershaven teruggekomen, en heeft alzoo de uit- en tehuisreis m den korten tijd van 7 maanden en 25 dagen volbracht. De stoomtramwegdienst 's Hertogenbosch-Vugh is den 23 feestelijk geopend. Door het prov. bestuur van Noordholland is den 24 aanbesteed het driejarig onderhoud van de Oosten buitenhaven te Medemblik geraamd op 2000 p'ff jaar. Minste inschrijver daarvoor was de heer A. Laüj te Midwoud, voor 1 1648. J Het aan den Hoek van Holland gestrande stoona schip Mercurius was den 24 leeggepompt en drijvend! men zou beproeven het verder te lossen. Vervolg der binnenlandsche berUhten in het tweede bladl

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1881 | | pagina 2