fönit culaub over te brengen. De volgende telegrammen getuigen van groote bezorgdheid bij de Indische Regeering voor vreemde inmenginginzonderheid van Noord-Amerika. De Nederlandsche Regeering seint daarentegen, dat de Consuls van Italië en van Noord-Amerika geen vol macht bezitten voor dergelijke handelingen en aan hunne Regeeringen niets van de zaak bekend is; zij is op dit punt blijkbaar minder bezorgd. De Minister verwijst nog eens naar zijne aanwijzingen omtrent de houding die tegenover Atjeh moet worden aangenomen voor komende in zijn telegram van 18 Februari. Den 4 Maart luidde zijn raad Met den eisch van souvereini- teit zjj men voorzichtig. Eerst moest aan Atjeh naar behooren voorgehouden worden, hoe gematigd en billijk onze eischen warenen dat de houding van Atjeh het stellen van grootere eischen onmisbaar maakt. De Gouverneur-Generaal antwoordt, dat de erkennig onzer souvereiniteit hoog noodig is want dat anders niets zou zijn gewonnenmaar dat hij zal gehoorzamen indien hem wordt verboden dien eisch te stellen. „Wij mogen en willen uwe handen niet binden door een verbod," telegrafeert de Minister den 7 Maart, „maar meenen dat souvereiniteit of oorlog als eerste eisch een slechten indruk zou maken. Bij snel en krachtig optreden kan vooraf gaan het eischen, binnen gelijken termijn als de troepen kunnen worden verwacht, van voldoening en van waarborgen naar aanleiding van hetgeen geschied is. Bij onwil om den Gouvernements- Commissaris te ontvangen bij talmen ot weigering van waarborgen is oorlog onvermijdelijk, die van zelt zich oplost in souvereiniteit." „Geen andere waarborg is denkbaar dan de erkenning onzer souvereiniteitant woordt de Gouverneur Generaal„zonder haar heeft onze expeditie geen zin. Wil terstond stellige bevelen gevenof mij laten handelen geheel op eigen verant woordelijkheid." Wederom seint de Minister: „Ik twijfel of gij mijn telegram goed hebt begrepen. Daarin is juist gezegd dat oorlog zich van zelt oplost in sou vereiniteit. Ik heb ook geen bezwaar, dat erkenning van onze souvereiniteit uitvloeisel zij van onderhande ling maar de vorm van het manifest aan Atjeh be- heerscht den uitslag daar en den indruk lner bij de vreemde mogendheden. Souvereiniteit als eerste eisch in dat manifest is nooit noodig altijd bedenkelijk en kan ik niet goedkeuren." „Wil mij onverwijld zeg gen welken eisch ik dan stellen moet," luidt de tele gram uit Batavia. „Ik kan waarlijk geen anderen waarborg vindenen er is geen tijd meer te verlie zen." De laatste telegram uit den Haag vóór het vertrek der troepen van Batavia aldaar ontvangen be vatte de volgende inlichting „Ons verschil betreft in leiding en vorm maar die zijn hier van groot gewicht. Bij krachtig en spoedig handelen blijft het te meer van belangte toonen dat rechtvaardigheid en bedacht zaamheid ons leiden. Daaraan zou kunnen getwijfeld worden indien souvereiniteit, al moet die volgen, ruw weg op den voorgrond werd gesteld. Zoo iets schijnt even onnoodig als weinig gebruikelijk. Uitgangspunt zij dus gelijk in vroegere telegrammen is aangegeven, onze eisch om ophelderingrekenschap en voldoening voor hetgeen geschied is en waarborgen bij tractaat tegen herhaling en voor duurzame regelmatige betrek kingen. Verdere omschrijving van onze verhouding blijve overgelaten aan het tractaatvoor welks sluiting natuurlijk het aanwezen onzer macht is te benuttigen." Na de wisseling van deze telegrammenkwam de Gouvernements-Cominissaris den 22 Maart met vier schepen voor Atjeh en vertrokken denzelfden dag de troepen van Batavia. Uit hetgeen door ons is medegedeeld blijkt voldoende, dat de Atjehers zich sedert tal van jaren op eene wijze hadden gedragen, die in streken waar een Europeesche mogendheid de zorg voor orde en veiligheid op zich opend en een jong meisje van ongeveer zeventien jaar trad de kamer binnen. Het was eene slanke gestalte, met regelmatige fijne trekken en donkere oogen. De zwarte haren droeg zij in twee prachtige vlechten traps gewijze op het hoofd gewonden. De mooie Bob stond bij hare aankomst langzaam op en tuimelde haar een paar schreden te gemoetverrast bleet zij een oogen- blik staan en monsterde hem met eenen ernstigen blik van het hoofd tot de voeten. „Uw dienaar, mijn schoone schoone juffrouw", stamelde Bob. „Ik ben uiterst verheugd u te zien jauiterst verheugd." Hij verloor zijn evenwicht en eerst na herhaalde pogingen gelukte het hem weer op deu been te komendit oogenblik wilde bet jonge meisje zich ten nutte maken om langs hem heen te sluipen maar hij versperde haar met uitgebreide armen den weg. „Ik smeek u lieve Maggy blijf toch blijf toch een oogenblik. Mijn hart gloeit Hij legde met eenige inspanning de hand op de bonte das. „\Vat wilt gij?" vroeg Maggy kort en beslissend. „Laat me door Zij beproefde nogmaals hem voorbij te komen, maar in hetzelfde oogenblik had bij hare hand gegrepen en zijn arm om haar middel geslagen. „Ik kan u bij Ovidius niet zoo voorbij laten gaan 1" stamelde hij, „zonder u mijn eerbied ja, mijn eerbied te betuigenschoonste ster van dit eiland. Mijn hart gloeit „Laat mij los mijnheer riep zij van toorn bevende, maar niet in staat den beschonkene die haar omvat hield, af te weren. „Oogenblikkelijk of ik roep mijn vader." „O, wreedaardig meisjeging Bob voortterwijl zijn gloeiend gelaat het hare naderde „gij verscheurt verscheurt mijn hart, dat nog nooit door Amor's pijlen is getroffen door Amor's pijlen getroffen voor ik u gezien had. Mocht ik dezen zoeten mond Verder kwam hij niet, een ijzeren vuist greep hem in den nek en draaide hem met een ruk bijna een s'ag in de rondte. Het was Rafflesdie met van toorn bliksemende oogen achter hem stond. „Ik wil je één goeden raad geven mooie jongen zeide hij, „dien gij in uw oor kunt knoopen. Wanneer gij liefdesavonturen zoekt, houd dau, als het u belieft, heeft genomen niet is te dulden dat onze herhaalde vermaningen en waarschuwingen zonder eenig gevolg blevenen dat onze handen waren gebonden door de bepaling in het tractaat met Engeland van 1824dat wij onze betrekkingen met Atjeh onmiddelijk zóó zou den regelen, dat die staat, zonder iets van zijne onaf hankelijkheid te verliezenden zeevaarder en handelaar bestendige veiligheid zou aaubieden. Vreemde mogend heden, minder geduldig en door geenerlei tractaat ge bonden traden intusscben dreigend en straffend op, en het gevaar voor vreemde tusschenkomst en vreemde vestiging op Sumatra drong ons tot krachtiger hande lenzoodra de beperkende bepaling verviel. De eerste aandrang tot „een meer werkdadig optreden" ging uit van den Minister van Koloniën de Waal in 1870. Wij behoorden ons volgens den brief van dien Minister aan den Gouverneur-Generaal niet te bepalen tot be straffing van onrechtmatige handelingen, maar moesten streven naar een blijvenden toestanddie handel en scheepvaart veiligheid waarborgden en onder anderen zorgen voor voldoende kustlichten aan de Atjehsche stranden. Atjeh bleef echter steeds afkeerig van be middeling en bondgenootschap. De heer van Bosse by den aanvang van het jaar 1871 als Minister van Koloniën opgetreden in het Ministerie-Thorbecke, schreef den 12den September naar Indiëdat „onze politiek van leidzaamheid en onthouding" een einde moest ne men, dat van zeeroof en slavenhandel geen sprake meer mocht zijn en dat „zonder agressie" door de tegenwoordigheid onzer stoomschepen van den ernst onzer bedoelingen moest blijken. „Het kan geen agres sie heeten", schreef dezelfde Minister in de maand April van 1872„wanneer wij door waarschuwing en over reding de bestuurders van Atjeh tot hun plicht trach ten te brengen." Maar Atjeh bleef doof aan dat oor; en toen eindelijk besloten werd tot het zenden van een gezantschap met een ernstige boodschap, zocht het hulp bij vreemden bij Frankrijk, bij Italië, bij Noord- America bij Turkije. Naar onze meening heeft de In dische Regeering zich over deze pogingen meer bezorgd gemaakt dan noodig was en daarom onzen tocht naar Atjeh en den oorlog die er op volgde verhaast. Alleen de Porte gaf in zooverre aan de verklaring van den Sultan van Atjeh dat hij zich als haar leenman be schouwde en aan zijn verzoek om tusschenkomst gehoor, dat zij doch alleen voor het geval dat dit met onze wenschen overeenkwam zich bereid verklaarde om als bemiddelaarster op te treden een aanbod dat door onze Regeering beleefdelijk werd afgewezen. Maar de houding van Atjeh gedurende zoovele jaren en het feit alleen, dat het, schoon dan ook vooralsnog zonder vrucht, bij andere mogendheden hulp zocht tegen onze inmen ging, wettigden den eisch, dat het ons opheldering zou geven van zijn gedrag onzen Regeerings-Commissaris zou ontvangen en ons waarborgen zon schenken voor de toekomst door een tractaat, wettigden, bij wei gering of verzetmaatregelen van geweld. Uit hetgeen onzen Regeerings-Commissaris en de ex peditie, die hem volgde, wedervoer, zal van die weigering en dat verzet blijken. DUITSCHLAND. Den 7 werd des voormiddags te 2 uren door den Keizer ten gehoore ontvangen de uit Petersburg aangekomen afgetreden oostenrijksche gezant aan het russische hof, graaf Kalnoky de nieuwe minister van buitenlandsche zaken. Den 0 werd door den Rijksdag bij de behandeling van de begrootingsposten van het ministerie van oor log een post van 174000 aangevraagd voor het op- richtsn eener militaire jongensschool met voorbereiding- school voor onderofficieren te Neu-Breisach naar de begrotingscommissie teruggezonden. Bij de daar- de handen van Maggy Raffles af. Betrap ik je nog eens op zulk eene onbeschaamdheid, dan sla ik je den doramen schedel in. Onthoud het Na deze woorden liet hij hem les, waardoor de mooie Bob die sprakeloos zijn tegenpartij aangestaard had eenige schreden terug tuimelde en zich slechts met moeite voor eenen val behoedde. „Ik zie weldat het hoog tijd wordtdat wij naar huis terugkeeren zuchtLe de handelaar. „Ik zal de boot wel alleen moeten roeien." Daarop groette hij de anderen greep den beschonkene onder den arm die zich gewillig door hem liet meevoeren. Oogenschijnlijk was hij na den plotselingen overval nog niet geheel tot bezinning gekomen. „Kom Bob wij gaan naar huis uitslapen. Tot weerziensRaffles. En wat wij afgesproken hebben wordt nog hoden avond aan Zeke bericht, niet waar?" „Verlaat je daarop Na deze woorden verliet Twysten, Bob met zich mede- trekkende het huis. Eerst toen beiden aan het strand gekomen waren scheen de mocie Bob eenigzins eene kleine herinnering terug te krijgen aan hetgeen er eigen lijk met hem gebeurd was. Hij bleef staan en staarde den handelaar met zijn blauwe oogen die er nu zoo glanseloos uitzagenin het gelaat. „Dat dat ben ik niet gewoon, me te laten wel gevallen," stamelde hij. „Wat zeidet gij mijnheer mijnheer de pikbroek Wanneer ik je wéér zoo iets zie doen dan sla ik je den dommen schedel in. Ver duiveld koelbloedigHe dat gaat maar zoo zoo niet op mijn eer, dat gaat maar zoo nietden mooisten man uit de streek te behandelen als een baal baal tabak." „Nu ja kom maar," suste Twysten „wij zullen het ze betaald zetten. Kom maar, het is reeds pikdonker," „Uw uw eerewoord is mij genoeg," mompelde Bob. Toen strompelde hij in de boot, waar bij rechtuit in neêr vielen na nog eenige woorden gepreveld te hebben bijna oogenblikkelijk insliep. Twysten maakte zuchtende de touwen losving het weinigje wind opdat uit bet zuiden bliesen was weinige minuten later met zijn wonderlijke last naar Osceola onderweg. Wordt vervolgd. over gevoerde beraadslaging werd o. a. als bezwaar tegen de oprichting aangevoerddat dergelijke in richtingen in het algemeen te zeer strekten om ouders, die dikwerf zeer licht geneigd zijn hunne kinderen door den Staat te doen opvoeden te verleiden die kinderen ook tegen hunnen wil tot de krijsdienst te bestemmen. De Bondsraad heeft het wetsontwerp betreffende de inlijving der Beneden-Elbe bij het duitscbe tolgebied goedgekeurd. Het door den parijsch3n berichtgever der Times ver melde gerucht dat de duitsche regeering Engeland trachtte te overreden, om zich van Egypte meester te maken wordt te Berlijn als een verzinsel beschouwd want Duitschland acht de goede verstandhouding tus- schen Engeland en Frankrijk als de hoofdvoorwaarde voor het behoud van den vrede in Europa en beijvert zich daarom, die goede verstandhouding te bevorderen. ENGELAND. Te Londonderry werd den 7 de candidaat der liberalen tot lid van het Lagerhuis ge kozen met G47 stemmen meerderheid. Daily News be schouwt dezen uitslag mindor als eene nederlaag voor de conservatieven dan wel voor het landverbond. Ireland. De regeering besloot tot vermeerdering der politiemacht met 1000 man. Deze maatregel wordt door de omstandigheden dringend gevorderd. Er beerscht in sommige gedeelten volkomen regeeringloosheid. De angst voor het landverbond is zoo groot, dat geen jury een beschermeling van dat bond durft veroordeelen. Een moordenaar, op heeterdaad betraptin wiens ban den het pistool sprong zoo zelfs dat hij daardoor een vinger verloor, werd zelfs vrijgesproken. FRANKRIJK. Uit de later ontvangen berichten blijkt, dat te Lyon bij de verkiezing voor een lid der Kamer op den 4 burger Humbert 4085 stemmen be kwam tegen 3566 op Lagrange, opportunist. Bonnoit, een 3e republikeinse!)® candidaat, verkreeg 740 stemmen. Van de 14628 kiezers kwamen slechts 8619 op. Te Corte op het eiland Corsiea, waar de Bonaparte's zoo lang de gewenschte personen waren, werd dienzelfden dag gekozen de opportunist Aréne met 2099 stemmen tegenover Paschal Groussethet uit Frankrijk verban nen doch met Rochefort indertijd ontvluchte lid der commune. Te Parijs kan geen gebouw gevonJen worden voor het nieuwe ministerie van handel en koloniën. Voor- loopig is het daarom gevestigd in de kazerne der hon derd soldatendie onder het laatste Keizerrijk het keurkorps uitmaakten. Le heeren Sully Prudhomme Pasteur en Cherbul- liez werden den 8 tot leden der fransche academie verkozen. KamEb. Na eenige beraadslaging werden den 8 de aangevraagde supplementaire credieten voor de ambte naren in Algerië met 337 tegen 103 stemmen aange nomen. Daarna kwamen in behandeling de credieten, noodig geworden door de instelling van 2 nieuwe ministe- riën, namelijk dat van landbouw en dat van schoone kun sten. Een der leden keurde deze zeer af. De verslaggever der betrokken commissie Ribot stelde de goedkeuring der credieten voor onder voorbehoud, dat het stichten van nieu we ministeriën voortaan aan het parlementair initiatief zou worden overgelaten. De minister van schoone kunsten, de heer Antonin Proustrechtvaardigde de invoering der twee nieuwe departementen met een beroep op bet algemeen belang, Ook Gambetta verdedigde hare in stelling en drong bij de commissie aan op intrekking van het gemaakte voorbehoud, bij welken aandrang hij volhardde, nadat de heer Ribot in eene zeer toege juichte rede het recht dor kamer verdedigd had om haar gevoelen over de oprichting van nieuwe ministeriën uit te spreken. Daarna verklaarde de heer Ribot, dat de commissie geene stemming verlangde en zich bepaalde tot eene heuseheonafhankelijke gedachtenwisseling. Ten slotte werden de credieten met 380 tegen 103 stemmen aangenomen. Den 9 werd het met Italië gesloten handelsverdrag goedgekeurd nadat een voorstel tot verdaging der be handeling met 401 tegen 81 stemmen verworpen was. Daarna werd de zitting gesloten. ITALIË. Den 8 had te Rome de plechtigheid van vier heiligverklaringen plaats welke 5 uren duurde. In de bij die gelegenheid door den Paus gehouden toespraak verklaarde hij zich gelukkig te achten onder de tegenwoordige beproevingen het getal der uitver korenen te hebben mogen vermeerderen, die voor hem zullen bidden. ZUID-AFRICA. Het bericht, dat de benoeming van Sendall tot luitenant-generaal van Natal was ingetrokken bracht jte Durban de grootste voldoening te weeg. Het constitutioneele comité van de wetgevende ver gadering dat zooveel aandeel heeft gehad in dezen gelukkigen afloop eener gebeurteniswelke ernstige moeielijkheid dreigde te doen ontstaan heeft over Escombe's hervormingsplan voor de grondwet der kolonie een gunstig oordeel uitgesproken. Dit plan komt op het volgende neder het zenden van oen verzoekschrift aan de Koningin waarin men haar zal vragen een besluit uit te vaardigen waarbij het uitvoerend bewind verantwoordelijk wordt gesteld tegenover het wetgevend lichaam en verplicht zal zijn zich terug te trekken, wanneer er een votum van wan trouwen is uitgebracutevenals dit in andere landen waar eene grondwet bestaathet geval is. De tegen woordige niet officieële leden zullen gepensioneerd wor den wanneer zij hun ambt bij de verandering moch ten verliezen** Het verzoekschrift bevat verder het voorstel om het toezicht op alle binnenlandscne zaken in de handen der wetgeving te laten, doch om alle nieuwe maatre gelen die de inboorlingen betreffen aan de kroon ter overweging en goedkeuring te onderwerpen. In overeenstemming met dit plan zal vrijheid van vestiging worden ingevoerd. De kolonie moet voor eigen inwendige verdediging zorgen, doch hierover nog geraadpleegd worden.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1881 | | pagina 2