No. 148. Drie en tachtigste Jaargang. 1881. WOENSDAG \k DECEMBER. FEUILLETON. 18) Het rif van Kitty Hawk. Prijs der gewone Advertentiën ©flicicd (öcbecltc. BS r a ei (Iwee r. Buiteulftiib Tweede Afdeeling. ALKMAARSCHE COURANT Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar 0,80; franco door het geheele Rijk f 1, De 3 nummers 0.06. Van 15 regels f 0,75; iedere regel meer ƒ0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS- TER ZOON. De hier wonende manschappen die in dit jaar dienst hebben gedaan bij de brandspuiten aan de Schoutenstraat en Ridder straat kunnen de hun toekomende belooning bekomen aan het kantoor van den gemeente-ontvanger, op Woensdag en Donder dag, 14 en 15 December, van 's morgens 9 tot 's namiddags één ure. VERGADERING san den RAAD der gemeente ALK MAAR, op Woensdag, 14 December 1881, des namiddags ten 12ure. Namens den Voorzitter van den Raad, De Secretaris ND HOUT VAN DER VEEN. BELGIE. De gasontploffing die in den morgen van den 9 plaats had in eene steenkolenmijn te Seraing, nabij Luik, gaf aan den afgevaardigde van Luik Neujeau aanleiding, om in de Kamer aan de regeering te vragen, hoe bet stond met de indertijd benoemde commissie, om de middelen na te gaanwaardoor dergelijke onheilen voorkomen zoudeu kunnen worden van welke commis sie men nooit iets gehoord had. De minister van openbare werken verklaardedat dadelijk eene com missie van ingenieurs naar de plaats des onheils ge zonden was. Paul Janson drong met den meesten ernst er op aan dat de regeering zich met ijver aan deze zaak gelegen zou laten liggen en betoogde dat de personen, die mijnen ontginnen, aan gestrengere bepalingen tot regeling hunner verantwoordelijkheid onderworpen moesten worden. ENGELAND. De ochtendbladen van den 10 be vatten eene oproeping van den lord-mayor te Londen ten behoeve eener nationale inschrijving ter bescher ming van hen in Ierland, die nadeel lijden door de vij anden van wet en orde in de uitoefening hunner wet tige rechten. FRANKRIJK. De Kamer vernietigde den 10 de verkiezing van den abt Dagorme met 316 tegen 94 stemmen en besloot, het wetsontwerp op de echtschei ding in overweging te nemen. Den 10 werden de eredielen voor Tunis in den Senaat behandeld. De Broglie betoogde dat het hier zoowel een staatkundig als een geldelijk vraagstuk be trof. Hij trad in eene beoordeeling van het Bardo- verdrag en verlangdedat de regeering hare plannen zou uiteen zetten. Hij was niet voldaan met de in de Kamer gegeven ophelderingen en achtte de nieuwe staatkunde gevaarlijk. Gambetta antwoordde en kwam ter loops op tegen de aanvallen tegen den Senaat als instelling. Hij achtte den Senaat onmisbaar voor het republikeinseh regeeringstelsel en zou trachten de stel ling van dat collegie te versterken. Hij verwierp het denkbeeld dat dit ministerie solidair zou zijn met het afgetredene en verzekerde, dat, daar de rust in Tunjs weldra hersteld zou zijn, in bet begin van Februari de wetsontwerpen betreffende dat regentschap ingediend zouden worden. Hij zou voor de tuneesche schuld met do belanghebbende mogendheden eene schikking willen maken op de wijze als met Egypte gedaan is. Hij hoopte, dat de vreemde mogendheden geeue moeieljjk- heden in den weg zouden leggen. Eugeland had het Bardo-verdrag erkend en met Italië zou men wel tot overeenstemming geraken. De vreemde mogendheden wisten met welke vriendschappelijke gevoelens de regeering jegens haar bezield was. Met geduld en ge matigdheid zouden eventueële moeielijkheden over dit vraagstuk wel opgelost kunnen worden. Het in Tuni; geleden verlies bedroeg niet meer dan lüOO man en ten slotte eindigde hij met te zeggen, dat het Bardo- verdrag Frankrijk bindt, tot dat een ordentelijk middel zal zijn gevonden om zich vrij te maken jegens den Beyzonder het verdrag te verscheuren. Duidelijker uitgedrukt, verklaarde hij hervorming van Tunis moge lijk te achten, zonder het van zijne onafhankelijkheid te berooven. Op eene vraag van Bocher antwoordde de m nister van financiën, dat op de begrooting van 1881 alle uitgaven voor den tocht naar Tunis gedekt waren en dat er nog een batig saldo van 20 a 25 miljoen zou over blijven. Buffet drong op een scherp toezicht op de uitgaven aan en diende een amendement indat tot strekking had aan het Parlement een geschikt en degelijk toezicht te verzekeren. Na door den minister bestreden te zijnwerd het verworpen met 170 tegen 95 stemmen. Volgens de Mornin .post zond de engelsche minister van buitenlandsche zaken aan Engelands gezant te Parijs een telegram waarbij tegengesproken wordt Gambetta's bewering dat Engeland het Bardo-verdrag voor zieh verbindend achtte, ITALIË. De behandeling der begi-ooting van buiten landsche zaken in de Kamer heeft dit jaar groote belang stelling gewekt in verband met in de laatste dagen verno men geruchten, dat de verhouding tusschen Duitschland en Italië min of meer gespannen was. Den 6 ving zij aan. De afgevaardigde Sounino zag in de reis van den Koning naar Weenen een eersten stap om te komen tot een nationaal stelsel van bondgenootschappen dat bezoek moest toch naar zijne meening niet enkel als eene daad van beleefdheid worden aangemerkt De weg naar Berlijn was de eenige om Italie's staatkundigen toestand te waarborgen, en evenzeer was het noodig, alle gedachten aan een bondgenootschap met Frankrijk uitdrukkel3k te laten varen. De oud-minister Min- ghettiaan wiens woorden groote aandacht werd ge schonken zeide datnu de minister-president en de minister van buitenlandsche zaken den Koning verge zeld hadden hij inderdaad in dat bezoek meer dan enkel eene beleefdheid meende te moeten zien. Dat IttIie aan koelheid en ijdele verwijten blootgesteld, getracht had, zich voor verlatenheid te behoeden, door zich tot Oostenrijk te wenden achtte hii niet alleen eene zegepraal van het gezond verstand over hartstocht, maar ook eeno vrucht van Oostenrijks houding tegen over Italië. Deze toenadering moest evenwel een eer ste stap zijn tot een bondgenootschap met Duitschland, zou zij voor Italie's belangen en voor het behoud des vredes in Europa vrucht dragen. Aan deu anderen kant moest het binnenlandsche met het buitenlandsche staatsbeleid samenwerken javan dien aard zijn dat Italie's bondgenootschap voor andere mogendheden be geerlijk werd. Onder dit opzicht konden de bekende uitingen van Bismarck in den Rijksdag als eene ver maning worden opgevat. Dikwijls genoeg had hij ge wezen op de gevaren uit de woelingen der revolutio naire partijen kunnende voortkomenen het telkens weder gegeven antwoorddat zij niets anders deden dan hare eigene machteloosheid toonen had hem nooit bevredigd. Vóór alles was het noodig, het bewijs te leveren dat in geen land de staatsregeling krachtiger, de monarchie op vaster grond-lagen gevestigd en de openbare orde beter gehandhaafd werd dan in Italië dat was do eenige weg om de scherpe woorden van Bismarck te logenstraffen en goede betrekkingen met twee machtige volken te vestigen. De minister van buitenlandsche zaken was den 7 drie uren lang aan het woord. Aan zijne rede worden de volgende zinsneden als de voornaamste punten ontleend. Italie's betrekkingen tot de duische regeering waren niet alleen bevredigend maar vriendschappelijk en daarin is meer en meer verbetering gekomen nadat bet wantrouwen en de argwaan jegens Italië als zou het eene met de verdragen strijdige staatkunde na jagen verdwenen waren. Bij het bezoek te Weenen waren nadrukkelijke verklaringen in dien geest gedaan en tot op dit oogenblik waren die goede betrekkingen door geen verschil van meening gestoord. Italie's ge zant te Berlijn, een man van beproefde ervaring, had tot bevestiging dier betrekkingen veel bijgedragen en dezelfde lof kwam den gezant te Weenen toe. Uit medegedeelde brieven bleek hoe gunstig het bezoek te Weenen door de duitsche regeering opgenomen was; dat elke hoffelijkheid vau Italië jegens het Wee- ner Hof beschouwd zou worden als gericht tot den Keizer zeiven. Het parlementair gebruik verbood hem in beschouwingen te treden omtrent uitdrukkingen, aan Bismarck ontvallen bij de bespreking eener vraag van zuiver inwendige staatkundewaarin volstrekt geen vijandige aanval op Italië of zijn stamhuis kon worden gezien. Hij wensehte liever te zwijgen hopende dat zijne terughouding uit voorzichtigheid, zoo in Italië als elders zeer op prijs gesteld zou wordenal was het niet gemakkelijk de verzoeking te weerstaanom de ongerijmdheid aan te toonen van Bismarck's stelling dat het liberalisme tot de republiek moet leiden Het was ook onnoodig het bewijs te leveren dat het itali- IV. Frank ontwaakte den volgenden morgen toen de zon juist aan dan oostelijken horizon verscheen. Na zich gekleed te hebben, ging hij naar buiten en betrad de klip die nauwelijks twintig schreden van het gebouw loodrecht naar benelen ging. Daar ging hij op een rotsblok zittenhaalde diep adem en keek bewonde rend naar het opgaan der zon dat hij nog nooit zoo schoon gezien had. Voor hem lag de oneindige water vlakte van den Atlantischen Oceaanonbegrensd weidden zijne blikken van het noorden naar het zuiden en in het oosten verhief zieh de gloeiende zonne schijf een stroom van goud en purper over de uit gestrekte watervlakte uitgietende. Lang zat hij daar in bewondering verzonken tot een zeil dat aan den uitersten horizon verscheen zijne opmerkzaamheid tot zich trok. Hij haalde een kleinen verrekijker uit zijn zak en richtte hem op het schip. Toen keerde hij zich om en begon bet eiland en de kusten daarvan opmerkzaam te onderzoeken even als een veldheer eerst de gesteldheid van cie streek onder zoekt waar hij slag zal gaan leveren. Nergens was een menschelijk wezen te bemerken doch jadaar kwam iets op het zuidelijk gedeelte van het strand aan. Hij keek scherper en richtte zijne geheele opmerkzaamheid op dat punt. De uitgeschoven verrekijker vertoonde den spion een slanke vrouwenge stalte; de trekken van de eenzame wandelaarster son hij niet herkennen maar zij moest jong zijn zooals haar elastische tred bewees. Zij scheen op de eene of andere verborgen plaats op het strand gebaad te hebben want Frank bemerkte nu duidelijk dat haar donker haar los te drogen hing over een witten doek, dien zij om den hals geslagen had. Onwillekeurig bekroop den jongen officier een levendig verlangen, om te weten te komen wie die wandelaarster was wier geheele verschijning zoo zeer tegen de plompe, ruwe gestalten van de andere visschers afstak. Op dit oogenblik naderde Turner, die juist uit het huis gekomen was. „Sergeant Mijers laat vragenof het u gelegen komt te komen ontbijten," zeide hij. „Zeer gaarne beste Turner", antwoordde Frank goed geluimd. „Zeg me toch eens hoe gaat het met uw kraai „O, ik dank u zeide Turner naïf. „Hij is zeer leerzaam en verschaft me veel genoegen. Zijn naam spreekt hij reeds duidelijk uit!" „Een voortreffelijk dier. Hoe lang zijt gij reeds op het station P „Elf maanden." „Nu, en hoe bevalt het u hier?" „O, zeer goed. Ik houd van de eenzaamheid en het is tegenwoordig ook zoo erg niet meer als vroeger. Ik kwam juist toen de kabel gereed was. Yóór dien tijd verliep er geen dag zonder dat er ergens een tele graafpaal werd omgehouwen of een draad werd door gesneden en de kameraden moesten dan altijd naar buiten om de schade zoo snel mogelijk weer te her stellen. Dat was eene moeilijke arbeid en gevaarlijk tevens." „Het genoegen den telegraaf te verstoren hebben wij de goede lieden van Nagshead dus stellig vergald," zeide Frank. „Aan de kabel wagen zij zich zeker niet." „Dat kunnen zij niet," antwoordde Turner verheugd, „zij kunnen er niet bijkomen. Zij hebben het eenmaal beproefd maar dat was hun bijna slecht bekomen." „Zoo? Vertel me dat eens?" „De kabel loopt langs het steilste gedeelte der klip regelrecht in zee zeide Turner, „juist daar, waar gij nu zitluitenant. Hier boven waagt zich niemand want daarvoor zijn wij te veel op onze hoedeen een kabel is niet als een draad zoo maar zonder geraas door te snijden. De eenige plaats waar men er dus bijko men kan, is onder aan de klip, en daar staat besten dig zulk eene hevige branding, dat er veel moed toe behoort, daar met een boot te durven komen. Maar moed hebben de kerelsdat kan men niet ontkennen. Op een avond had ik mij hier op de rots uitgestrekt en onderhield mij met mijn kraai. Mijn oor lag toe vallig dicht bij de kabel en daar hoorde ik plotseling een eigenaardig geluid dat uit de kabel scheen voort te komen. Ik legde snel mijn oor daarop en vernam duidelijk, dat er hevige slagen op de kabel werden ge daan waarschijnlijk met een bijl." „Aha en wat deedt gij toen „Ik wistdat de poging om de kabel door te hak ken slechts van lieden kon uitgaan die zich beneden aan den voet van de klip in een boot bevonden, dus nam ik een paar kleine rotsblokken en liet ze naar beneden rollen." De jonge man kreeg een kleur tot achter de oorenalsof hij zich over zijne daad scha men moest. „Dat was flink riep Frank toestemmend knikkende. „Nu, en de uitslag?" „Het kloppen hield oogenblikkelijk op, waarschijnlijk vreesden de visschers, dat een der steenen de boot kon treffen en haar doen zinken. Daarop durfden zij het niet laten aankomen want zwemmen kunnen zij geen van allen." Dit laatste betwijfelde Frank en vertelde Turner, dat hij zooeven een jonge seboone met den verrekijker onldekt had, die ontwijfelbaar aan de kust meest ge baad hebben en dus zeker ook wel kon zwemmen. „Ha, zoo", meende Turner, „dat is Maggy Raffles, ja die is ook geheel anders dan de anderen." „Zoo meende Frank twijfelend. - „Zeker bevestigde Turner, heftig kleurende. Men

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1881 | | pagina 1