No. 153.
Drie en tachtigste Jaargang.
1881.
Gemeente-Reiniging.
Onze oorlog met Aljeh.
FEUILLETON,
23) Het rif van Kitty Hawk.
ZONDAG
25 DEC E M B E R.
EERSTE BLAD.
Prijs der gewone Advertentiën
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
(ftfliciëcl (*3cbceRc.
Tweede Afdeelini?.
UkM lARMIIIC COURANT.
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80franco door
het geheele Rijk f 1,
De 3 nummers O 06.
Van 1—5 regels /0,75; iedere regel meer 0,15.
Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON.
tJUAV 'JaKSREaMMOBflEy V X
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen in voldoening aan art. 5 der wet van 28 Juni 1881
(Staatsblad No. 97), ter openbare kennis
dat bij hen zijn ingekomen van de volgende personen ver
zoekschriften waarbij vergunning gevraagd wordt om in de
bij ieders naam vermelde localiteit, sterken drank in het klein
te verkoopenals
Volg- Naam van den ver- Aanduiding der
nnmm. zoeker. localiteit.
131 L. van ViersenSchoutenstraat, 12.
132 J. H. Kesler, Dubbele buurt9.
133 E. Roiingwed. J. Korver, Ged Nieuwesloot4.
134 A Habi litLombardsteeg9.
135 fl. Kuiper, Voordam, 2.
136 C. de Jong, Luttik-Ondorp, 16.
137 Wed. J. Schoon, KarnemelksbuurtE, 411.
138 A. Franken kout, Omval, E, 22.
139 H. Haarmans Heiloërstraatweg E 42.
140 A. L. Switzar, Buiten-societeit, Stadshout, E, 77.
141 G. H. -Baarsckerswed.
S. M Lansdorp, Stationsgebouw, E, 400.
142 A. W. Vervloet, Choorstraat, 35.
143 M. Zandbergen, wed. V. Keijsper, Groot Nieuwland, 30.
144 J. N. Corino, Ged. Nieuwesloot, 32.
145 Erven Wed. W. Heeres, Enidsen65.
146 S. v. d. Gulik Ritsevoort. 44.
147 M. Spruit, wed. v. d. Hout, Koningsweg, 56.
148 D. SmitLaat, A, 139.
149 H. G. J. Benedict, Langestraat, B, 60 en Hoog
straat, 4.
150 A. de Vries, Choorstraat, 30.
Burgemeester en ff ethouders voornoemd,
AlkmaarA. MACLAINE PONT.
24 Dee. 1881. De Secretaris
NUHOUT van des VEEN.
TE KOOP een nieuwe stuit Com
post- of ^traatuiest, groot ongeveer UI»
stère (kub, el), liggende op het terrein der gemeente-
reiniging te ALKMAAR.
Gegadigden worden verzocht den prijs per stère, dien
zij voor hi t geheel of een deel daarvan wenschen te
besteden vóór 3 Jannari 1882 in te leveren bij den
directeur der gemeente-reiniging of ter gemeente
secretarie.
De mest moet binnen éóne maand na de toewij
zing weggehaald en betaald worden Bij dicht water
zal uitstel verleend worden voor het weghalen.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
maken bekend, dat gedurende drie maanden, te rekenen van
hedenter secretarie der gemeentevoor hemdie zijn eigen
domsrecht daarop voldoende kan bewijzenbeschikbaar is de
opbrengstna aftrek der kosten, ad 3,53, van een hectoliter
gerstdoor de politie als onbeheerdin bewaring genomen
en op heden in het openbaar verkocht.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
23 Dec. 1881. De Secretaris,
NUHOUT VAN DER VEEN.
P O L I O 1 E.
Ter terugbekoming is aan het Commissariaat van Policie het
navolgende voorhandeneen portemonnaieeen mofjeeen
donkere boaeen ledige witte vrouwenzak en een portemonnaie
met eenig geld.
(Slot.)
Den 22 Maart 1873 liet een viertal stoomschepen
waarmee de Nederiandsche gouvernements commissaris
drie dagen te voren van Batavia was vertrokken ter
reede van Atjeh het anker vallen. Reeds waren be
richten ontvangen van zoo groote vijandelijke gezind
heid bij volk en bestuurders dat men het niet raad
zaam oordeelde iemand der onzen aan wal te zetten.
De visschers die bij de nadering onzer schepen aan de
kust bezig waren verdwenen om plaats te maken voor
een steeds aangroeiende menigte gewapend volk die
de bestaande versterkingen bezette en nieuwe aarden
borstweringen opwierp. De tolk voor do Atjehsche
taal ging aan land en bracbt den brief van den gou-
vernements-commissaris aan den Sultin over; daarin
werd herinnerd, dat de bestuurders van Atjeh de ern
stige voornemens van liet Nederiandsche gouvernement
hadden miskendom de vijandelijkheden tusschen de
onderhoorige staatjes van Atjeh waardoor handel en
scheepvaart zoo groot nadeel boen, te keeren en een
goed geregelde verstandhouding in het leven te roe
pen daarna werd er op gewezen dat zij onlangs met
vijandige bedoelingen de tusschen komst van andere mo
gendheden togen Nederland hadden ingeroepen door
dezelfde gezanten die onder het masker van vriend
schap en goede trouw naar Riouw waren afgevaardigd
om van den Resident uitstel te vragen van het bezoek van
het Nederiandsche gezantschap waarvan de komst aan
den Sultan was bericht in den brief van den Goever-
neur van Sumatra's westkustdie den 31 October van
het vorige jaar met een Nederlandsch oorlogsschip was
overgebracht. Voorts werd opgemerkt, dat de bestuur
ders van Atjeh door die handelingen het tractaat van
vrede, vriendschap en handel hadden geschonden, dat
in 1857 met Nederland was gesloten en ten slotte
berichtdat de gouvernements-commissaris thans was
gekomen om namens de Regeering van Nederlandsch-
Indie schriftelijke opheldering te vragen van het ge
beurde waartoe een termijn van 24 uren werd toege
staan met voorbehoud om na de ontvangst dier
ophelderingenaan de bestuurders van Atjeh te doen
kennen, hoe een gewenscbte verhouding tusschen Neder-
JaiiQ en Atjeh kon worden tot stand gebracht, en ver
volgens daarover mondeling te onderhandelen.
Het antwoord van den Sultan, in den avond van den
volgenden dag ontvangen was zeer onvoldoende Wol
schrijft hij dat hij den briet van den Regeermgs-com-
missaris had ontvangen en den inhoud begrepen en
dat thans een onveranderlijke vriendschap tusschen hem
en het Nederlandsch gouvernement bestaat, maar over
het gebeurde met de gezanten te Riouw g on woord.
Hij herinnert, dat hij een brief naar Riouw had ge
zonden met verzoek om uitstel van het bezosk van het
Nederlandsch gezantschap, totdat hij antwoord zou heb
ben ontvangen van den Sultan van Turkije op den
brief, dien hij hem had geschreven. Zoodra hij de be
velen en tijdingen van dien vorst zal hebben ontvangen,
zal ij daarvan mededeeling doen. „Ware het niet"
aldus ein ligt de brief „dat ik op het antwoord van
den Sultan van Turkije wachtende ben, zoo zou ik het
Nederlandsehe-lndische gouvernement een dubbele mate
van genegenheid toedragen." De Sultan van Turkije
heeft niets met onze zaken te maken, schrijft 4 Maart
de Regeeringi-commissaris ik kan u te minder uitstel
geven, omdat het duidelijk is dat gij u ten strijde voor
bereidt. Ik herhaal dus mijn uitdrukkelijk verlangen
om binnen 24 uren de gevraagde ophelderingen te ont
vangen ora daarna de verhouding tusschen Nederland
en Atjeh te regelen. Ontvang ik geen voldoend ant
woorddan zal ik mij genoodzaakt zien tot beslissende
stappen over te gaan. De tweede brief van den
Sultan van 25 Maart, is een herhaling van den eersten.
„Ik heb zes maanden uitstel gevraagd schrijft hij
„waarom komt nu het gouvernement, voor dat de ter-
mijn van zes maanden verstreken is, en wat is wel onze
schuld F" Dat mijne onderdanen gewapend langs het
strand loopen is alleen te wijten aan hun nieuwsgie
righeid om het schip van nabij te zien waarop „mijn
vriend" zich bevindt. Op grond van den sinds lang
gebleken onwil der bestuurders van Atjeh om zich met
Nederland te verstaan omtrent de middelen tot herstel
en handhaven tan de rust en orde in de onderhoorige
staatjes van dat rijk waarvan enkele herhaaldelijk de
bescherming van het Ned.-Indisch gouvernement hebben
ingeroepende gebleken trouweloosheid door de ver
zoeken om vreemde hulp tegen dat gouvernement en
het niet voldoen aan de herhaalde vraag om inlichtin
gen getuigt daarop de Regeerings commissaris den
26 Maartdat Atjeh het tractaat van vrede, vriend
schap en handel van 1857 heeft geschonden en het
de Regeering van Ned. Indie niet langer mogelijk is
zonder kracntige middelen zorg te dragen voor zooda-
nigen toestand als het algemeen handelsbelang en de
eischen van eigen veiligheid op noordelijk Sumatra vor
deren en verklaart hij mitsdien uit naam van de Re
geering van Ned.-Indie aan den Sultan van Atjeh den
oorlog.
Toen de drie oorlogschepen zich den volgenden mor
gen Donderdag 27 Maartgereed maakten om he
„Ziet gijmijn klein moedig meisjeging Prank
voort„dit gezicht staat u vrij wat beter dan dat
hetwelk gij mij straks getoond hebt. Ik weet niet, wat
u er toe gebracht heeft, mij als uw persoonlijke vijand
te beschouwen in elk geval hebt gij uw in de keus
uwer middelen, om mij te kwetsen, vergist, want
het eenige wapen dat een lief, jong meisje en op
dien naam maakt gij toch aanspraak tegen over hare
vijanden gebruiken moet, is de lieftalligheid."
Zijne woorden en zijn geheele wezen maakten indruk
op haar en vertoornden baar tegelijkertijd. Zij zag op
en keek hem met een niet zeer vriendelijken blik aan.
„Ik ben niet zooals de meisjes uit de stad, die ieder
zoeken te behagen en tegen een ieder vriendelijk zijn.
En u u mug ik niet lijden De woorden waren
haar zoo ontsnaptzij wist niet hoe en zij had er dau
ook dadelijk berouw over. Het was zelfs in 't geheel
niet waar, zij haatte hem nietzooals zij zich zelf wilde
wijs maken. Zijn open flink gelaat en zijne krachtige,
mannelijke gestalte hadden reeds bij de eerste ontmoe
ting in het dorp indruk op haar gemaakten het had
haar daarom dubbel geërgerd dat bij zoo trotsch was
voorbijgegaanzonder haar ook maar met eenen blik
te verwaardigen.
„Werkelijk?" meende Prank met liebte spot. „Daar
heb ik mij onwetend eene gevaarlijke vijandin gemaakt,
wie ik bezwaarlijk kan hopen te overwinnenen ik
zal daarom het best doen t wanneer ik dadeljjk den
aftocht blaas. Daar echter eerlijke vijanden nooit de
wetten der beleefdheid kunnen vergeten geef mij dan
en minste tot afscheid de hand."
„Sir 1" riep zij ernstig vertoornd een schrede terug
trekkende „Gij wilt mij voor den gek houden. Daar
voor houdt zich Maggy Reffles te goed, denk daaraan."
Zij zag er werkelijk lief uit met de toornig gloeiende
oogen en de licht blozende wangen en Prank kon niet
nalaten in stilte deze opmerking te maken. Er was
hem buitendien veel aan gelegen, met het jonge meisje
op eenen goeden voet te blijven, daar hij anders moeie-
lijk gelegen beid vinden zou, de oude te spreken. Hij
moest trachten haar voor zich te winnen.
„Gij vergist u alweder," zeide hij met ernstige stem,
„ik wilde oprecht vrede met u sluiten en het heeft
geenszins in mijne bedoeling gelegen u te krenken."
„Dat zou ik je ook niet aanraden riep eene ruwe
stem en Bill's vierkante gestalte verscheen in de deur,
gevolgd door eenen ouderen man. „Nu spreek maar
voortmijnheer mijnheer „Blauwrok," wanneer het
geen leugen iszullen eerlijke menschen het ook wel
mogen hoorên."
Prank keek den visscher eenige oogenblikkeu meer
verwonderd dan vertoornd aan en wendde zich dan
weder tot Maggy. Hij vond het beneden zich op den
eisch van den knaap acht te slaan.
„Nu," vroeg hij, haar de hand toereikende, „wilt
gij de verzoening aannemen, Maggy?"
Bill lachte ruw.
„Een kapitale scherts riep hij. „John zal in zijn
nopje zijn wanneer hij thuis komt. Laat je niet over
halen Maggygeef den blauwrok zijn deel en laat
hem loopen. En wanneer hij je beleedigd heeftzeg
het dan dan zullen wij hem kielhalendat hem de
ribben kraken
Maggy stond besluiteloos en zag den jongen officier
vragend in het gelaat. Wanneer hij zich deze belee-
digingen liet welgevallen dan was hij een lafaard en
niet waard dat zij hem de hand reiktehoe gaarne
zij het ook gedaan had. Zoo stonden beiden tegenover
elkander en zagen elkaar in de oogen.
Bill kreeg door Prank's zwijgen steeds meer moed
en de ijverzucht droeg er het hare toe bijom zijn
haat tegen den luitenant aan te vuren. Hij wierp
zijnen medgezel eenen blik toe en trad tot dicht bij
Frank.
„Je moet je verliefde praatjes maar ergens anders
laten hooren melkbaard hier in Nagshead jagen de
meisjes je met de bezem de deur uit. En nu maak
dat je weg komten wees blijdat je voor ditmaal
zoo goed hier van daan komt."
Prank's voorhoofd rimpelde zicb even.
„Is die man uw verloofdedat hij in uwen naam
spreekt?" vroeg hij nog immor tot Maggy.
„Hij riep zij minachtend. „Neen Sir. Niemand
heeft reebt in mijnen naam te spreken als mijn vader."
Frank draaide zich plotseling om en zag Bill in het
onbeschaamde gelaat.
„Hoor eens knaapzeide hij bedaard. „Je spreekt
dus op je eigen verantwoording. Neem je in acht
wanneer ik nog eens zulk een onbeschaamd woord van
je hoor, krijg je een antwoord dat een tweede onnoo-
dig maakt."
„Geef den blauwrok er een tussefcen de oogen, Bill,
en werp hem het huis uitriep de oudste van da
twee„hij wil het immers niet anders."
Prank richtte zijne gestalte in hare gansche lengte
op en wachtte rustig den aanval af. Maggy was tot
aan den muur teruggetreden en wachtte met een klop
pend hart op den afloop van den twist.
Een oogenblik nog aarzelde Bill. In Pranks blik
lag iets dat hem vrees inboezemde maar de tegen
woordigheid van Maggy spoorde hem aan.
„Pak aan Billik help jeriep de andere. Dat
gaf' den doorslag.
„Hollah over boord met hem riep hijop Frank
toespringende.
In hetzelfde oogenblik trof hem een vuistslag met
zulk een verpletterend geweld juist boven den neus,
dat hij zonder één kreet te uiten bewusteloos neer
stortte.