tiuitcnUub
fiimtewlatib
vuur op de bentings aan de kust te openen ontving
de Eegeerings-eommissuris in een derden brief van den
Sultan dit bericht: „Aanstaanden Zaterdag zal ik mijn
vriend bepaald uitsluitsel geven want ik verlies niet
uit het oog hoeveel dagen mijn vriend hier reeds is
zonder een beslissend antwoord mijnerzijds te hebben
ontvangen. Wij willen geenszins oorlog met mijn
vriend maar alleenlijk een vriendschappelijke verhou
ding." „Evenmin als Uwe Hoogheid verlang ik den
oorlo»-", antwoordt de Eegeerings-commissarisnog
maals toont hij aan dat de houding van Atjeh de oor
logsverklaring onvermijdelijk heeft gemaakten dat nu
het eenige middel om den oorlog te voorkomen hierin
bestaat, dat Atjeh de opperheerschappij van den Ko
ning der Nederlanden erkent. Daartoe wordt den
Sultan tijd gegeven tot Zaterdag 29 Maart. Heeft die
erkenning dan niet plaats gehad dan zullen de vijan
delijkheden onherroepelijk beginnen, en daartoe wordt
behalve de reeds op de reede liggende oorlogschepen
binnen weinige dagen een aanzienlijke krijgsmacht ver
wacht die van Batavia in aantocht is. De vijande
lijkheden zullen voorloopig gestaakt blijvenwanneer
het gewapend volk het strand verlaat en niet langer
aan de verdedigingswerken wordt gearbeid. Tot
waarschuwing werd dienzelfden dag het eerste schot
maar ook slechts één op een benting aan het strand
gelost. Vrijdag morgen hervatten de Atjehers de werk
zaamheden aan hunne versterkingen, en volgde er van
onzen kant een „gematigd maar geregeld bombardement
op die sterkten dat den volgenden dag ra mindere
mate werd herhaald. Toen de gestelde termijn was
verstreken werden drie granaten geworpen in de na
bijheid van het verblijf van den Sultan van wien den
volgenden dagZondag een brief werd ontvangen
waarin na de gewone inleiding niets anders voorkwam
dan heb volgende „Wijders maak ik mijn vriend mijn
wensch kenbaar dat hij mijn land niet verwoeste tv at
nu het verlangen van mijn vriend isdat moge de
Allerhoogste vervullen en vervolgens ben ik hetdie
het vervullen zal." „Deze mededeeling is my met
duidelijk" schreef nog denzelfden dag de Eegeerings-
commissaris „en ik verzoek Uwe Hoogheid mij als
nog stellig en bepaald mede te doelen ot zij de sou-
vereiniteit van Zijne Majesteit den Koning der Neder-
landen over het rijk van Atjeh erkentja dan neen
Van Haar antwoord op dezen brief wordt het al of
met staken der vijandelijkheden door mij afhankelijk
gemaakt. Ik moet Uwe Hoogheid daarbij tevens doen
opmerken dat de aanzienlijke krijgsmachtwelke door
mij van Batavia wordt verwacht tot voortzetting van
den oorlog hier elk oogenblik kan aankomen en dat
zoo Uwe Hoogheid de rampen van den oorlog verder
aan Haar land wil besparen, het geraden is Haar ant
woord op dit mijn schrijven geen oogenblik langer dan
noodig te doen uitblijven." Dat antwoord kwam
den volgenden dag, 1 April, en was van dezen in
houd „Wat nu het bericht betreft dat ra mijn schry-
ven van gisteren vervat is, daarin is, voor zooveel de
onderlinge vriendschapsverhouding aangaat geen ver
andering gekomen. Want ik ben een wees en j°Dg
en ik verkeer slechts onder de hoede van den Aller-
hoogste en vervolgens onder die van het verheven Ne-
derlandsch-Indiseh Gouvernement.
„Vervolgens breng ik mijne groeten aan al de heeren.
Op die wijze had de correspondentie ongetwijfeld nog
langen tijd kunnen worden voortgezet. De Eegeerrags-
commissaris begreep echter dat hij het bij zijn vij en
brief moest laten en liet den Sultan door de over
brengers van zijn brief weten dat nij alle onderhan-
delingeu afbrak zoolang de erkenning onzer souverei-
niteit uitbleef. DaaroD werd niets meer van den bul
tan vernomen. Voorloopig bepaalden onze oorlogschepen
zich tot een streng toezicht over de kuststreken en
waar het noodig bleek het beschieten der vijandelijke
versterkingen. Den vijfden April kwamen de schepen
met de troepen onder opperbevel vau den generaa
majoor Kohier, die zoo spoedig aan deze kust den dood
zou vinden. Den zesden deed men een verkenning
aan den waldie reeds een korten strijd ten gevolge
had en den achtsten had de algemeene ontscheping
plaats die volkomen gelukte doch met zonder heili
gen kamp met den vijanddie met de grootste ver
bittering streed.
Ziedaar de gesebiedenis van bet ontstaan van onzen
oorlog met Atjeh. Dat aan den zeeroof en den slaven
handel de strooptochten en onderlinge oorlogen der
bewoners van dat rijk en zijn onderhoongheden waar
door de kust van geheel noordelijk Sumatra de aan
grenzende zee en de eilanden in de nabijheid onveilig
werden gemaakt een eind moest worden gemaa t en
door niemand anders dan door Nederland omt °°8
niet twijfelachtig voor. Misschien hadden wij reeds e
lang gewacht en hebben wij den overmoed "en on
wil om zich met ons in te laten en het hardnekkig
verzet der Atjehers vooral te danken aan de vele jaren
van straffelooze geweldpleging. De Nederlandsehe Ee-
geering wilde blijkbaar niet anders dan een verdrag
samenwerking tot verbetering van den toestand en
verbintenis van Atjeh tegenover ons om dien beteren
toestand te handhaven en waar eigen krachten moch
ten te kort schietenonze hulp te aanvaarden. Moge
al de Indische Eegeering zich te veel hebben veront
rust over tusschenkoinst vau andere mogendheden en
in strijd met de zienswijze der Eegeering in Nederland,
voornemens zijn geweest terstond den eisch van de
erkenning onzer opperheerschappij te stellen de wijze
waarop Atjeh zich tegenover onzen Regeerings-comanis-
saris gedroeg en zijn blijkbare onwil gedurende zoovele
dagen om zich met ons in te laten en zich naar onzen
wenseh te schikken gaven aan de gebeurtenissen zoo-
danigen loopdat de oorlogsverklaring onvermijdelijk
werd. De wijze waaropjonze troepen werden ontvangen,
Ik wees ten slotte duidelijk genoeg, dat aan onderwer
ping niet gedacht werd.
Of niet de Indische Eegeering had moeten en kunnen
zorgen beter met Atjeh en zijn bewoners bekend te
zijn waardoor hare dwalingdat de eerste expeditie
voldoende was voor het beoogde doelzou zijn voor
komen of de oorlog altijd met het noodige beleid,
met voldoende voorzichtigheid en te gelijk met voldoende
kracht is gevoerd dat zijn geheel audere vragen dan
die waarop wij thans een antwoord zochten namelijk
of de oorlog met Atjeh gerechtvaardigd was.
„Sta je kameraad bij zeide Frank tot den anderen
visscher, die schuw voor hem terugweek. „Ik heb hem
zijn noodlot voorspeld." Daarna knikte hij Maggy toe
en verliet het huis.
Toen bij nauwelijks aan de kromming van den
weg gekomen washoorde hij haastige voetstappen
achter zich en draaide zich om, in de verwachting, dat
een nieuwe vijand hem het hoofd wilde bieden, doch
hij had zich vergist. Het was Maggy, die hem achter-
nageloopen was en nu met verhit gelaat en glinsterende
oogen hem naderde.
„Ik heb u onrecht gedaan Sir," zeide zij„n en
hier hier is mijn hand."
Frank nam de aangeboden hand in de zijne; het was
hem als voelde hij een lichten druk. Spoedig had het
jonge meisje zich weder losgerukt en was weldra achter
de boomen verdwenen.
Wordt vervolgd.
BELGIE De vraag, of in behandeling zou worden
genomen het door den oud-minister Malou en eenige
zijner geestverwanten ingediende voorstel tot hervorming
van het kiesstelsel kwam den 21 iu de Kamer aan
de orde. Zij besloot de behandeling dier vraag tot na
de vacantie uit te stellen. Den vorigen dag had we
der een tooneel plaats zooals in Belgie helaas meer
malen voorkomt. Te Geraardsbergen was een priester,
de Poorter, in zijne hoedanigheid van dagbladschrijver,
wegens laster tot acht dagen opsluiting veroordeeld
Da reeds vroeger meermalen veroordeeld te zijn o.a.
eens wegens medeplichtigheid aan bedriegehjke bank
breuk. Die persoon was na het ondergaan zijner straf
met grooie plechtigheid in die gemeente ontvangen
volgens de inlichtingen der regeering alleen, omdat men
zijne terugkomst wilde vieren, volgeus do leden van
deu gemeenteraad omdat die veroordeelde juist aan
kwam op het oogenblik dat een optochtdien men
wilde houden ter viering van de geldigverklaring der
in clericalen geest uitgevallen verkiezingen voor den
raad, het stationsgebouw voorbijging. Onpartijdige
personen verklaren evenweldat bet uur vau aankomst
van de Poorter bekend was; dat aan de raadsleden
volstrekt geen hulde bewezen werd en dat gelijktijdig
een biljet aangeplakt werd dat beleedigende uitdruk
kingen inhield voor de door de Poorter belasteroe per
sonen Dit voorval kwam ter sprake. De clericale
leden achtten het eene zeer eenvoudlge gebeurtenis
en bloot toevaldat zijne aankomst samengevallen was
met dien optocht. De Poorter was een staatkundig
veroordeelde en het stond iedereen vrij, zijne ingeno
menheid te betuigen met hen die door de justitie ge
troffen waren. De minister van justitie, Bara, die zich
in de beraadslagiug mengde, had de onvoorzichtigheid
o a te zeggen dat het blad van de Poorter een gemeen
blad was, vol schandelijke artikelen tegen den Koning en
de rechterlijke machtdat hij die artikelen ter lezing
zou geven aan ieder, die zou w.llen zien tot welken
trap dat blad afdaaldeopdat de kamerleden zouden
weten hoe in Vlaanderen het katholieke geslacht wordt
opgevoed De heer Ooremans, clericaal Antwcrpen's
afgevaardigde (indert.jd vrijgesproken van vervalsclung
van een authentiek stuk), kou die uittarting van den
minister niet verdragen en antwoordde dat er over
dergelijke onbeduidende gebeurtenissen de sluijer zou
ziin aeworpen, was het ministerie eeu nationaal bestuur,
in plaats van eene partij-regeering. Hij herinnerde aan
de liberale partij dat eeu oud-veroordeelde uit het
tuchthuis ontslagen eens haar hooid te Antwerpen
was. Een liberaal lidOlin nep uit„Neen met
onder de antwerpsche liberalen schuilen gewezen ge
vangenen 1" Waar dan? vroeg Coremans, en toen
het antwoord uitbleef „constateerde' deze de „lat-
bartisheid" van gene. Eene groote opschudding
ontstond. „Tot de'orde, tot de orde klonk het links
en de voorzitter noodigde Coremans uitzijn gezegde
in te trekken. Dit deed hij en daarop merkte Ulra
aan, dat Coremans de laatste had moeten zijn om in
lichtingen te vrageudaar hij hem voor den rechter
had gezien zich het gelaat in de handen verbergende.
„Ziedaar", zeide hij „de inlichting die ik u te geven
bad. Zoo gij een ander man waartzou ik mij op een
ander terrein verklaren." Coremans hernam dat recht
banken hem tegenover schandelijke vervolgingen van
agenten van Bara in het gelijk hadden gesteld en noemde
Olin een overblijver van het fransche ras „een Gal^,
die zijn moed toonde door het hazenpad te kiezen
enz. De persoonlijke aanvallen zijn uit het otficiëel
verslag weggelaten, doch het schijnt, dat de zaak daar
mede nog niet afgeloopen is. Na deze bespreking werd
de wet op het leger-contingentwaarover bijna met
gesproken werd, met 46 tegen 42 stemmen en 6 ont
houdingen aangenomen.
ENGELAND. De gemeenteraad van Dublin kwam
den 20 buitengewoon bijeen ter beraadslaging over een
voorstel, om aan Parnell en Dillon het eereburgerschap
der stad op te dragen. Wegens een verzuim in de
vormen moest de vergadering verdaagd worden.
en der partijen niet aanging op een oogenblik dat de
Kamer gereed stond uiteen te gaan en dat men zich
alleen moest bepalen tot de zaak die aan de orde was.
Met 217 tegen 66 stemmen werd de begrooting goed
gekeurd. Het van den Senaat terug ontvangen wets
ontwerp tot hervorming van het kiesrecht werd in
diezelfde zitting verzonden naar de commissie, die
vroeger verslag uitbracht omtrent dat ontwerp in
strijd met den wensch van den president-minister.
EUMENIE. De Kamer nam het ontwerp-antwoord
op de troonrede onveranderd aan. Vóór de stemming
stelde het lid der oppositie Jonesco als amendement
toorin dat antwoord eene zinsnede op te nemen
waarin leedwezen betuigd werd over de verkoeling in
de betrekkingen met Oostenrijk. Hoewel de regeering
zich met dat araendement vereenigdewerd het door
de meerderheid verwerpen, omdat de Kamer geene
rekening had te houden met eene staking der diploma
tieke betrekkingen waarvan nau de regeeriug van
Eumenië nog geen olficiëele kennisgeving was gedaan.
SPANJE. De heer Cauamarque, liberaal, richtte den 21
in de Kamer der Afgevaardigden eene interpellatie tot de
regeering over het aan de British North Borneo Com
pany verleende charter. Hij herinnerde dat Spanje
sedert drie eeuwen uitsluitend souvereiniteitsrecht had
op de Soeloe-eilanden en op Borneo sedert 1531. Hij
richtte tot de vroegere couservatieve ministers het ver
wijt dat zij onverschillig waren geweesttoen zij zagen
dat eene engelsehe maatschappij zich op noordelijk
Borneo kwam vestigeu.
De minister van buitenlandsehe zaken antwoordde
dat de regeering zich tegen het bezetten van noorde
lijk Borneo door de Engelschen verzet had. Op het
oogenblik waren er nog onderhandelingen aanhangig
en°hij kon daarom geene nadere ophelderingen geven.
Alleen wenschte hij nog te zeggen dat geene enkele
mogendheid op de noordkust van Borneo grootere
rechten had dan Spanje.
ZWITSEELAND. De Nationale Eaad besloot met
85 tegen 31 stemmen overeenkomstig het regeerings-
roorstel tot het opnemen eener bepaling in de grond
wet waarbij ingevoerd wordt octrooi op uitvindingen.
VEREENIGDE STATEN. President Arthur be
noemde den heer Ilowe 65 jaren oud senator voor
Wisconsin America's afgevaardigde bij de laatste munt-
bijeenkomst te Parijs tot minister der posterijen welke
benoeming door den Senaat bekrachtigd werd. De
berichtgever der Daily News schrijft deze benoeming
alleen toe aan de persoonlijke vriendschap van den be
noemde met generaal Grant en heeft zij tot beteekenis,
dat de president geheel prijs geeft de hervorming der
ambtenaarswereld, door zijnon voorganger zoo krachtig
voorgestaan en aangevangen.
De Senaat keurde mede goed de benoeming van den
heer Trescott tot gezant in Chili.
ZUID-AFRICA. De transvaalsclie Volksraad ging
den 9 November uiteeD. De behandeling der begroo
ting werd tot Mei 1882 verschoven.
Te Kaapstad herdacht den 25 November de Neder-
landsche provinciale groot-loge de dood van haren
grootmeester nationaal prins Frederik der Nederlan-
den, in den tempel van de loge „de Goede Hoop."
Die plechtigheid werd door ongeveer 650 personen
bijgewoond waarvan de helft vrijmetselaren.
ITALIË. Uit de later bekend geworden berichten
is gebleken, dat de Senaat met 145 tegen 55 stem
men goedkeurde de bepaling in het wetsontwerp be
trekkelijk de hervorming van het kiesrechtwaarbij
dat recht verleend wordt aan allen die kunnen lezen
en schrijven.
De Kamer heeft hare werkzaamheden geschorst tot
18 Januari a.s. In hare zitting van den 21, toen ge
stemd zou worden over de tegrooting van bmnenlandsctie
zaken verklaarde de minister-president Depretis het
wenscl'ielijk te achten, dat die stemming eene staatkun
dige beteekenis hebben zou. De rechterzijde en een
deel der linkerzijde kwamen hiertegen op, beweerende,
dat zulk eene toetsing van de sterkte der regeering
STATEN-GENEEAAL.
Tweede Kamer.
Den 21 is het amendement op de vestingbegrooting,
van den heer A. v. Deiem, met 50 tegen 25 stemmen
verworpen en daarna die begrooting met 53 tegen 21
stemmen aangenomen. Vervolgens is ook de begrooting
van oorlogmet een eindcijfer van f 21,492,741 aan
genomen met 45 tegen 30 stemmen.
Bij de behandeling van hoofdstuk waterstaat den 22, is,
op voorstel der commissie van rapporteurs, op art. 88
overgebracht de som van f 25000 bestemd voor de
verbouwing van het Ryks-archief en afgenomen van het
hoofdstuk binn. zaken Een amendement van den heer
Lohman, om f 22500, uitgetrokken voor de verbouwing
van de Eekenkamer, te schrappen werd aangenomen
met 38 tegen 31 stemmen. Bij art. 95 werd de spoor-
wegbe<*rooting behandeld en aangenomen met 38 tegen
31 stemmen. Tot de toelating van den heer v. Heecke-
ren werd zonder hoofdelijke stemming besloten.
Den 23 Dec. is op voorstel van den heer Gratama
besloten de zaak- de Jong (Suriname) uit- te stellen
tot een nader te bepalen dag. Hoofdstuk waterstaat
werd goedgekeurd met 64 tegen 1 stem, tot een eind
cijfer van 29,619,406,21nadat met groote meerder
heid op voorstel van den beer de Casembroot, achter
art. 105 een nieuw artikel ingelascht was„Bijdrage
voor de internationale meteorologische waarnemingen ra
de poolstreken ƒ30000" [ingeval ook de natie vrijwillig
f 30000 bijdraagt], met 41 tegen 26 stemmen was ver
worpen art. 108 (kosten van oprichting van een zoolo
gisch station aan de kust 30000), en met 40 tegen
27 stemmen was aangenomen een amendement der heeren
Viruly de Casembroot en v. d. Hoeven om na art. 116
als nieuw artikel te stellen: „subsidie aan de Zuid hol 1.
Maatschappij tot redding van schipbreukelingen 3090.
De koloniale huishoudelijke begrootrag van Suriname
is goedgekeurd met 65 tegen 1 die van Cura9ao met
59 te<*en 1 stem aangenomen. Op de laatste is met
34 tegen 31 stemmen verwerpen een amendement van
den heer de Casembroot, om de tractementen van haven
meester en loods 10318, te brengen op 2700
[de emolumenten alsdan niet aan de koloniale kas ver
vallende], hebbende de minister overgenomen een amen-
dement "van den heer Dirks om dit artikel met/3000
te verhoogen en is met 35 tegen 25 stemmen aange
nomen een amendement van den heer Wichersom
de post voor landsgebouwen (waarbij verbetering der
quarantaine-inrichting aan de Caracas-baai) 27o50
te verminderen tot 8900. De bijdrage van het moe-