No. 7. Vier en tachtigste Jaargang. 1882. Een Rijkskanselier die bondgenooten zoekt. FEUILLETON. 32) Het rif van Kitty Hawk. ZONDAG 15 JANUARI. Prijs der gewone Advertentiën Dit nummer bestaat uit twee bladen. EERSTE BLAD. ©tBcicel (Scheelte. Laatste Inschrijving voor de Nat. Militie op Dinsdag 19 Januari 188%, Tweede Afdeeling. UkHUItSUIi: COC RA AT. Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80franco door het geheele Rijk f 1, De 3 nummers 0-06. Van 15 regels ƒ0,75; iedere regel meer ƒ0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS- TER ZOON. 's avonds van 5 tot 7 ure. VERGADERING van den RAAD der gemeente ALK MAAR, op Woensdag, 18 Januari 1882, des namiddags ten 12s/< ure. Namens den V oorzitter van den Raad, De Secretaris NU HOUT VAN DER VEEN. P O L 1 0 I E. Ter terugbekoming is aan het Commissariaat van Policie het navolsende voorhanden een dames-rouwvoile, een geruit zakje, een zilveren horlogeringetje, een tabakszak, een huissleutel, een wit boezelaareen koperen gewicht, een grijze pantoffel, een gouden vrouwenvingerring en een spaarbankboekje met den naam des eigenaars. De stichter der Duitsche eenheid moet tot zijn smart ontwaren datwat de gevoelens omtrent de binnen- landsche aangelegenheden betreftin het groote Rijk alles behalve eendracht heerscht en dien ten gevolge de eenheid blijft ontbreken die hem den onmisbaren steun kan verschaffen tot de uitvoering zijner bekende plannen. Bovenaan staat thans de verplichte verzeke ring van alle werklieden tegen den tijd, waarop zij buiten staat zullen zijn om te arbeiden hetzij ten ge volge van ongelukken van ziekte of van ouderdom. Een jaargeld van 60 tot 120 stelt bij hun in 't vooruitzicht waartoe de werkman die minder dan 450 verdient niets zou hebben bij te dragen en waarvan de patroon twee derden en het Rijk één derde zou betalen. Een schoon vooruitzicht inderdaad een niet te verwerpen steun voor den ouden dag of schoon op zich zelf altijd ontoereikenden toch hebben de duitsche werklieden zich daardoor niet laten verlokken om hunne stemmen bij de laatste verkiezin gen op de regeeringscandidaten uit te brengen. Het algemeen stemrecht heeft den Rijkskanselier niet kun nen baten. De mededeeling dat het Rijk tot de uit- keering van zijn aandeel in deze pensioenen en onder steuningsgelden in staat gesteld zou moeten worden door verhooging der aceijnsendoor verhooging van de belasting op den tabak en het bier, heeft zelfs de werklieden afgeschrikt. Nu behooren ongetwijfeld tabak en bier tot de levensbehoeften van den Duitschen werk man waarop hij bijzonder gesteld is en waarvan hij den prijs niet gaarne ten gevolge van verhoogde belai- ting zou zien stijgen. Hij heeft zich daarenboven afge vraagd of misschien niet de nieuwe verplichting die op de patroons zou worden gelegd een verlaging van het werkloon ten gevolge zou kunnen hebben, en wat er zou geschieden wanneer de patroon eens mocht besluiten het werk te staken of aan zijn zaken minder omvang te geven. De Staat moge voorschrijvenZooveel zal het dagloon zijn van den werkman en zoo groot zal zijn pensioen wezen op zijn ouden dagmaar zal hij ook kunnen bepalen dat er steeds behoorlijk werk verschaft zal worden dat de fabrieken niet stil mogen staan, dat men schepen laten bouwen, handel zal drij ven enz.? Ten slotte bestaat tegen de plannen van von Bismarck nog een bezwaar van bijzonderen aardeen politiek bezwaar. Hij wil dat het Rijk en het Rijk alleen den werkman onderstand waarborgt bij ziekte en hoogen leeftijd het Rijk moet de kassen houden en administreerentoevluchtsoorden stichten voor den be jaarden of gebrekkigen werkmanmaatschappijen op richten en regelen tot ouderlingen steun kortom het Rijk zal alles moeten doeneigenlijk ook de armen ondersteunen de politie en de scholen betalen. Voor de gemeenten en de particuliere vereenigingen moet niets overblijven. Zoo zou de werkman geheel afhan kelijk worden van het Rijk en den Rijkskanselier met zijn ambtenaren, maar zoo zou ook het algemeen stem recht heerlijk kunnen werken tot bevordering van het alvermogen van den Staat en zijn Ministers. Hoe zal de Rijkskanselier voor deze plannen en voor de invoering van het tabaksmonopolie een meerderheid kunnen vinden in den Rijksdag? Want ook dat tabaks monopolie waardoor het R.jk aan de verschillende Duitsche Staten een vergoeding zou kunnen schenken voor hunne bijdragen aan de algemeene kas en bij gevolg zijn invloed en macht alweder aanmerkelijk zou zien toenemen ligt hem na aan het hart maar wie zijn de bondgenooten op wier onmisbare hulp hij kan rekenen De conservatieven en nationaal-liberalen zijn niet talrijk genoegin de partij van den vooruitgang en de nieuwe meer geavanceerde partij die zich laatste lijk heeft gevormd, beide aanmerkelijk sterker dan vroe ger in den Rijksdag vertegenwoordigd kan hij slechts tegenstanders zien blijft over de katholieke centrum partij. Haar medewerking zou te verkrijgen zijn en de Rijkskanselier weet vrij nauwkeurig tot welken prijs afschaffing van de bekende Mei-wetten. Yan die wetten heeft von Bismarck al zeor weinig voldoening gehad. Sterker dan ooit is de centrum-partij na de laatste ver kiezingen in den Rijksdag teruggekeerd en geen ver zachting der bepalingen van deze bestaande wetten geen gematigdheid in de uitvoering kan baar tegenstand breken. Tot onderhandelen is het Yatikaan alleszins bereid maar bet bestaan dier noodlottige wetten blijft een onoverkomelijke hinderpaal. Is het mogelijk dat op die wetten wordt teruggekomendat zij althans krachteloos en onschadelijk worden gemaakt? Als de Duitsche Rijkskanselier aan het bewind blijft en dat blijkt hij te willen en wat niet minder duidelijk blijkt zijn geliefkoosde plannen wil uitvoeren dan zal hij evenmin als vroeger nauwgezet zijn in de keuze der middelen. Van een ontbinding van den Rijksdag en nieuwe verkiezingen is weinig heil te wachten. Toch zou de terzijdestelling der Mei-wetten voor hem een bittere pil zijn maar wie weet of ten slotte niet een goed klinkend motief, een eervolle weg voor den terug tocht zal gevor.den worden. Het Yatikaan heeft bebo've de Pruisische Meiwetten nog een andere zeer gewi ""tecen de bestaande orde van zaken waarop hatelijk ern stiger dan ooit is gewez lijke macht, de in lij vin Italië. Maar wat heef maken met deze grief zoo mag men vrager tijd beweerd, dat von di 1 ••-.et deze zaak zou inlaten. Ei v. dat hij een voorstel zou doen daan hadom de positie van dei- door een overeenkomst tusschen verschi. heden en daarbij zou ook het denkbeela kunnen komen om het Hoofd der Kerk geen g, bied hoe klein dan ook te geven waarop geen dere macht dan de zijne erkend en gehoorzaamd zou worden. Als daarvoor nu eenig ander terrein in aan merking zou kunnen komen dan de stad Rome zouden vermoedelijk wel weinigen er bezwaar tegen hebben; maar juist dit is de groote moeilijkheid dat het Ita- liaansche volk Rome beschouwt als de natuurlijke hoofdstad van het vereenigd Koninkrijken de Paus er waarschijnlijk niet aan denkt Rome te verlaten. Deze noodlottige omstandigheid is voor de rust van Italië zelve een groot bezwaar. Het behoeft ons daarom niet te verwonderen, dat zelfs een officieus blad als de Diritto het denkbeeld van een internationale regeling in beginsel ondersteunde. Toch zou die regeling voor Italië een groot gevaar opleveren het gevaar dat vreemde mogendheden zich met zijne zaken zouden gaan bemoeien. De zoogenaamde waarborgenwet is een wet als elke andere door Italië zelf in het leven geroependie Italië kan wijzigen en wanneer het dit geraden oordeelde, wat trouwens niet te denken is, zou kunnen afschaften. Maar wanneer de positie van den Paus bij internationaal tractaat werd geregeld zouden vreemde mogendheden het recht hebben Italië tot verantwoording te roepen naar aanleiding van elke klacht Geen nonder dan ook dat de ltaliaansche Mi nisterraad heeft besloten elke bespreking van dit on derwerp met vreemde mogendheden af te slaan. Zoo lang de Paus te Rome blijft en Rome niet ophoudt de hoofdstad van Italië te zijn is het voor de Regeering van Italië volstrekt onaannemelijk aan andere mogend- Deze woorden bleven niet zonder eene bedarende uit werking op den handelaar. „Houd goed de wacht!" zeide hij, staan blijvende, „ik ben altijd angstigdat de „Eidechse", begunstigd door het goede weer, dat de duivel halen zalvóór den bepaalden tijd zal aankomen misschien van daag of morgen reeds. De nachtkijker, dien ik besteld heb is ook nog niet aangekomen." „Dat doet er niets toe onze lieden zien even goed met hunne gezonde oogen als gij met uwen nachtkij ker, en op de duinen staat voortdurend een wacht." „Goed, zeer goed. Ik weet wel, dat ik mij op jou verlaten kan. Heeft de luitenant nog niets bemerkt?" „Hoe zou hü? Meent gij, dat wij het hem vertellen?" „Neen dat weet ik wel beter. Maar het schiet mij daar juist te binnenRafflesik heb je nog in het geheel geen glas aangeboden. Wil je rum whiskey of brandewijn „Geef een glas whiskey, sir, en laat ons naar den winkel gaan, opdat de blauwrok geen achterdocht krijgt." Twysten reikte den visscher een bierglas vol whiskey toedat deze met één teug uitdronk. „Ik zou voor Bill ook nog kruit van u medebrengen, ongeveer vijftien pond zeide de laatstehet glas ne derzettende. „Kruit? voor Bill en vijftien pond? Wat moet hij daarmede „Ik weet het niet en het gaat mij ook niets aan." „Hm, ik meen toch van welantwoordde Twysten met een bedenkelijk gelaat. „Ziet Rafflesik denk dat het goed zal zijn om Bill eenigszins in toom te houden. Hij is te wild en zal ons nog eens in het ongeluk storten. Wat was dat laatst voor een on zin met het station De lui daarboven heeft het niets geschaad doch daarentegen ons de kanonneerboot en den luitenant op den hals gehaald. Bill met zijn over ijlde streken heeft er alleen schuld aan wanneer wij in de klem raken." „Al genoeg. Zeke heeft bevel gegeven niets meer tegen het station te ondernemen zoolang die lui zich bedaard houden. Ik denk, dat dit Bill wel in toom zal houden. Zeke is nog de eenige voor wien hjj bang is. Wanneer gij hem echter het kruit niet verkoopen wilt „Zeker, zeker," veel Twysten hem in de rede. „Ik zal mij Bill niet tot vijand maken. Kom maar, gij zult het kruit hebben." Een slim lachje gleed over het gelaat van den han delaar, hij had in zijn magazijn nog een voorraad kruit liggen dat een beetje vochtig geworden en daar door nagenoeg onbruikbaar was en de gedachte schoot hem door het hoofddit, met bijvoeging van een beetje goed kruitaan den visscher te zendentot hij zich overtuigd had welk gebruik deze daarvan maken wilde. Toen de beide mannen in den winkel tradenstond Prank juist op het punt het couvert te sluiten. Twysten liep op hem toe en begroette hem. „Het verheugt mijdat ik gelegenheid heb u te leeren kennenzeide hij met gemaakte hartelijkheid. „Naar ik hoop zult gij nog wel eens hier komen. Ik zal het mij tot een eer rekenen wanneer gij mij per soonlijk een bezoek wildet brengen. Ik zal dan nog eenige heeren uit de stad verzoeken en wij kunnen dan een glas met elkander drinken. Veel afwisseling zult gij op het station wel niet hebben." „Ik dank u zeer," antwoordde Pi-ank. „Wanneer ik niet te spoedig teruggeroepen wordtneem ik uwe uitnoodiging aan. Waar kan ik deze brief ter verzen ding geven „Dien kunt gij hier laten, hij gaat nog heden middag wegantwoordde Twysten. „Ik zelf ben postdirecteur van Osceola." „Wees dan zoo vriendelijk hem te verzenden." Met deze woorden legde Prank de brief op de toonbank en trad op Bob toe, om de gezochte voorwerpen te betalen. Intusschen wikkelde Twysten het verlangde kruit in een pakje. „Hier is het meelRaffleszeide hij luid. „Onze oude rekening is hiermede vereffend en van sterke dranken, suiker, koffie en dergelijke zaken zijt gij zeker nog voorzien." Bob streek met een „hartelijk dank sir 1" het geld in de lade. Daarop geleidde Twysten, Prank en Raffles naar de deur. „Tot weerziens, luitenantik houd u aan uw woord en verwacht u eerstdaags bij mij. Good bye Toen zij beiden uit bet gezicht warenging de han delaar naar de winkel terug, nam den brief, dien Prank daar nedergelegd had, en las halfluid het adres. „Aan den heer Marry Robertson Greensburg West- Virginia," opende daarna bedaard het couvert en door las opmerkzaam den inhoud. „Z.edaarBobzeide hij dezen den brief en couvert gevende„de brief bevat niets als een bericht van zijn behouden aankomst aan den vader van den luitenant. Schrijf een nieuw adres van dezelfde hand, wat gij zoo prachtig doen kunt. De brief kan dan verzonden worden." Maggy was op bevel van haren vader naar hare slaapkamer teruggekeerd en keek uit het venster de zich meer en meer verwijderende boot na. Een gevoel van namelooze vreugdedoor Prank's woorden opge wekt, vervulde hare borst. Eerst nu bemerkte zij, hoe diep zijne vermeende trouweloosheid haar gegriefd had, hetgeen zij zich vroeger niet gaarne had willen beken nen. Den geheelen nacht, terwijl zij wakende op baar

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1882 | | pagina 1