No. 10. Vier en tachtigste Jaargang 1882 ZONDAG 22 JANUARI. Een nieuwe Staat. FEUILLETON. 35) liet rif van Kitty Hawk. Prijs der gewone Advertentiën Dit nummer bestaat uit twee bladen. EERSTE BLAD. (ftfFtciccI (öcbcclte. Nationale flilitie. De lot,elins?en der Militie van dit jaar uit deze gemeentedie recht hebben op vrijstelling voor broederdienst of eenigen zoon, worden verzocht ten spoedigste ter secretarie de noodige opga ven te doen tot bet in orde brengen der stukken. Tweede Afdeeling. ILKIIIARSCUE COURANT. Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag-en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1, De 3 nummers O 06. Van 15 regels 0,75; iedere regel meer ƒ0,15» Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS- TER ZOON. Dn BURGEMEESTER der Gemeente ALKMAAR brengt ter kennis van de ingezetenen, dat de LANDMETER van het kadaster, Woensdag 1 Eebruari e.k., een aanvang zal maken met het opnemen der kadastrale veranderingen, dienst 1883. AlkmaarDe Burgemeester voornoemd, 17 Jan. 1882. A. MACLAINE PONT. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter algemeene kennis: dat de LOTING der in bet vorige jaar in deze Gemeente voor de Militie insescltrevenen zal geschieden op DONDER DAG, 16 FEBRUARI aanstaande, ten Raadhuize der ge meente Alkmaar Zij worden mitsdien opgeroepen om op dien dag, des voormiddags ten 9 ure, zich aldaar te bevinden, om te loten en opgave te doen van de redenen van vrijstelling, die zij ter zake. van de Militie vermeenen te moeten inbrengen. Indien zij vermeenen vrijstelling te kunnen erlangen wegens Iroederdienst of op grond van te zijn eenige wettige zoon, moeten zij op Donderdag2 Maart e k., des namiddags ten 6 ure ten Raadliuize verschijnenvergezeld van twee bij den Burge meester bekende en ter goeder naam en faam staande meerder jarige ingezetenen, die het vereischte getuigenis kunnen afleggen en het aldaar op te maken getuigschrift onderteekenen. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. MACLAINE PONT. 21 Jan. 1882. De Secretaris NU HOUT van der VEEN. Te Alkmaar wordt gevraagd op 1000,jaarwedde, eene ONDERWIJZERES aan de Openbare School voor Meisjes, daar de onlangs benoemde onderwijzeres door onvoorziene om standigheden verhinderd is geworden bare betrekking te aan vaarden. Vereiscbten zijn: Acte als hoofdonderwijzeres en aanteekening voor Fransch Engelsch en Duitsch. Sollicitanten gelieve hunne stukken in te zenden bij het Ge meentebestuur vóór 1 Februari 1882. P O L I O 1 E. Ter terugbekoming is aan het Commissariaat van Policie het navolcende voorhanden een portemonnaie, inhoudende eenige centen, een grijze paardendeken, een zilveren sigarenpijpje,een katoenen en een wollen kousje en sokje, een stukje van een gouden speld, een gouden oorbelletje, een blauwe wollen doek een geruit zakje, een tabakszakjeeen zilveren horologeringetje en een wit zijden dasje. Lijst van brieven, waarvan de geadresseerden onbekend zijn, verzonden gedurende de 2e. helft der maand December 1881. G. de Wit, Roosenvelt, G. J. v. Leeuwen, Bos Pz., Am sterdam C. Goedhard. Beverwijk; van Rijn, Delft; P. Bakker, Nieuwe Niedorp Mej. H. F van Dommelen, Utrecht; J. IJ. Bandstra, Workunrr. Z. Mulder, J. Vredenburg, Zuidscharwoude. Uit Zuidscharwoude: W. Vink, Delft. i. I)e plechtige viering van den sterfdag van Victor Emanuel in tegenwoordigheid van den Koning en de Koningin van Italië en van de outatiën uit alle oorden des lands in dezelfde stad waar onlangs de Paus op indrukwekkende wijze de wenschelijkheid uitsprak van het herstel zijner wereldlijke machtheeft opnieuw de aandacht doen vestigen op het schoone en merkwaardige land waarvan de Eeuwige Stad thans de hoofdstad is Het schoone land. Is Italië wel een zoo schoon land? Ziedaar de vraag, die menigeen op de lippen komt bij de lezing van de brieven over Italië van den Belgischen hoogleeraar de Laveleye, voor ruim een jaar gezamen lijk uitgegeven onder den titel van VItalië actuelle. Zeker niet overal. Althans niet daar waar de berg- stroomen de heuvelen verwoesten door de diepe geulen, die het afstroomende water er in graaftterwijl het de vruchtbare aarde wegvoert en naakte, kale rotsen over laatdie zelfs het oog niet boeien door kantige vormen of schoone lijnen waar treurige eenzaamheid en stilte heerschen, bij gebrek aan hoeven en landbouwerswonin gen terwijl de arme bevolking in massa bijeenwoont in bouwvallige en vuile dorpen en vlekken. Niet daar, waar de wouden geveld zijn die eertijds de toppen der bergen dek'en waar in de vlakten soms zelfs geen enkele boom meer wordt aangetroffen en de „malaria" de bevolking teistertdiedoor gebrek en ellende tot wanhoop gebrachtin steeds grooter getal de gevangenissen vult of in landverhuizing redding zoekt. „Wanneer men aan Italië denkt", schrijft de Laveleye, „droomt men van sebooue jonge paren, onder den blauwen hemel, in de schaduw der wijngaardranken dansende op den klank van de tamboerijn. Helaas men danst alleen nog maar op commando en voor het geld der vreemdelingen." Haasten wij ons er bij te voegen, dat die sombere be schrijving niet van geheel Italië geldt, maar van enkele streken echter uitgestrekt en talrijk genoeg om zoo wel den nadenkenden landgenoot als den belangstellen den vreemdeling met zorg te vervullen. En waaraan is die treurige toestand te wijten? Volgens den schrij ver voor een goed deel aan de groote ongelijkheid der bezittingen op het land inzonderheid aan het groote onverdeelde grondbezit in de handen van enkele eige naars waardoor de arbeider steeds arbeider blijft, en voor een ontoereikend loon met gebrekkige werktuigen het vruchtbaremaar slecht onderhouden en s'echt verzorgde land bebouwtzonder een eigen stukje grond waaraan hij zijn zorgen kan wijden en zonder de hoop om het ooit te verkrij en. De toestand in sommige streken van Italië heeft veel overeenkomst met dien van Ierland. De kleine grondeigendom ontbreekt er, de groote landeigenaar woont in zijn paleis in de stad, en leeft er niet zelden op zoo we Md rige wijze, dat zelfs zijn ruime inkomsten niet voldoende zijn om zijn uitgaven te dekken. Hoe zal dan zijn land verbeterd en zijn arbeiders ruimer betaald kunnen worden. Maar nog andere ziekten knagen aan de welvaart van het land. De uitgaven van het land de provin ciën en de gemeenten zijn tot een schrikbarende hoogte opgevoerd Italië heeft zich in weinige jaren zoo min of meer tot een groote mogendheid gevormd die er niet, afkeerig van zon zijn, om ook van tijd tot tijd een woord mee te spreken wanneer over het lot van Europa be slist wordt. Maar al de inrichtingen van den nieuwen staat hebben schatten gekost, en eischeu voortdurend zware offers. Het kostbare leger was misschien, althans in de eerste jaren, onmisbaar. Thans wordt Italië door geen buitenlandsche mogendheid bedreigd, en in dit op zicht loopt hij ook in de toekomst geen gevaar, indien het zelf het gevaar niet opzoekt. Zijn bevolking is één. Italië is alleen bewoond door Italianen, Oostenrijk zal wel voor goed hebben afgezien van de gedachte, om ooit weer eenig Itaiiaansch grondbezit onder zijn gebied te brengen. Van zijn westelijken buurman Frankrijk is evenmin iets dergelijks te duchten. De Zwitsersche Republiek is de rustigste buur dien men zich kan wenschen. Behoeft Italië dan wel een groot leger? Zeker behoeft het geen kostbare vloot. En inderdaad, wanneer men hoort', dat de vier grootste pantsersche pen van Italië ongeveer vijftig miljoen gulden hebben gekost en men bedenkt daarbij het meer dan twijfel achtig nut van deze kolossale schepen tegenover een vlug ramschip en e m snelvarend torpedo-vaartuig, dan begrijpt men dat menigeen zich ergert over den schulden last die op deze wijze op het volk wordt gelegd. Maar niet alleen de Staat, ook de provinciën en de gemeenten hebben zich uitgaven veroorloofd waardoor haar schul denlast verontrustend is geworden. Overal is gebouwd, verbouwd en verfraaid. Florence verkeert reeds in staat van faillissement. Trouwens daartoe heeft de bijzondere omstandigheid aanleiding gegeven dat deze stad ge durende eenige jaren hoofdstad van het rijk is geweest. Die tijdelijke glorie heeft haar omstreeks tachtig millioen gekost en toen de residentie van het Hof en de zetel der Regeering naai' Rome werden overgebracht, volgde onmiride lijk een onvermijdelijk en in de eerste jaren onherstelbaar verval dat verklaarbaar wordtwanneer men bedenkt, dat door die verplaatsing alleen de bevol king eensklaps met meer dan 50,000 zielen verminderde. Zulk een lot maakt aanspraak op hulp van den Staat; maar andere steden hebben in meerdere of mindere mate dit voorbeeld gevolgd zonder dat voor haar oen soortgelijke aanleiding bestond. Bedenkt men nu, dat Hij weerde alle gedachten hierover van zich af bedenkendedat hij reeds in het volgende oogen- blik volle zekerheid kon hebben. Wanneer hij tegen over Maggy stond wanneer hij eerst maar wist wat zij eigenlijk wilde zou hij daaraan twijfelde hij niet den in te slagen weg spoedig vinden om noch zijn dienstplichten te schaden noch zijn gegeven woord te breken. Sneller stapte hij voortterwijl hij den blik van tijd onderzoekend over de duinen liet zweven. Nog was er geen menschelijk wezen te zienslechts een paar meeuwen huppelden voor hem uitvlogen zoodra hij hen genaderd was met een angstig geschreeuw op en streken eenige honderden schreden verder op een hoop droog wier neder, om, zoodra hij O' k deze plaats be reikt hadhetzelfde te herhalen. De nachtwind had de lucht eenigszins opgefrischtmaar daar hij uit het zuiden blieswierp hij geen golven aan het strand doch dreef ze met groote kracht naar de vooruitsprin gende klippen waar zij schuimend uiteenspatten. Frank vreesde reeds, dat hij Maggy was misgeloo- pen toen hij haar tu schen de duinen zag te voorschijn komen. Zij bleef staan toen zij hem bemerkte en wachtte hem op. Haar gelaat was bleek en verraadde een slapeloozen" nacht, en in hare oogen door lange wimpers bescha duwd, lag een diepe ernst en een licht rood kleurde hare wangen toen Frank haar groette. Hij zelf kon zich een licht gevoel van verlegenheid niet ontveinzen, dat hij op rekening van zijn zonderlinge positie schreef. Zij legde zwijgend hare hand in de zijnedie hij haar vriendelijk had toegestoken en liet deze een oogenblik in de zijne rusten. „Kom," zeide zij toen, terwijl zij zich omwendde en vooruit liep. Hij volgde haar door de duinen. Een eindje verder, waar een sparreboom aan den rand van een kleinen heuvel groeidedie door den storm gebogen was en zijn top als een dak over een klein met helm opge groeid plekje neigde stond het meisje stil. „Dat is mijn tuintje," lachte zij. „Hier ben ik alle morgen en niemand komt hier dan ik alleen." Met deze woorden zette zij zich op een dikken boven den grond uitstekenden wortel neder en leunde tegen den stam. Frank nam tegenover haar op een kleine ver hooging van den gr >nd plaats. Zoo zaten zij en zagen elkander zwijgend in het gelaatgeen van beiden scheen het juiste woord te kunnen vinden dat hen over de oogenblikkelijke verlegenheid kon heenhelpen. „Ik ben gekomen om mijn woord in te lossen begon \Frank eindelijk. „Of het moest zijn ging hij na een oogenblik van stilzwijgen voort„dat gij zelf mij van mijn belofte wildet ontslaan." Op Maggy's gelaat verscheen een levendig rood daarop schudde zij ontkennend het hoofd. „Dat kan ik niet, er gebeurt zoo veel, dat mij raadselachtig is en mij kwelt. Ik wil en moet daar omtrent inlichtingen hebben." „Ondervraag mij dan maar, Maggy." Zij haalde diep adem als kon zij daardoor de vrees verdrijven die zij wist zelf niet waarom haar hart beklemde. „Zeg mij dan eens, mijnheer waarlijk ik weet niet eens uw naam." „Frank Robertson." „Zeg mij vooreerstmijnheer Robertson wat wildet gij 's nachts voor mijns vaders huis „Mij overtuigen of mijne verdenking dat uws vaders huis een verzamelplaats van smokkelaars iswaarheid bevatantwoordde hijhaar vast in de oogen ziende. Haar gelaat veranderde geen oogenblik. „Smokkelaars herhaalde zij rustig„en wat ver staat gij daaronder „Zoo wist gij dat werkelijk niet riep hij met on- geloovige verwondering, „ha, dat is onmogelijk!" De verdenking, dat hij eene bekwame comediante voor zich had kwam met alle macht in hem op. Tegenover zulk eene, zou openhartigheid dwaasheid geweest zijn. Een gemengd gevoel van toorn en smart kwam in hem op en toch konden deze oogen die zoo ang stig vragend aan zijne lippen hingen liegen Maggy legde zijn woorden en de verandering in zijne trekken anders uit. „Gij moet niet boos zijn over mijne onwetenheid smeekte zii schuchter. „Ik bon nooit van het eiland 1 geweesten ben veel dommer dan de meisjes op bet vasteland. Gij moet een beeije geduld met mij hebben." „Dus hebt gij nooit een school bezocht?" vroeg Frank tamelijk ruw. „Neenin Nagshead is geen school. Mijn beetje lezen en schrijven leerde ik van mijne moeder en wat ik verder nog weet, heb ik uit boeken." „Uit boeken „Zeker, ik bezit er eene groote hoeveelheid van," antwoordde zij niet zonder trots. In de kisten die soms als strandgoed aan mijnen vader gebracht wer den bevonden zich onder andere zaken ook dikwijls boeken. Vader kon ze toch niet gebruiken en daarom heb ik hem altijd verzocht ze mij te geven. Ik heb ze zoo dikwijls gelezen dat ik ze bijna van buiten ken maar wat smokkelaars zijn stond er niet in. Zij hebben mij allerlei dingen geleerd, die ik eigenlijk niet gebruiken kondoch ook veeldat ik gaarne wilde weten heb ik daarin gevonden. En dan dacht ik dat ik van u het andere wel vernemen zou want gij weet zeker alles." Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1882 | | pagina 1