No. 16.
Vier en tachtigste Jaargang.
1882.
ZONDAG
5 FEBRUARI.
Een nieuwe Staat.
FEUILLETON.
41> Het rif van Kitty Hawk.
Prijs der gewone Advertentiën
Dit nummer bestaal uit twee bladen.
EERSTE BLAD.
©flicicel (Scheelte.
KI BS IJ 14
van alle Maten en Gewichten.
Tweede Afdeeling.
ALKMAABSCHE COEBANT.
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80franco door
het geheele Rijk f 1,
De 3 nummers 0 06.
Van 1—5 regels 0,75; iedere regel meer f 0,15.
Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR;
Gezien het k.k. besluit van 21 November 1881 (Staatsblad
No. 178), en het besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-
holland van 4 Januari 1882 No. 53 (Provinciaalblad No. 5);
Brengen ter kennis van belanghebbenden
dat de gemeenten Alkmaar. Akersloot, Bergen, Heerhugowaard,
Beiloo, Oterleek, Oudorp, Koedijk, Limmen, St. Pancras en Schoorl
voor den herijk zijn zamengevoegd
dat die herijk welke kosteloos geschiedten zichblijkens
aangehaald koninklijk besluit, bepaalt tot de maten en gewich
ten, zal plaats hebben in het IJklokctul in het Victoriepark te
ALKMAAR, voor de te Alkmaar wonende neringdoenden van
S3 Februari tot en met 25 Maart, op alle werkdagen, van des
voormiddags 9 tot des namiddags 2 uur.
"Voor de ingezetenen van
Akersloot 29 Maart, van 9 tot 12 uur,
Bergen «1*3.
Heerhugowaard 30 9 12
Beiloo 1 5
Oterleek 4 April, 9 12
Oudorp .1.3»
Koedijk 5 9 12
Limmen .1.3*
Sint Pancras 6 u 9 12
Schoorl 1 5
De belanghebbenden worden tevens herinnerd
1®. dat de maten en gewichten behoorlijk schoongemaakt en
droog ten herijk moeten worden aangebodenzullende zij
indien dit niet het geval mocht zijnonherijkt worden
teruggegeven
2®. dat de niet juist bevonden gewichten, voor zoover zij daar
voor vatbaar zijnop verzoek van de belanghebbenden aan
het kantoor kunnen worden gejusteerd tegen betaling volgens
een vast tarief, ten bate van het Rijk, vastgesteld bij kon.
besluit van 16 October 1869 (Staatsblad No. 160);
3°. dat ieder verplicbt is zijne maten en gewichten te doen
herijken.
Belanghebbenden worden dringend verzocht met tot de laatste
voor den herijk bepaalde dagen te wachten met de aanbieding hun
ner maten en gewichtenten einde den geregelden loop van den
herijk te bevorderen.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
S ïebr. 1882. De Secretaris,
NUHOUT VAN DER VEEN.
KIEZERSLIJSTEN.
De Voorzitter van den Raad der gemeente Alkmaar roept
hg deze op hen, die elders in 's Rijks directe belastingen zijn
aangeslagendaarvan ter secretarie dezer gemeente, vóór of op
1 Maart"a.s. te doen blijken, door overlegeing van het aan
slagbiljet der grond- of personeele belasting of van bet patent
over de loopende dienst.
Alkmaar, De Voorzitter voornoemd,
4 Eebr. 1882. A. MACLAINE PONT.
ii.
Drijven er aau den staatkundigen hemel van Italië
meer en dreigender wolken dan men in den regel aan zijn
natuurlijken hemel ontwaarter blijft echter helder
blauw genoeg over om op goed weer te mogen hopen.
In de eerste plaats komt het volk zelf in aanmerking.
De hoogere klassen zijn getrouw gebleven aan de oude
overlevering van zich te wijden aan de bevordering van
wetenschap, kunst en letteren. In plaats van zich te
vergenoegen met het rustig genot van hun rijkdom en
hoogen rang en alzoo te vervallen tot ledighe d on
kunde en onverschilligheid stellen de afstammelingen
der oude geslachten bekend in de geschiedenis des
lands het grootste belang in alles wat land en volk
betreft, in den politieken en maatschappelijken toestand,
in de leiding der algemeene belangende bronnen der
volkswelvaarthet onderwijs en bet lot van den werk
man niet alleen door geldelijke oilersmaar evenzeer
door eigen onderzoek, eigen studie en eigen werkzaam
heid. De Italianen zijn schrander, vlug van geest,
vlijtig en arbeidzaam. Op elk gebied van wetenschap
en kunst kan het land wijzen op een aantal mannen
wier namen door gansch Europa gunstig bekend zijn.
Het is nog altijd het land van de kunst en den goeden
smaak. De arbeider in de stad en op het land werkt
met vlijt overal waar hij het vooruitzicht heeft zijn
lot te verbeteren en is gewoon zich met weinig te
vergenoegen. Waar het kleine grondbezit bestaat, weet
de eigenaar met zijn hoekje grond wonderen te doen
en op de kale rots een vruchtbaar plekje aan te leggen,
dat hij jaarlijks ten koste van veel arbeid en schrander
overleg vergroot, en een verscheidenheid van vruchten
doet voortbrengen, waarover de bezoeker zich verbaast.
In sommige streken blijft het uitgestrekte landbezit van
eenige weinige grondeigenaars een beletsel voor de
algemeene welvaarten de armoede zal er niet wijken
voordat daarin verandering zal zijn gekomen.
Laveleije noemt het in zijn brieven een geluk voor
Italiëdat het geen belangrijke industrie, geen groote
fabriekstoden bezit, blootgesteld aan al de wisselingen,
aan de eb en den vloed van handel en nijverheid, die
van tijd tot lijd geheel Europa beheerschen, aan den
voortdurenden oorlog tusschen arbeid en kapitaal, aan
werkstakingen en faillissementen waardoor op een
oogenblik duizenden arbeiders zonder werk geraken,
aan bestendige armoede en gebrek onder een verwil
derde bevolking. Hij hoopt dat Italië, dat voor de groote
industrie de steenkool mist, zijn geld zal aanwenden
tot verbetering van den landbouw waar nog zooveel
aan te doen is. Daardoor zal het tevens bevrijd blijven
van die opeenhoopingen van werklieden waaronder de
socialistische en revolutionaire denkbeelden zich het
spoedigst verspreiden en het diepst wortel schieten, en
waar in tijden van een ramspoedigen oorlog of groote
politieke spanning het oproer en de omwenteling he
eerst losbarsten. Om deze reden acht de schrijver het
hoogst wenschelijk, dat de hoofdsteden der verschillend©
oude Italiaansche staten en republieken, Tarijn, Genua,
Venetië Florence Napels, haar aanzien behouden en
niet te zeer verbleeken voor den luister der nieuwe
hoofdstad. Ja hij gaat zelfs zoo ver, dat hij bet voor
Italië een gelukkige omstandigheid achtdat Rome
gedurende een gedeelte des jaars om de aldaar heer-
schende koortsen, de „malaria," een minder begeerlijke
verblijfplaats isanders zou het voor do rust en de
geregelde ontwikkeling van Italië even gevaarlijk kun
nen worden als Parijs voor Frankrijk is
Op vele plaatsen is men teleurgesteld in de grootsche
verwachtingen die men van de omwenteling heeft ge
koesterd. Venetië b. v., is wel iets levendiger gewor
den, maar deVenetianen schijnen gehoopt te hebben dat
de dagen van den grooten bloei der vroegere eeuwen
zouden terugkeeren en daarvan is tot nog toe geen
sprake. Er is heel wat tijd noodig om aan den handel een
nieuwen loop te geven en de heer Laveleye wijst op
de haven van Vlissingen en haar rechtstreeksche spoor
wegverbinding met Duitschland om aan te toonen dat
de^beste haven en de kortste weg op zich zeiven niet
in staat zijn om den handel uit de oude banen tot zich
te lokken. Zoo zullen ook de Italiaansche handelsteden
geduld moeten hebben, en van den ondernemingsgeest
en den goeden handelsblik harer bewoners zal het af
hangen, welke plaats Italië in het Europeesch handels
verkeer zal innemen. De doorgraving van de landengte
van Suez heeft zijn havens tot de meeat geschikte ge
maakt voor de vaart op Indië, en wie kan zeggen van
hoeveel invloed de tunnels door de Zwitsersche Alpen
zullen zijn voor den handel met Midden- en Noord-
Westelijk Europa?
In Italië ontdekt men geen sporen van godsdienstige
dweepzucht, integendeel maakt men zich bezorgd over
de toenemende onverschilligheid en het veldwinnend
ongeloof. Een strijd tusschen clericalen en liberalen,
zooals die in meerdere of mindere mate in Belgie
Duitschland Frankrijk en ons land bestaat, kent men
er niet. Tot nog toe is het land zoo gelukkig van ook
de „schoolkwestie" niet te kennen. Godsdienstig on
derwijs wordt aan de lagere scholen gegeven door de
onderwijzers, zonder toezicht van de geestelijkheid, wan
neer de ouders der kinderen het verlangen. De ouders
verlangen het, en de geestelijkheid komt niet in ver
zet. Zal dat zoo blijven? Velen vreezen van niet, en
zien daarom de toekomst donker in. Werkelijk is de
toestand van Italië al zeer vreemd. Het is een uit
sluitend Katholiek landen in zijn hoofdstad klaagt
het Hoofd der Katholieke Kerk over onvoldoende vrij
heid en verklaart het herstel van zijn wereldlijk ge
zag noodzakelijk. In dezelfde stad zetelt het Parlement,
en daarin zoekt men te vergeefs naar een clericalo
partij. De geestelijkheid leeft in vrede met den Staat
en in de openbare scholen blijven de bezwaren uit
die in andere landen het geheele volk in rep en roer
XIII.
Maggy had den geheelen dag als droomend door het
huis rondgeloopen. Werktuigelijk deed zij hare gewone
bezigheden bijna zonder te weten wat zij deed. Haren
vader durfde zij nauwelijks in het gelaat zien. Wel
honderdmaal had haar de vraag op de tong gelegen
„Vader, is het waar, zijt gij een smokkelaar en een
strandroover maar een ontzaggelijke vrees haar iede-
ren keer den mond gesloten. Nog was zij van de
schuld van haren vader niet geheel overtuigd nog had
zij eene zwakke hoop, dat alles misschien op een mis
verstand berustte en als een drenkeling aan den stroo-
halmzoo klemde zij zich aan deze hoop vast. Zij
sidderde voor het einde, dat haar of van haren angst
bevrijden öt' haar ergste vrees kon verwezenlijken.
Een speelbal van haar gevoel heen en weder ge
slingerd tusschen een gelukkig leven en eene trooste-
looze vertwijfeling was het haar eene verlichting dat
de toestand van hare grootmoeder haar volle opmerk
zaamheid vorderde en de verpleging der kranke haar
ten minste zoozeor bezighielddat zij enkele oogen
blikken haar leed vergeten kon. De oude vrouw lag
den geheelen dag in eene hevige koorts en alleen af
gebroken en zinlooze woorden kwamen haar over de lip
pen. Deze benteekenen eener gevaarlijke ziekte die
Maggy anders ten zeerste zouden hebben verschrikt
maakten heden bijna geen indruk op haar. Er was in
haar hart geen plaats meer voor eene nieuwe angst.
Toen de avond invielwerd de zieke rustiger. Maggy
zat naast haar bed en had het hoofd uitgeput tegen
den wand geleund. Eene doodelijke vermoeidheid had
haar overvallen en toch kon zij den zoozeer verlangden
slaap niet vinden. In hare ooren suisde en warrelde
heten zij viel in een soort van verdoovingterwijl
hare gedachten spookachtig door elkander jaagden en
zich in haar hoofd verdrongen.
Zoo zat zii een geruimen tijd onbewegelijk tot zij
plotseling door eene welbekende stem werd opgeschrikt,
die in de kamer naast haar klonk. Het was die van
Bob O'Meary. Maggy richtte zich onwillekeurig op
en luisterde; wat wilde de jonge man? Waarschijnlijk
een boodschap van Twysten brengen zooals hij reeds
zoo dikwijls gedaan had. Zij had er zich nooit over
bekommerd wat tusschen de mannen werd verhandeld,
Nu echter was haar argwaan eenmaal opgewekt aan
de gegrondheid daarvan hing haar geheele levensgeluk,
en zonder zich te bedenken legde zij het oor tegen de
deur. Ieder woord dat er in de gelagkamer gespro
ken werdkon zij duidelijk verstaan.
„Zijt gij alleen gekomen hoort zij haren vader
knorrig vragen.
„Ditmaal jaantwoordde de schoone Bobmet
waardigheid. „Je kunt daaruit zien dat ook de fijn
gevormde hand van een gentleman een boot weet te
regeeren. Ik kwam in Master Twystens kleine roeiboot."
t,En juist nog bij tijdsanders waart gij, niettegen
staande al je bekwaamheid naar den kelder gegaan.
Er steekt een storm ophebt gij de eerste stooten
niet reeds gevoeld r"
„Alleen mijne bekwaamheid bewaarde de boot voor
vergaan zeide Bob trotsch „ook bevond ik mij reeds
onder beschutting van de eilanden toen de eerste
windvlaag uit het noordoosten kwamanders was ik
verloren geweest. Op dankbaarheid rekende ik niet
ofschoon ik mij om uwentwil in levensgevaar gebracht
heb. Het is het kenteeken van een waarlijk edele na
tuur, vurige kolen op het hoofd van den beleediger te
stapelen."
„Laat je praatjes maar thuis en zeg eens, wat je hier
brengt. Twysten heeft je toch zeker niet om niet
hierheen gezonden."
„Waarlijk niet, mijn waarde. Het betreft eene zaak
van het hoogste gewicht, wat reeds dadelijk hieruit te
bemerken is dat Master Twysten mij en niet iemand
van uws gelijken gestuurd heeft. Daar ik dus gedwon
gen ben met je te verkeeren zoo verzoek ik je mij
met dien eerbied te behandelendie een edelman toe
komt."
„Al goed wat is er antwoordde Rafflesdie in
geen geval lust bad zich met den knaap in een lang
gesprek te wikkelen en het daarom voor doelmatiger
hield zijn aanmatigenden toon te ignoreeren.
„Ik denk weldat wij het op deze wijze eens zullen
wordenzeide Bob. „Maar geef mij voor alles wat
te drinken een flink glas brandy of zoo ietsik heb
een ontzaggelijke dorst."
Daarop hoorde Maggy stoelen verschuiven en glazen
klinken.
„Nu, laat nu je nieuwtjes eens hooren begon haar
vader na een wijl.
„Wij hebben den tijd antwoordde Bob lichtzinnig.
„Bij dit weer kan ik van nacht toch niet weder naar
Osceola terug. Hoort dan Dezen namiddag kwam er
met de post een brief voor den luitenantdie oor
spronkelijk naar Washington geadresseerd was en van
daar naar hier gezonden was zooals wij uit het post
merk zagen. Toevallig natuurlijk was de brief open
en Master Twysten die bizonder veel belang stelt in
onzen gemeenschappelijken vriend, kon niet nalaten, hem
in te zien. Maar, je luistert toch welRaffles, he F"
„Zeker, gebruik maar niet zooveel nuttelooze woorden."
„Wat gij woorden noemt, mijn goede man, noem ik
de stijl van een menschwaarin zich zijne meer of
mindere beschaving uit. Laat mij dus in mijn eigen
stijl voortgaan en zorgt gij er maar voor dat mijn glas
niet ledig wordt, hetgeen ongetwijfeld tot jou stijl
behoort. Maar wij waren bij den toevallig geopenden
brief geblevendie de vader van den luitenant bad