No. 28.
Vier en tachtigste Jaargang.
1882.
Onze landsverdediging.
FEUILLETON.
ZONDAG
5 MAART.
EERSTE BLAD.
2> LIEFDE IN DEN OORLOG.
Prijs der gewone Advertentiën
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
®(Gctëcl (Bcbccltc.
ALKMAARSCHE
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door
het geheele Rijk f 1,
De 3 nummers f 0.06.
COURANT.
Van 15 regels 0,75; iedere regel meer f 0,15.
Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de UitgeverB HERMs. COS-
TER ZOON
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen ter algemeene kennis, dat zij in hunne vergadering
van 28 Februari 1882 gunstig hebben beschikt op het verzoek
van N. LANSDORP, tot het oprichten eener slachterij in het
perceel aan het Fnidsen, Wijk C, No- 57-
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
1 Maart 1882. De Secretaris,
NUHOUT VAN DER VEEN.
KENNISGEVING.
Het HOOFD van het Plaatselijk Bestuur te ALKMAAR
brengt, op grond van art. 1 der wet van 22 Mei 1845 (Staats
blad n°. 22) bij deze ter kennis van de ingezetenen der ge
meente, dat de suppletoiren zesmaandsch kohier n°. 8 en negen-
maandsch kohier n°. 9 beide voor de belasting op het Perso
neel dienst 1881,82, op 27 Februari 1882 door den Heer
Provincialen Inspecteur der directe belastingen in Noordhol
land executoir verklaardop heden aan den Heer Ontvanger
der Rijks directe belastingen binnen deze gemeente ter invor
dering zijn overgegeven.
Ieder ingezeten, die daarbij belang heeftwordt vermaand
op de voldoening van zijnen aanslag behoorlijk acht te geven,
ten einde alle geregtelijke vervolgingen, welke uit nalatigheid
zouden voortvloeijente voorkomen.
Alkmaar, Het Hoofd van het Bestuur voorn.,
2 Maart 1882. A. MACLAINE PONT.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR,
ontdekt hebbende, dat hier en daar in den hout en de plant
soenen, en vooral in het nieuwe plantsoen tusschen het Klein-
Nieuwland en de Compagniestraat, verscheidene der onlangs
ingeboete boompjes afgebroken of stuk gesneden zijn
Roepen bij vernieuwing de krachtige medewerking der inge
zetenen inom dergelijke beschadigingen te voorkomen ot te
beletten. Burgemeester en Wethouders voornoemd,
AlkmaarA. MACLAINE PONT.
2 Maart 1882. He Secretaris,
NUHOUT van DER VEEN.
P O L I C I E.
Ter terugbekoming is aan het Commissariaat van Policie het
navoleende voorhanden een zwart boezelaar, een zilveren vin
gerring een koop houteen portemonnaie met eenige centen
een houten kruisjeeen r. c. kerkboekjeeen étui van een
sigarenpijpjeeen duimstok, een eind gouden ketting, waaraan
een paardje of hondje; een schuifpotlood een gedeelte van een
glazen oorbelletje, met zilver gemonteerd, een zuiger van een
pomp.
ii.
Het stelsel van den heer de Roo van Alderwerelt
volgens hetwelk de geheele mannelijke bevolking van
het 20ste tot het 25ste jaar zou moeten dienen hetzij
Ie HOOFDSTUK.
„Links waar gij den noogen schoorsteen ziet," zeide
Olders tot Metten„ligt de fabriek van den heer
Fabrehet huis zelf ligt achter de boomen. Verder
naar achteren op die heuvel ziet gij wel een somber
steenen gebouw, dat eenigszins boven de toppen der boo-
menuitsteekt, dat is de oude toren van het slot Monterry,
het is nu nog slechts eene ruïne."
„Hoe ver ligt het slot van de fabriek f" vroeg Metten,
die met zijn kijker de streek nauwkeurig onderzocht.
„Een half uur ongeveer."
„Wij zullen ons dan moeten vergenoegen met daar
huiszoeking te doenantwoordde de graaf na eenig
nadenken „achter het slot zijn de heuvels begroeid
en wij zijn te zwak om het flink te bezetten. Ont
moeten wij geen tegenstand, ben ik van plan met twee
pelotons in de fabriek kwartier te nemen. U moet ik
in het dorp leggen Olderswant daar zal ik ook de
cavallerie inkwartierenen ik zou Boritz niet gaarne
alleen het commando laten."
Kurt von Boritz was de tweede luitenant der com
pagnie en eerst sedert kort tot officier bevorderd het
was dus natuurlijk dat Metten het commando in het
dorp aan den ouderen luitenant toevertrouwde, ofschoon
Olders zeker gaarne zijne vrienden in de fabriek had
willen opzoeken.
Olders boog. De compagnie rukte met de gewone
voorzorgsmaatregelen het dorp binnen, en de officieren
deden de zeer opvallende ontdekkingdat men bijna
alleen grijsaards, vrouwen en kinderen, maar nagenoeg
geen mannen in den kracht des levens zag, even als
men ditzelfde reeds had opgemerkt in het bosch en
op de velden.
bij de militie hetzy bij de schutterij al naarmate door
het lot werd beslistvond aanstonds een levendigen
bestrijder in één zijner wapenbroeders den heer van
Tuerenhout. Hij ontkentdat de schutterijvolgens
dat stelsel uitsluitend samengesteld uit personen die
nooit bij het leger hebben gediend geschikt zou zijn
voor de verdediging van vestingen en forten. Hij ont
kent evenals later de Minister van oorlog, den Beer
Poortugael dat ook thans nog zooals vroeger, ieder
die geleerd heeft een geweer af te schietenachter
borstwering en gracht gebruikt zou kunnen worden.
Daarvoor zijn volgens die beide officieren goed geoe
fende maar vooral uitstekend gedisciplineerdeaan
strenge tucht en stipte gehoorzaamheid gewone troepen
noodig en de oefeningen bij de schutterij hoe ook
verbeterd zullen volgens hen ons zulke troepen nooit
kunnen leveren. Daarbij verlieze men niet uit het
oog dat leger en schutterij bij het uitbreken van den
oorlog gereed zullen moeten zijn voor hunne taak en
er niet te rekenen valt op eeu tijd van oefening en
voorbereiding in het veld zooals wij bij voorbeeld aan
den tiendaagschen veldtocht hebben kunnen doen voor
afgaan. Omtrent dit belangrijk punt schroef de heer
den Beer Poortugael in 1879 het volgende
„Waren er in vroegere tijden reeds veldoversten van
naamdie aan de troepenwelke eene belegering
hadden door te staan grooter moreele eischen stelden
dan aan diegene welke in het open veld te strijden
hadden thans vindt die meening meer en meer ingang.
Door de uitbreiding en de geweldige uitwerking die
het granaat- en granaat-kartetsvuur hebben verkregen
biedt eene borstwering veel minder veiligheid aan dan
vóór dezen, 't Geschut op den hoofdwal moet in bom
vrije remises of geblindeerde geschutsstandeu in reserve
gesteld en de bezettingen overal in schuilplaatsen en
bomvrije logementen ondergebracht worden. Alleen
soldaten die aan strenge discipline gewoon zijn geraakt,
zullen tegenwoordig een beleg van eenigen duur kun
nen uithouden. In enge veelal donkere ruimten be
sloten soms op een karig ration levende in een be
dompte atmosfeer, dag en nacht hoorende het gedonder
van 't geschut en de uitwerking van de inslaande granaten
of bommen weinig rustend en meer wakende moetende
afwachten dan handelenwordt door belegerden veel
gemist watin het open veld en in de hitte van het
strijdgewoelhet moreel der troepen opwektstaande
houdt en veerkracht schenkt. Alleen discipline zal er
den soldaat toe kunnen brengen om wanneer de
scherven van de tegenwoordig gebruikt wordende gra
naten rondom hem dood en verderf verspreidende
schuilplaatsen te verlatengeschut uit de remises te
voorschijn te halen en naar den hoofdwal te slepen
om het er te bedienen als de vijand tracht tusschen
de forten door te dringen of wanneer een storm moet
worden afgeslagen." Hij beroept zich evenals de heer
Tuerenhout op het gevoelen van den Belgischen
generaal BrialmoDt en op de ondervinding indenoor-
De maire, wien men had doen roepen liet tamelijk
lang op zich wachten en verontschuldigde zich hier
mede dat hij niet zeer wel was geweest en zich eerst
had moeten aankleeden. Het viel Olders opdat de
man hem niet scheen te herkennen. Olders groette
hemhem bij zijn naam noemendemijnheer Oollin
speelde echter de verbaasde.
„Was Charles Fabre niet bij u vroeg Olders.
„Waarom vertoont hij zich niet? Ik zag u toch beiden
aan het venster."
De maire kleurde zichtbaar. „Gij vergist uant
woordde hij zonder zijne verwarring te kunnen ver
bergen„mijnheer Charles Fabre is sinds vier weken
te Chaumont."
„Dan zal ik mij vergist hebben hernam Olders
zeer ernstig. Hij had er op willen zwerendat hij
Charles had gezien maar welke reden kon de maire
hebben, het bezoek van den zoon van den heer Edmond
Fabre te verloochenen
De geheele houding van den maire had iets verdachts.
Men kon aannemendat de dorpsbewonersdie het
naderen der duitsche troepen reeds lang hadden be
merkt, dit den maire hadden medegedeeld indien deze
dus inderdaad te bed had gelegen en in staat was om
op te staan, had hij daartoe ruimschoots den tijd gehad,
daar hij wistdat men hem of zijn plaatsvervanger
noodig had. Zijn dralen, om voor den kapitein te ver
schijnen maakte daarom een ongunstigen indruk.
Metten lag den man de krjjgswetten bloot en bracht
hem zijne verantwoordelijkheid, voor het gevaldat er
verraad zou worden gepleegdscherp onder het oog
maar de door luitenant van Boritz geleide huiszoeking
in het dorp bevestigde hetgeen de maire had gezegd
dat noch fransche troepen noch franc-tireurs in het
dorp waren verborgen de zoon van den maire verscheen
op dit oogenblik op den drempel van het huis zijns
vaders en Collin voegde Olders toe, dat hij waarschijnlijk
zijn zoon voor Charles Fabre had aangezien. Olders
knikteals gaf hij het toeriep daarop zijn oppasser
log in 1870 en 71 in Frankrijk opgedaan met de dap
pere maar ongedisciplineerde troepen van het leger van
Ganrbettaea in denzelfden geest schreef onlangs de
heer Kool lid van de Tweede Kamer en officier bij
het leger in de Militaire Gids.- „Men kan niet genoeg
waarschuwen tegen zekere optimistische opvatting die
men nog wel eens hoort uiten en daarop doelende
dat men het met de eischen van militaire bruikbaar
heid van een ter bezetting van eene sterkte bestemde
afdeeling niet zoo heel nauw behoeft te nemen. Mocht
deze opvatting zich in de verwerving van zoodanig
burgerrecht verheugendat zij van invloed werd op
regelen van wetgeving of organisatie onzer schutterijen,
men zoude het zich naderhand bitter maar te laat be
rouwen. Integendeelin geduld volharding en zelf
vertrouwen moeten zij het veldleger wellicht overtreffen,
in doodsverachting en geest van discipline zeker even
aren terwijl zij ook in geoefendheid wat betreft menig
onderdeel der krijgskunstniet voor de troepen van
het leger mogen onderdoen."
De heer Tuerenhout wees er op dat het kader bij
het leger reeds onvoldoende is en dus geen dienst zal
kunnen doen bij de oefeningen der schutterij. De re
serve uit de voormalige militiens en schutters te vor
men en die mitsdien voor ongeveer een vijfde uit
gewezen militairen zou bestaan zou volgens dezen
schrijver evenmin een bruikbare wapenmacht kunnen
uitmaken en van de plattelands-schutterij verwacht hij
evenmin veel goeds. Yan plaatsvervanging of nummer-
verwisseling is hij een onverbiddelijk tegenstander. De
meer ontwikkelde en beschaafde jongelieden acht hij
bij het toenemend gebrek aan vrijwilligers in ons mi
litie-leger onmisbaar, om bruikbare stof te leveren voor
het kader waarvan ook later de schutterij gebruik zal
kunnen maken. De heer de Roo wenschte die jonge
lieden in het leger te trekken niet door dwang, maar
door de dienst voor hen aangenaam te makendoor
maatregelen als de instelling van aspiranten-corporaal
en aspiranten-onderofficiermaar de heer Tuerenhout
antwoordt, dat dergelijke maatregelen reeds sedert 1874
zijn beproefddoch zonder goeden uitslag. De militie-
plicbtigen die aan zeer matig gestelde eischen van ken
nis voldoen, mogen bet corps waarbij zij willen dienen
en hun garnizoensplaats kiezen en fijne uniform dragen
en worden zooveel mogelijk afzonderlijk gehuisvest en
gevoed. Voldoen zij later aan zekere militaire eischen,
dan wordt hun diensttijd in het eerste jaar van 12 op
9 maandengesteld. Ondanks deze voorrechten was
het aantal plaatsvervangers en nummerverwisselaars bij
de militie niet noemenswaard verminderd zoodat van
maatregelen in dezen zin wel niet veel te verwachten
zou zijn. De slotsom waartoe de heer Tuerenhout in
1876 kwam was dan ook geen anderdan dat dit
stelsel van algemeenen oefenplicht met behoud van de
bevoegdheid tot nummerwisseling ons eer een pas ach
terwaarts dan voorwaarts zou brengen.
De wetsontwerpen van den tegenwoordigeu Minister
uit de compagnie en fluisterde dezen eenige woorden
in het oorwaarop deze het huis van den maire bin
nenging om voor zijn luitenant kwartier te maken.
„Is het goed wendde zich Olders tot Metten, „dat
ik mijn kwartier neem bij den maire en nu de wacht
voor het dorp achterlaat
Metten knikte toestemmend, waarop Olders zijn pelo
ton bij het huis van den maire liet halt houdeu, terwijl
Metten met het overige der compagnie voortrukte, den
maire met zich medenemende.
Olders had een donker voorgevoeldat hier met
alles stondals hij gedacht had. De krachtige mannen
van het dorp waren afwezig hadden zij zich bij de
troepen gevoegdzooals de maire had beweerdof
waren zij voortvluchtig, of misschien bij de franc-tireurs
Waarom waren de maire en de persoon, die hij voor
Charles Fabre had gehouden, verschrikt van het venster
teruggeweken toen zij hem zagen
De lezer zal misschien reeds geraden hebben, dat het
warme indrukken waren die bij Olders de herinnerin
gen aan zijn verblijf te Y. zoo levendig hadden gehouden.
Hij verlangde sterkFernande Fabre weer te zien en
te vernemen of zij hem niet vergeten had of zij in
hem niet den vijand van haar volk haatteen daar
men zoo gaarne gelooftwat men hoopt, had hij tegen
Metten eene onderstellingdie niet anders dan eene
hoop was als zijn overtuiging te kennen gegeven
dat de familie namelijk sinds het uitbreken van den
oorlog hare inzichten niet zou hebben kunnen veran
deren. Had hij zich echter niet bedrogenhad hij
Charles werkelijk gezien en hield Fernande's broeder
zich voor hem verborgen, dan had deze een kwaad ge
wetendan was Olders ten minste jegens één lid der
familie Fabre reeds van zijne dwaling overtuigd.
Olders kende CharleB als een hartstochtelijk en ei
genzinnig karakter. Had ook hem het fanatisme aan
gegrepen dat toenmaals in Frankrijk den volksoorlog
trachtte te doen ontvlammen en de wetten van den
oorlog en het volkenrecht ter zijde te stellendan as