BERICHT. No. 37. Vier en tachtigste Jaargang. 1882. Wie zich met het nieuwe kwarlaal op ons blad abonneert, ontvangt de vóór 1 April nog verschijnende num mers gratis. Onze landsverdediging. FEUILLETON. ZONDAG 26 MAAKT. 111 LIEFDE IN DEM OORLOG. Prijs der gewone Advertentiën Dit nummer bestaal uit twee bladen. EERSTE BLAD. ©Ifictëcl (öcbccltc. ALK1AARSCHE COURANT. Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1, De 3 nummers O 06. Van 15 regels 0,75; iedere regel meer f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS- TER ZOON BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR roepen sollicitanten naar de betrekking van HOOFD DER 2e TUSSCHENSCHOOL op 1200, - jaarwedde en f 400,— toelage voor gemis van genot van vrije woning opzich vóór 10 April 1882 schriftelijk aan te melden bij het gemeentebestuur, onder overlegging der tot bewijs hunner bevoegdheid vereischte stukken. Aan die school wordt onderwijs gegeven in de vak ken bedoeld bij art. 2 onder letter a tot en met k der wet van 17 Augustus 1878 (Staatsblad No. 127)- Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. MACLAINE PONT. 23 Maart 1882. De Secretaris, NUHOUT VAJN DER VEEN. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter kennis van belanghebbenden dat de militieraad in dit district ten raadhuize der ge meente Alkmaar, op Dinsdagden 11 April e.k., des voormid dags ten 11 urezijne tweede zitting zal houden tot het beoordeelen der plaatsvervangers en nummerver- wisselaars, die door of namens de lotelingen dezer ge meente onder overlegging der vereischte stukken zullen worden aangeboden. Ingeval de plaatsvervanger of nummerverwisselaar goedge keurd isbehoort het bewijs zijner goedkeuring ten spoedigste ter secretarie dezer gemeente bezorgd te worden. Burgemeester en W ethouders voornoemd, AlkmaarA. MACLAINE PONT. 24 Maart 1882. De Secretaris, NUHOUT van der VEEN. P O L I C I E. Ter terugbekoming is aan bet Commissariaat van Policie het navolgende voorhandeneen witte zakdoekeen bril in étui; een blauw wollen borstrokeen berliner zweep een liniaal een zwart hoornen kinderkam; een koperen brillendoos met bril; een wollen dasje; een gouden oorbelletje met rood steentje; een broodmes; een huissleutel; een paar nieuwe schoenen; een berlin zilveren brillendooseen koperen hondenhalsbandeen jongenssehoeneen kastsleutel; een zilveren vingerring; een gouden kinderoorbelletjeeen wollen boezelaareen lorgnet een gouden oorbelletje met haar; een gouden armband; een zak met tarwegrend. Ter gemeente-secretarie is verkrijgbaar voor 25 cents de po litieverordening op de straten enz.; voor 20 cents de verorde ning tot regeling van het brandwezen. IV. Volgens bet oordeel van den heer Kool zouden door een regeling onzer strijdkrachten overeenkomstig de thans bij de vertegenwoordiging ingediende wetsvoor stellen militie en schutterij van een voor zijn taak be rekend kader verstoken blijven en bij gevolg voor 's lands verdediging zoowel in onze vestingen en forten als in het open veld ongeschikt zijn. Bij invoering van den persoonlijken dienstplicht, bij afschaffing alzoo van plaats vervanging en numm^rverwisselingzou zijns inziens dit groote bezwaar vervallen. Daardoor zou een vrij aanzienlijk getal verstandelijk ontwikkelde jongelingen bij de militie in dienst komen. Thans toch doen jaar lijks ruim 1600 lotelingen zich vervangen en verwis selen ongeveer 550 van nummer. Uit die meer ont wikkelden zouden in de eerste plaats de militie-officieren en onderofficieren gevormd moeten worden waaraan wij behoefte hebben. De officier en onderofficier van beroep moet voldoen zoowel aan de eisehen van een goed instructeur van opvoeder en opleider der onge- oefenden, als aan de eiscben van een goed aanvoerder eener kleine troepen-afdeeling. De militie-officier en onderoificier behoeft alleen te voldoen aan de laatstge noemde eisehen. Dat een verstandelijk ontwikkeld jongeling zich daartoe kan bekwamen gedurende den vijfjarigen diensttijd bij de militie overeenkomstig de voorschriften onzer Grondwetacht de heer Kool on betwistbaar wanneer men let op de ondervinding in dit opzicht in andere landen in vredes- en oorlogstijd opgedaan. Bij mobilisatie wordt dan ook militiekader (officieren en onderofficieren) bij het leger ingedeeld ter uitbreiding niet alleen maar ook gedeeltelijk ter vervanging van bet kader van beroepwaarvan een deel bij ons van groot nut zou kunnen zijn bij de schutterij en aan haar kader kon worden toegevoegd. Maar het kader van de eerste klasse der schutterij zou zelf reeds volkomen bruikbaar zijnzoowel wat zijn theoretische als zijn praktische vorming betreft. Daarbij toch zouden al die ontwikkelde jonge mannen van 25 tot 30 jaar dienen die zich bij het leger tot officieren, onderofficieren en korporaals bij de schutterij hadden kunnen bekwamen. Zij zouden niet alleen in beschaving en algemeene ontwikkeling boven hunne minderen boven de gewone schutters staan, maar ook in militaire kennis en ervaring en daardoor bij hen dat vertrouwen op hunne geschiktheid voor leiding en aanvoering opwekken dat onmisbaar is voor de uitoe fening van gezag voor gewillige en niet aarzelende gehoorzaamheid aan elk bevel en voor een flinke hand having van orde en tucht. Wanneer echter officieren en verder kader van dit gehalte ontbreken bij de eerste klasse der schutterij, die terstond bij het uitbreken van den oorlog tegen den vijand moet optreden, dan is die troepenmacht onbruikbaar, omdat het raderwerk waar door de wil van den bevelhebber wordt overgebracht op de manschappen gebrekkig, niet vertrouwbaar is. Maar kan dan niet op andere wijze voor een goed kader bij de schutterij worden gezorgd Ongetwijfeld, antwoordt de schrijveren nog wel langs twee ver schillende wegenmaar die zóó zware offers in tijd en geld van de bevolking zouden eisehen dat er niet aan te denken iséén van beide in te slaan. Men zou alles wat betrekking heeft op de oefening en militaire vorming bij de schutterijen ongeveer op gelijken voet moeten brengen als bij het leger, wat wel niemand zal durven voorstellen, of men zou aan het vaste kader bij het leger zulk een uitbreiding moeten geven dat bet in tijd van vrede gebruikt kon worden voor de oefeningen der geheele schutterijen in tijd van oorlog in de behoefte aan kader voor de eerste klasse der schutterij kon voorzien. Wanneer men echter bedenkt, dat bij dit gedeelte der schutterij, begroot op 81000 man, slechts enkele geschikte officieren en onderofficie ren gevonden zullen worden en dat tegenwo rdig bij ons leger van 56 a 57000 man de officieren en onder officieren zoo onvoltallig zijn dat hun aantal in geval van mobilisatie voor het leger zelf reeds onvoldoende zou wezen dan begrijpt men dat dit redmiddel zulke zware geldelijke offers zou eisehen dat er niet aan te denken valt. Het bestuur van het Bond der rustende schutterij in Zuid-Holland heeft een „Memorie van opmerkingen omtrent het ontwerp van wet tot regeling der schutte rijen'' samengesteldwaarin in overweging wordt ge geven door de stichting van opleidingscholen in de behoefte aan voldoend kader te voorzien. Merkwaardig is hetgeen deze vereeniging, bekend door haar belang stelling en ijver, omtrent die behoefte in hare Memorie zegt: „De gansche militaire beteekenis der schutterij leest men daar staat of valt met de waarde van bare kadersen zoo ergens, dan is het hier dat de deugde lijkheid der wet moet blijken uit de middelen die zij zich weet te verzekeren tot de vorming van een degelijk oificierscorps en bruikbaar kader. Tot onze teleurstel ling vinden wij eebter die belangrijke aangelegenheid niet in het ontwerp voorbereid met die zorgdie wij hadden verwacht van een oorlogsbestuur dat rekening houdt met veranderde tijdsomstandigheden, met hetgeen de ervaring in andere landen opgedaan, hier den wet gever tot voetspoor bon strekken." Sommige leden van het Bondsbestuur stellen daarom de oprichting voor van een schutterschooleompagnie in een groot garnizoen waar de aanstaande sehutter-offleieren zich alzoo bij het leger zouden kunnen bekwamen. Om de 3550 officieren te verkrijgen die wij voor onze schutte rijen zullen behoeven, zouden jaarlijks 355 aanstaande officieren afgeleverd moeten worden. Jaarlijks zouden De oude dame was opgestaan op hare ingevallen trekken lag eene uitdrukking van geestkracht die zelfs den zwakke moed geeft. Amólie's gelaat werd beurtelings rood en bleek toen haar oogdat vol geestdrift op de oude vrouw gericht wasden schrik en de ontzetting van den jongen Fabre bemerkte. Het was als wilde zij het dezen gemakkelijker maken zich met de zienswijze harer grootmoeder te vereenigen want zij deed als twijfelde zij niet aan hem. „Lieve grootmoederriep zijzonder den jongen man aan te zien „indien het noodig was zou ik zelf niette genstaande de duisternisnaar Y. gaan om den duitsehen officieren te bewijzen dat wij eerlijke lieden zijn maar mijnheer Charles is immers hier en zal of hij uwe zienswijze deelt of niet iedere opdracht van u met genoegen volbrengen." De markiezin- schudde het hoofd zij wees op Char les, die als verdoofd door hetgeen hij gehoord had, vóór hen stond. „Verwacht dat niet," zeide zij, „mijnheer Fabre denkt anders als wij." Het was Charles te moedeals moest hij in den grond zinken van schaamte en wanhoop. Verachting klonk uit den toon der oude dame en Amélie keek naar een anderen kant ook zij scheen de onderneming, waarbij hij roem dacht te behalen als een schanddaad te beschouwen. „Ben ik waanzinnig riep hij „of hoer ik het goed? Gij wilt den vijand des vaderlands waarschuwen Is het dan uw wensch dat de vijanden Frankrijk geheel in het stof treden „Mijnheer Fabreantwoordde de markiezin met ernst en waardigheid „indien ik zes zonen had en hun bloed kon Frankrijk reddenik zou hen met mijn zegen den dood tegemoet zenden. Toen voor een paar uur een duitsch officier het slot der Monterry's betrad, bloedde mijn hartdat ik niet zeggen kondat de laatste Monterry onder het vaandel van Frankrijk vocht, maar ik zeide hemdat mijn zoon in Chaumont was en dat in het slot geen gewapenden waren verborgen en er hier geen verraad werd voorbereid. Ik mag niet als leugenaarsterallerminst voor den vijand staan hij moet geen rede hebben, eene franscbe edelvrouw te verachten en mocht deze of gene ellendeling heimelijk franc-tireurs op mijn gebied verbergen en mijne bedienden er toe brengenaan deze lieden ondersteuning te ver- leenendan moet ik mijne eer trachten onbesmet te houden en bij den vijand de verklaring afleggen dat ik niet verantwoordelijk kan zijnvoor hetgeen anderen achter mijn rug verrichten." „Markiezin antwoordde Charles die bleek als een doode was geworden „gij weet dus niet, wien gij aan klaagt gij weet nietdat uw zoon de leider van den aanslag is?" Een trek van bittere smart vertoonde zich op het gelaat der oude dame, maar haar oogen flikkerden van haat en toorn. „Mijnheer Fabre riep zij, „ik hield u voor onzen vriend. Een vriend waarschuwt te rechter tijd maar nietwanneer het ongeluk niet meer is af te wenden. Waarom verbreekt gij eerst nu uw stilzwijgen Gij maakt er mij het vervullen mijner plicht slechts te zwaarder door. Mijn eer is mij dierbaarder dan een ontaarde zoon." De markiezin wilde op hare weenende kleindochter steunendeCharles voorbijgaan, toen deze haar in den weg trad en zich op zijne knieën wierp. „Vergeef mij," riep hij uit, „vergun mij nog een enkel woord. Beveel en ik ga naar de duitschers ik zal den aanslag ver hinderen vóór het nog te laat is. Noem mij een menscb, die slechte begrippen van eer heeft, maar niet een valschen vriend mijn leven wil ik voor u en de uwen op bet spel zetten. Of de markies weet niet hoe gij denkt, of hij heeft mij misleid; ik had hoop mij uwe welwillendheid en Amélie's achting te verwerven, door mij onder leiding van uwen zoon moedig te ge dragen. Veroordeelt gij de zaak dan zal ik haar ver ijdelen. Ik behoef slechts alarm te maken en het plan ligt in duigen. Al zullen mijne makkers in het dorp mij dan ook eene verrader noemen eer gij uwen zoon aanklaagt wil ik mij zelf liever aan den duitschers als den schuldige overgeven. Zij kunnen mij misschien doodschieten maar zonder uwe en Amélie's achting is mij het leven zonder waarde." Amélie snikte luide. „Ik zal u nooit verachten zeide zij met door tranen bijna verstikte stem. „Groot moeder, luister naar hem. Hij is verleid. Wij moeten een redmiddel vinden waarom zou hij zich op offeren „Bravoklonk honend Léon's stem. De markies had ongetwijfeld het gesprek afgeluisterd, waut hij stond plotseling als uit den grond verrezen voor het drietal. „Gij wilt dus liever uwen vader vervolgd dan dezen knaapdie zijn woord breektvernederd zien riep hij uittandenknarsend van woede. „Ga heen en gij ook, moeder," ging hij, zich tot de markiezin wendende, voort, „laat het, als het u belieft, maar aan mij over, de eer van mijn naam op te houden." Charles was opgesprongen, Hij zag een revolver in de hand van den markiesdiens gansche houding liet geen twijfel over, of hij zou tegen den wil zijner moe der in Charles desnoods met geweld verhinderen, zijn zoo even opgevat voornemen uit te voeren. De belee- digende aanduiding zijner persoon dreef hem het bloed naar de wangen. „Mijnheer de markies riep hij uit„gij vergeet u zelf, door uw gedrag maakt gij het mij gemakkelijker, geheel naar mijn voornemen te handelen „Halt donderde Léon toen hij zich wilde verwij deren en hief dreigend den revolver op. „Gij zijt mijn

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1882 | | pagina 1