No. 48.
Vier en tachtigste Jaargang.
1882.
Uet grondbezit van den Javaan.
FEUILLETON.
VRIJDAG
21 APRIL.
Prijs der gewone Advertentiën
(DfficiccI (Sebecltc.
ëuitenluub.
ALKMAARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80franco door
het geheele Rijk f 1,
De 3 nummers 0.06.
Van 15 regels 0,75; iedere regel meer 0,15.
Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON
De verlofgangers der militie JOHAN PETER VLAMING
en JACOBUS MAAS worden verzocht zich ter gemeente
secretarie alhier aan te melden.
{Slot.)
Toen de vruchten van het onderzoek van 18671869
aan het licht waren gekomen en daaruit was gebleken
dat het individueel erfelijk grondbezit op Java vrij al
gemeen is geweest en in sommige streken tot nog toe
is gebleven was de Regeering er op bedacht te zorgen,
dat overal waar tegenwoordig communaal bezit bestaat
en de bevolking het individueel bezit wenschte te her
stellen haar daartoe de gelegenheid zou worden ge
geven en door regeeringstoezicht tegen misbruiken zou
worden gewaakt. In het koloniaal verslag van 1874
las men daaromtrent het volgende „Conversie van
communaal in individueel bezit is niet verboden en
heeft plaats. Maar bij gebreke van vaste regelen bij
gebreke van elk toezicht der overheidia de grofste
willekeur by de verdeeling mogelijk. Het stellen van
regelen kan dus een regeeringsplicht worden geacht en
het Indisch bestuur is mitsdien uitgenoodigd de noodige
bepalingen te ontwerpen. De arbeid is ter hand ge
nomen maar nog niet ten einde gebracht." In het
jaar 1874 ging de Algemeene Secretaris Mr. Levyssohn
Norman ingevolge een opdracht van den Gouverneur.
Generaalop reis om een plaatselijk onderzoek in te
stellen naar de werking der verordeningen omtrent het
afstaan van gronden in erfpacht en eigendom en om
met de bevolking en hare hoofden nader van gedachten
te wisselen omtrent het bij de Regeering aanhangig
vraagstuk der verandering van communaal in individueel
bezit. Die reis is gestaakt op telegrafisch verzoek van
den toenmaligen Minister van Koloniën den heer van
Goltstein, dezelfde die thans weder aan het hoofd van
dit departement is geplaatst, gericht aan den Gouverneur-
Generaal die dit verzoek als een zoo forsehe greep
in de uitoefening van zijn gezag beschouwdedat hij
onmiddelijk ziju ontslag verzocht. Ofschoon namelijk
de Algemeene Secretaris in zijn verslag melddedat
alleen daar onmiddelijk tot conversie van communaal
in individueel bezit werd overgegaan waar alle deel-
gerechtigden het wenschten eu het omtrent de wijze
van verdeeling volkomen eens waren geworden ofschoon
voorts werd bericht dat de bevolking hier wel daar
niet tot die wijziging van haar grondbezit genegen was
en in 24 dessa'swaar de Algemeene Secretaris de
besprekingen bijwoonde daartoe ongenegen bleef,
meende toch de Minister, dat door de bemoeiingen van
dezen ambtenaar invloed op de vrije keuze van de be
volking werd uitgeoefenden zij gevaar liep haars on
danks tot de conversie te worden overgehaald.
Daarna is deze zaak blijven rusten totdat den 15
Augustus 1880 een Kabinets circulaire van den Gouver
neur-Generaal werd uitgevaardigd waarvan de slotsom
is: volkomen onzijdigheid en onthouding van de Regee
ring, onthouding ook van het geven van regelen bij de
conversie in acht te nemen. Tegen die circulaire, in
zonderheid tegen den indruk dien zij onvermijdelijk
moet maken op de Indische ambtenaren en de Indische
bevolking, tegen den zin die daaraan op Java noodwendig
gegeven zal worden, komt de meerderheid der commissie
uit de Tweede Kamer in hare beschouwingen over het
koloniaal verslag van 1880 in verzet. Zij stemt geheel
in met de zienswijze der Regeering datwat ook de
oorsprong moge zijn van het. communaal grondbezit,
aan de bevolking moet worden overgelaten om dat bezit
te bestendigen of het in erfelijk individueel bezit op te
lossen, al naarmate zij den eenen of den anderen vorm
de voorkeur geeft. Zij meent dat de antwoorden van
de Indische ambtenaren op de vragenopnieuw van
bestuurswege omtrent dit onderwerp tot ben gericht
de blijken dragen van misverstand onjuiste opvatting,
onbekendheid mee vroegere toestanden waaromtrent
door het onderzoek van 18671869 zooveel licht is
verspfeid èn van onvoldoend en oppervlakkig onder
zoek. Wat vroeger gebeurd is, in 't bijzonder het
staken van de reis van den Algemeenen Secretaris op
bevel van booger hand moet naar hare meening in
Indië den indruk hebben gegeven dat de Regeering
de conversie niet wil, en het besluit om niets te doen,
waartoe de Regeering blijkens de bedoelde circulaire
gekomen is, moet haars inziens dien indruk versterken.
De Indische ambt naren verklaren in hunne antwoor
den vrij eenstemmig, dat de huishoudelijke inrichting
der dessa's en de bestaande regteling der heerendiensten
en cuituurdiensten de verandering van het communaal in
individueel bezit geheel of bijna onmogelijk maken. Dit
bewijst alleen, antwoordt de meerderheid der commissie,
dat deze ambtenaren den toestand in die gewesten van
Java waar het individueel bezit naast de dessa-huis-
houding en de heeren- en cuituurdiensten bestaat, niet
kennen. Waarom vragen zij, heeft de Minister niet
onderzocht, hoe daar de zaken zijn geregeld en de toe
stand is? De Indische ambtenaren wijzen op een ander
bezwaar, den tegenzin en de tegenwerking der dessa-
hoofden. Maar als dat zoo is, antwoordt de commissie,
en zij ontkent het niet, dan dient er toch iets gedaan
te worden om te voorkomen dat de dessa-hoofden de
conversie tegenhouden waar de bevolking haar wenscht.
De bevolking geeft geen blijk de conversie te verlangen,
zeggen de Indische ambtenaren. Dan moet zij ook niet
plaats hebben antwoordt de commissie maar de be
volking is door al hetgeen vroeger is gebeurd iu de
meening gebrachtdat de Regeering het communaal
bezit wil handhaven en de conversie verbiedt; daarom
moet aan de bevoiking duidelijk worden gemaaktdat
zij vrij is in hare keuze. Eerst als zij daarvan overtuigd
is zal zij met hare wenschen voor den dag komen.
Op deze gronden stelt de commissienamelijk de
meerderheid voor dat bij algemeene verordeningfaan
de bevolking duidelijk zal worden gemaakt, dat zij vol
komen vrij is om, behoudens hare verplichtingen jegens
den staat en de gemeente voor haar grondbezit den
vorm te kiezen waaraan zij de voorkeur geeft. De er
kenning van hare vrijheid is echter niet genoegde
wijze moet bepaald worden waarop zij van die vrijheid
zal kunnen gebruik maken, met de noodige waarborgen
tegen misbruiken en ongerechtigheden. Daarom acht
de commissie het noodigdat tevens regelen worden
gesteld omtrent de mate waarin en de wijze waarop zij
tot conversie bevoegd is, bij voorbeeld omtrent het aan
tal stemmen van deelgerechtigden dat voor de conversie
gevorderd wordt en omtrent de bescherming van de
rechten der minderheid regelen om den stremmenden
invloed der des: a-hoofden en hunne misbruiken te weren,
regelen omtrent het toezicht van het Europeesch bestuur
om verwarring en ongelegenheid te voorkomen.
De minderheid der commissie betoogt daarentegen
dat in de bedoelde kabinets circulaire de vrijheid der
bevolking om te kiezen tusschen communaal en indivi
dueel grondbezit duidelijk wordt uitgesproken en erkend,
en dat het uitvaardigen van een algemeene verordening,
regelen bevattende voor de conversie, de bevolking on
vermijdelijk in de meening zou brengen dat de Regee
ring de conversie wenscht, en door sommige ambtenaren,
die voorstanders van de conversie zijn tot voorwend
sel zou dienen om de bevolking tot de conversie over
te halen.
DUITSCHLAND. Te Bremen werd een adres
tegen de invoering van een tabaksmonopolie van 19000
bandteekeningen voorzien.
De Keizer vertrok den 18 's avonds kwartier voor
elven naar Wiesbaden.
ENGELAND. Uit Canada wordt medegedeeld, dat
het parlement eece wet aangenomen heeftwaarbij
vergund wordt het huwelijk met de zuster der overle
den vrouw. De tegenstanders zullen den Gouverneur
verzoeken dat ontwerp niet te bekrachtigenen zoo
dit niet helpt, zich rechtstreeks tot de Koningin
wenden.
Lagerhuis. Dan 17 antwoordde minister Glad
stone op een door den heer Gorst gedaan voorstel
tot vrijlating van Koning Ketswaijo uit zijne onrecht
vaardige gevangenschapdat eene beslissing omtrent
het lot van dien Koning ontijdig zou zijn. De staat
van zaken in Zoeloeland was nog niet bevredigend en
de regeering moest eerst onderzoeken of vrijlating of
zelfs eene mogelijke herstelling van Ketswaijo in het
gezag Zoeloeland bevredigen zou. Daarna trok de heer
Gorst zijn voorstel in. Den 18 stelde de heer Wolff
als motie voor, om de waarde eener goede verstand
houding met het Vatikaan te erkennen maar tevens
9)
De verhaler sprong op en ging naar het venster.
Eenige seconden heerschte er eene doodelijke stilte.
Dan vroeg Boris dof„Eu Imogen
De regeeringsraad streek met de rechterhand over
zijn gelaatdat een sombere uitdrukking had aange
nomen.
„Terwijl in den loop van de volgende dagen de zieke
mij in gelukkige onwetendheid, met bewijzen van hare
liefde overstelpte en zichstervend als zij was voor
gered hield wachtte ik in ontzettenden angst op een
antwoord van Imogen op mijne zoo voorzichtig mogelijk
gestelde mededeeling aangaande den toestand waarin ik
mij bevond en dien ik haar onmiddelijk schriftelijk had
gedaan. Veertien dagen lang zag ik uur op uur
minuut op minuut naar een teeken van leven uital
mijne brieven en beden waren als in een zee verdwenen
eindelijk bracht een zekere dag mij alles alles namelijk
's morgens het bevelom zoo spoedig mogelijk naar Ame
rica af te reizen, 's middags een brief van mijne oude bloed
verwante, waarin zij mij meldde, dat Imogen haar reeds se
dert eene week verlaten had, zoogenaamd, om haren voogd
op te zoeken, vandaar waren echter mijne haar achterna
gezonden brieven teruggestuurd, met de verklaring, dat
haar voogd niet het geringste van haar verblijf wist. 's A-
vonds moest ik de zieke mijn ophanden zijnd vertrek mede»
deelen en haar troosten met een spoedig wederzien zij
maakte eenige tegenwerpingen, ik moest de dienst verlaten
enz. Ik zocht haar van de onmogelijkheid harer wenschen
te overtuigenrukte mij bijna met geweld uit hare
omhelzing los en ijlde naar mijn kwartier, om de laatste
toebereidselen te makenwant tegen middernacht ver
trok de trein, dien ik wilde nemen." De verhaler haalde
diep adem. „Toen ik den voet reeds op de loopplank
der coupé had gezetgreep iemand mij bij den arm.
Een bediende van den generaal gaf mij een briefje
dat luidde „Zij is gestorvenhare laatste woorden
golden u. Ontvang ook mijn zegen en mijn innigen daniG"
Weder ontstond er eene korte pauze.
„Toen ging de regeeringsraad met bevende lippen
voort„vertrok ik naar Amerika en toen ik terug
keerde was ook Imogen voor mij verlorenIk
lochen niet, dat er eene tragische schuld bestaat
beproefde hij glimlachend te zeggen „maar de straf
schijnt mij toch nog oneindiger tragischer toe
„Wij danken u hartelijk dat gij die niet ver-
zwaardet verder kwam Hans Heger niet, want een
bediende kwam op eens opgewonden binnenstuiven
wierp een angstigen blik op de beide mannen en vroeg,
zijne roode vuisten wrijvende „Heet een van de heeren
Bo Bo Boris Kemper
„Ik wat is er
„Ja, daar is een politieagent, die u iets vragen wil
hij had gehoord dat gij hier waart
Voor Boris echter tijd had de kamer te verlaten
trad reeds de gewichtige man binnen legde twee vingers
tegen den rooden band van zijn dienstpethaalde een
grooten, verzegelden brief van onder de derde knoop van
zijn afgedragen uniform te voorschijn en vroeg„Be
hoort dat ook aan u
„Het adres is ten minste aan mij gericht klonk
het antwoord „toch kan ik mij niet herinneren ooit
de hand of net pakje zelf te hebben gezien het
postmerk ontbreekt vanwaar komt dat ding
„Het werd aan eene diefegge ontnomen
Nu kwamen ook de andere heeren dichterbij en de
regeeringsraad schrikte voor het handschrift terug
als vreesde hij eene besmetting.
„Weet gij, wie dat schreef?" vroeg Hans Heger.
„Jaik weet het de de huishoudster van den
dominédaar in het dorp
„Juist," zeide met een vergenoegd lachje de politie
dienaar daar in de pastorie heeft de gearresteerde ook
het overige gestolen en wij wilden slechts weten of
zij ook uwe kamer in de herberg bestolen heeft
mijnheer de ingenieur 1 Maar wees zoo goed
mijnheer, mij naar den rechter te volgenom hem
te zeggen dat gij van het papier niets weetdan is
op eens alles in orde mijnheer dc rechter behandelde
juist deze zaaktoen ik hoorde dat gij hier waart. Uw
gehoorzame dienaar, heeren Hij ging en Boris volgde
hem met eene stomme buiging tegen den gastheer.
De achterblijvenden zagen elkander met een vasten
onderzoekenden blik in het gelaatals menschen die
gevoelen dat er iets beslissends gebeuren zaldaarop
trad de regeeringsraad op Hans Heger toe legde hem
de handen op de schouders en vroeg „Moet ik Imogen
nog eenmaal onomstootelijk voor den jongen Kemper
aanklagen of moet ik aan de mij zelf gedane gelofte
getrouw, over haar zwijgen
„Hij gelooft de beschuldigingen niet mijnheer
„Maar de bewijzen zeide deze somber en sloeg
werktuigelijk een schrijfportefeuille opdie tusschen
andere papieren op een zijtafeltje lag.
„Misschien ook die nietzeide Hans Heger schou
derophalende. „Hij heeft zich nu eenmaal tot taak
gesteld deze verlatene te beschermendeze miskende
te rechtvaardigen 1"
„Jajamurmelde de ander, terwijl hij zich als
uitgeput op een sofa liet glijden „het is het zwaarste,
het allerzwaarste op aarde de ingevingen van ons eigen
hart met zijne heiligste edelste gevoelens te moeten mis
kennen het wordt dan tot aan de kleinste vezels ver
scheurd en vergiftigd, zoodat wij voortaan zonder vertrou
wen op ons zeiven en anderen, zonder eene enkele ster,
om ons den wee; te wijzen in de duisternis rondwan
delen
„Zou ik mij de vraag mogen veroorlooven mijnheer,
waarom gij na die gebeurtenis niet liever een ambt in den
vreemde gingt bekleeden Bij den grooten roep, die