No. 49. Vier en tachtigste Jaargang. 1882. ZONDAG 23 APRIL. De Jodeu-vervolging in Rusland. FEUILLETON. Prijs der gewone Advertentiën Dit nummer bestaat uit twee bladen. EERSTE BLAD. ALKMAARSCHE COURANT. Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1, De 3 nummers 0-06. Van 15 regels 0,75; iedere regel meer 0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS- TER ZOON De verlofgangers der militie JOHAN PETER VLAMING en JACOBÜS MAAS worden verzocht zich ter gemeente secretarie alhier aan te melden. P O L I C I E. Ter terugbekoming is aan het Commissariaat van Policie het navolgende gevondene voorhanden: een geschilderde griftenkoker; een zilveren overhemdsknoop! eeen berlijnsch-zilveren knop van een paardentuig; een r. c. kerkboekje; een schippershaakeen stoffen schoen met elastiek; een sigarenpijpje met goud gemon teerd; een huissleutel; een kruisje, waarop het jaartal 1870en gekroonde w staateen gouden ringeen kanarievogeleen tortelduif, een jonge bok; een zilveren oorbelletje met steentje. Opnieuw zijn er berichten en geruchten tot ons ga- komen van vervolgingen van Joden in Ruslanden al mogen wij aannemen dat ook hier de waarheid niet altijd zuiver wordt overgebracht al blijkt dat er nu en dan bij de beschrijving van mishandeling en roof is overdreven wat erkend moet worden is reeds meer dan genoeg om ons met weemoed te vervullen bij de gedachte dat er nog zooveel woestheid en wreedheid wordt gevonden bij een volk dat toch ook gaarne onder de beschaafde natiën wordt gerekend. Wij weten trou wens dat die beschaving bij het eigenlijke volk in Rusland nog niet veel beteekenten als wij ons her inneren wat in vroeger eeuw in westelijk Europa ge beurd is, dan begrijpen wij dat wij met de Russen nog wat geduld moeten hebben. Maar die woestelingen beeten toch Christenen en sedert eeuwen is hun het Christendom reeds gepredikt. Ongetwijfeld; maar hoe veel is er van dat Christendom doorgedrongen tot de onderste lagen van de maatschappij? Ook bij ons is nog het deel der bevolking vrij groot wier Christen dom in niet veel anders bestaat dan in den uitwendigen band met het kerkgenootschap waarin zj eenmaal zijn opgenomen. Voorts hoe eenvoudig het gebod ook moge zijn zijn naaste lief te hebben als zich zeiven en hoe duidelijk moge geleerd worden dat tot die naasten ook behooren onze medemeDschen van een ander rasvan een andere kleur of van een ander ge loof, geen gebod blijkt moeielijker te zijn in de prak tijk. Wij weten niet of daarop in Rusland ook wel bijzonder de nadruk wordt gelegd. Het zou wel eens kunnen zijndat men zich daar 't is nog zoo'n achterlijk volk wat te uitsluitend bezig hield met de kerkelijke leerstelselszoodat de gemeene man al spoedig in de meening tegint te verkeeren dat het daar alleen op aankomt. En als de ruwe halfbeschaafde Rus eenmaal meentdat zijn geloof alleen dat is zijn lidmaatschap van de Grieksche Kerkhem in den hemel brengtdan stelt hij zich al spoedig met dezen voor hem zeer gemakkelijken weg tevreden waarom zou bij niet alles aannemen wat de Pope hem voor zegt? en breekt zich het hoofd weinig met dat lief hebben en weldoon van den naaste ondersteunen van de behoeftigen helpen van de zwakken beschermen van de onderdruktendat dan ook heel wat lastiger en niet bepaald voordeelig is. In ons meer verlicht westelijk Europa weet men dat natuurlijk veel beter. Hier erkent men geen Christendom dat zich niet in deze vruchten openbaarten is men overtuigd, dat hij, die zegt„ik heb God lief," en zijn broeder haat, een leugenaar is maar met de Russen zu len wij nog wat geduld moeten hebben. Zijn geloofsijver aan den dag te leggen door het beleedigenbeschimpen en wat daar spoedig op volgt, mishandelen van andersdenken den ligt overigens geheel in den aard van den onwe tenden, ruwen, zelfzuchtigen mensch, en als dan daarbij tevens wat valt te rooven dan wordt het voordeelig bovendien. Mhar zijn de Russische Regeering en de Russische politie niet medeplichtig aan deze mishandeling en ver volgingen Dat zij op vele plaatsen te kort zijn geschoten in haar plicht om deze ongerechtigheden te voorkomen en met kracht te onderdrukkenis zeker maar dit is voor een groot deel althans te wijten aan haar gewoon gebrek aan waakzaamheid, haar traagheid, onverschilligheid en slechte inrichting. Op andere plaat sen is zij krachtig opgetreden en heeft zij tijdig doel treffende maatregelen genomen. De Regeering moet deze uitbarstingen van het ruwe gemeen, die in geheel Europa een kreet van verontwaardiging hebben doen opgaan, met leedwezen en ergernis hebben aanschouwd, en het beschaafde deel der natie betreurt en veroor deelt haar even sterk als wij maar is de Regeering zijn de machthebbenden en invloedrijken dan zonder schuld? Neen. Of worden niet in Rusland de Joden door de wetten en de Regeering beschouwd en behan deld als een gevaarlijk raswaartegen men op zijn hoede moet zijn en waaraan men niet dezelfde rechten kan verleenen als aan de brave Christenmenschon Als de Jood geen grondbezitter mag zijn als hem de uitoefening van sommige bedrijven wordt ontzegd als hij nadat hij jaren lang ongestoord in het openbaar een bedrijf heeft uitgeoefend op grond van een oude wetdie men vergeten had maar zich eensklaps weer herinnert, onverwacht bevel ontvangt om dat bedrijf na te laten en binnen weinige dagen aan een ander over te doen al moge hij daardoor jammerlijk benadeeld of misschien geheel broodeloos worden gelijk dezer dagen met de Joodsche apothekers te Petersburg is gebeurd als hij in het algemeen als maatschap pelijk burger niet op gelijken voet wordt gesteld met de overige ingezetenenkan het dan wel an ders of het volk moet hem beschouwen als iemand van een mindere soortals een verworpeling een hal ven vogelvrij verklaardetegen wien men zich meer mag veroorloven dan tegen een ander, met wien men het zoo nauw niet behoeft te nemen die maar weinige of geene rechten heeft geen recht op zijn bezittingen, die hij immers alleen door woeker en bedrog heeft ver kregen Eu als nu de een of ander ellendeling die wel beter weetmet welk doel dan ookden ruwen onwetenden man uit het volk verzekert dat de Re geering er niets tegen heeft dat de Joden worden uitgeplunderdmaar haar braven Christenonderdanen dat voordeeltje wel gunt en daarom de oogen zal toedoen, is het dan niet volkomen verklaarbaar, dat zijn woorden ingang vinden en geloofd worden En daaromal betreurt de Russische Regeering met volkomen oprecht heid deze plunderingen en mishandelingen al tracht zij ze zooveel mogelijk te voorkomen te beletten en te straffenzonder schuid is zij niet. Hare wetgeving beeft de voordeelenwanbegrippen en godsdiensthaat des volks tegenover de Joden gevoed daardoor heeft zij den breidel weggenomen van zijn begeerlijkheid zijn afaunstzijn woeste verniel- en kwelzuchtzijn slechte hoedanigheden hebben vrij spel gekregen in al die gevaarlijke brandstoffen is eensklapswaardoor en door wiens toedoen schijnt nog onzeker, een vonk gevallen, en de vlam is op ontzettende wijze ook tot grooten schrik van de Regeering wij gelooven het gaarne uitgeslagen en heeft links en rechts om zich gegrepen. Zal er spoedig verandëring komen in deze treurige toestanden Spoedig Die dat verwacht moet wel een vreemdeling zijn in de geschiedenis en blind zijn voor de volksvooroordeelen de heerschende begrippen en neigingen bij de onontwikkelden in zijn eigen maat schappelijke omgeving. Wat de vrucht is van eeuwen, kan niet plotseling worden gewijzigd of te niet gedaan. Die woeste akker vereischt heel wat zorg en arbeid eer men er beter vruchten van kan verwachten. Men moet zich vooreerst bepalen tot het omwerken van de harde aardkost en het zaaien \an het goede zaad. En dan bet is ons vóór ruim achttien eeuwen herin nerd heeft men te kampen met den rotsachtigen grond met de vogelen des hemels en met het oude welige onkruid dat in den bodem zit en met zeldzame levenskracht telkens weer opschiet, en dat uitgeroeid moet worden, maar alwederom met groote omzichtigheid, opdat niet de teedere uitspruitsels van het goede zaad tevens worden uitgerukt. Wij mogen ons daarenboven no» wel eens herinneren dat de Joden eerst sedert de Fransche revolutie in de verschillende Europeesche Staten, in sommige zelfs eerst na 1848 het burgerrecht hebben verkregen. Ons land bood hun sedert omstreeks drie eeuwen gastvrijheid en vrijheid aan; maar in Duitsch- land by voorbeeld was hun lot allertreurigst. Hier en daar werd hnn het verblijf ten eenenmale verboden elders werden zij slechts tot een zeker getal of onder harde en vernederende voorwaarden toegelaten. Alle ambten waren voor hen gesloten grondeigendom was hun ontzegd van de gilden waren zij buitengesloten 10) „Boris oude jongen Bedaar tochmijn vriend wat is er gebeurd?" riep Hans Heger deelnemend en streek bewogen met de hand over het volle glanzige baar van zijnen vriend. De koude, sidderende vingers van den regeeringsraad trokken zijn handen van de vochtige oogen. „O ik weetwat er gebeurde dus ook gij ook gij arme jonge man riep hij, terwijl hij hem verschrikt aanzag. Boris stond plotseling op en zeide met koude vast beradenheid „Voor den rechter vond ik de diefegge die de pastorie was binnengeslopenom te stelen en zij Boris wees naar den brief. „Toen Imogen be vestigde dat de gestolen goederen haar eigendom wa ren, riep de aangeklaagde onbeschaamd„Die heeft mooi praten zij is niets beter dan ikwij waren eens te zamen in de gevangenisDe beambte en de om standers geboden haar te zwijgen maar Imogen sprak langzaam „Zij zegt de waarheidik was in de gevan genis wegens diefstal." Dat te hooren en dan niet naar het hoofd te voelen en zich af te vragen of men werkelijk waaktof men wel bij zijn verstand is en wel met open oogen daar staat is eenvoudig onmogelijk. Toen zij gesproken had, rustten hare oogen op mij zij zag er uit als een mar meren beeld zoo schoon zoo onbewegelijkslechts de oogen leefdenzij schenen mij den laatsten vriend vaarwel te zeggen zooals een stervende dat doet. Daar kwam hetzeifde gevoel over mij als toen zij mij haar geheim wilde mededeelen. Ik zeide „Het is niet de daad het zijn de beweegredenen er toe, die over ons beslissen niet in de oogen van den grooten hoop maar in die van God en den rechtvaardigen sterveling Hare oogen verhelderden zij nam den brief uit de hand van de politie-agent en reikte hem mij tot ant woord over. „Diefstal herhaalde Hans Heger dof. „Diefstal bevestigde met een diepe stem de regee ringsraad als schudde hij eene doodelijke smart van zich af. „Mogelijknam Boris weder het woord„zal ik mijzelf na de lezing van dezen brief een groote dwaas noemendie zich verstouthet oordeel van andere mannen het uwe mijnheer de regeeringsraad, en dat van den predikantdie zijn verpleegster tezelfder tijd met al de kracht zijner ziel lief heeft en met onverbid- delijken ijver tracht te vernederenin den wind te slaan o mij zulk een oordeel aan te matigen en zich dan nog bedrogen te zien door een lief vrouwen gelaat. Hoe men een bekende diefstal kan rechtvaar digen het is mij onbegrijpelijk En toch kan ik het geloof in Imogen niet opgeven „Welnu," riep Hans Heger, terwijl hij zijn hoed greep „ik zal mij verwijderen en gij leest „Neen mijn vriend riep de regeeringsraad „wij hebben een onpartijdigen rechter noodig o, mijn God, wanneer zij zich eens rechtvaardigen kon maar het is immers niet mogelijk niet mogelijk „Waaromvroeg Hans Heger, „zou eene vrouw, die den moed had de waarheid openlijk, tot verbazing der aanwezigen, te bekennen en zich prijs te geven aan de babbelzucht van het publiek waarom zou zulk eene vrouw zich zelf niet willen en kunnen beoordee- len of zelf uitmaken of zij voor eene verlorene het was uwe uitdrukking, mijnheer de regeeringsraad moest doorgaan of niet? Spreek er dus niet langer over maar lees „Lees gij liever zeide Boris en de andere knikte toestemmend. Hans Heger verbrak het zegel en las „Jaren lang geloofde ik nietsin het geheel niets te kunnen verliezen wanneer ik de sluier van het ver- ledene oplichtte ja menigmaal werd ik er bijna toe gedrongen, mijne omgeving in het bleeke, alledaagsch- gezicht te roepen „Ik ben eene diefegge ik zat in de gevangenis wegens lijkberoovingwant mensch en dier vindt er niet zelden een behagen in afschuw in te boezemen. Ik zag er dan weder van af, misschien omdat mij de zaak zoo smakeloos voorkwam of mis schien kwam hetomdat mij de menschen zoo onver schillig waren. Ik had niemand te verliezen en niet het spelmaar hetgeen men er bij waagtbekoort ons. Nu is het echter anders. Gelukkiger dan Dio genes heb ik een manheb ik een vertrouwen ge vonden, en ik zal daarvoor strijden, om met dezen leid draad tot het einde te geraken want God zij geprezen, eens eens moet het einde komen By mij geleek het begin op het einde mijne moeder stierf bij mijne geboorte, mijn vader volgde haar uit verdriet eenige jaren later in het graf. Hij liet mij aan vreemde bescherming over, omdat mijn aanblik hem aan de doode herinner de mijn bestaan werd mij bitter verweten. Mijnen voogd was ik eveneens een zware last. Zij brachten mij dan eens hier, dan weder daar onder dak wanneer mijn kinderhart zich ergens gehecht had werd het er weder van losgerukt en elders overgebracht. Mijne voogden stelden mij steeds voor met de woorden „Imogen kan dit en dat eischen en verlangenwant er wordt goed voor haar betaald." Zoo verliep mijn jeugd. Mijn geheele wezen, mijn onbegrensd verlangen naar iemand die mij begreepmijn hartstochtelijk verlangen naar het groote en heerlijke in menschen- gestalte ontwaakte uit de verwarring van het egoïsme, in liefde. Ik beminde ja ik bemin en haat nog in dit uur den man, voor wien gij mij zaagt vluch ten. Ik heb nooit iets anders liefgehad uitgezonderd de zorg voor den moederloozen knaap Martin en de dankbaarheid voor uBoris Kemper. Er ontwaakte in mij de ware demoedige vrouw tegenover dien man. Hinderpalen bestonden er niet. Mijn voogd stemde gaarne in deze verlichting zijner verplichtingen toe en

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1882 | | pagina 1