No. 57 Vier en tachtigste Jaargang. 1882. V R IJ I) A G 12 MEI. FEUILLETON. 5> AAN HET STRAND. Prijs der gewone Advertentiën ©(Hctëel (Bcbeelte. MATIOIALË MILITIE. SCHUTTERIJ. INSCHRIJVING op het Stadhuis alhier op Dingsdag 16, 23 en 30 Mei en Donder dag 25 Mei 1882, 's morgens van 12 tot 2 uur. ISuitenlAtib. IV. ALklIAARSCHE COUBAJVT. Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar 0,80; franco door het geheele Rijk f 1, De 3 nummers 0.06. Van 15 regels 0,75; iedere regel meer ƒ0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HEEMs. COS- TEE ZOON De BURGEMEESTER der GEMEENTE ALKMAAR; Gezien den brief van den heer Commissaris des Konings in deze provincie van 22 April 1882, 4e afdeeling No. 1 en 15/754 M. S. betrekkelijk de oproeping in dit jaar van ver lofgangers voor de Nationale Militie, gegrond op het K.K. besluit van 25 Maart 1882, No. 15. Brengt ter kennis van de belanghebbenden, dat die oproe ping zich bepaalt tot het volgende Op 20 Juli INEANTERIE, ligting 1879: net 5e bataillon van het 2e en 8e regi ment e» het 4 batt. van het 5e regim. 3 Augustus het 4e en 7e regim. INFANTERIE. 8 r het regim. GRENADIERS en JA GERS, het le, 3e en het 6e regim., van het 2e en 8e regim., de batt. 1, 2, 3, 4 en de batt. 1, 2, 3 en 5 van het 5e regim. "3 HIJS AREN, 1. 1879: het 3e regim. '10 het le en 2e regim. 22 Juli VELD-ARTILLERIE, 1. 1879: de 3e, 4e, 5e en 6e batterijen en de beide trein-kompagniën van het 3e regim. '25 a de 6 batt. van het le regim. 3 Augustus de 6 batt. van het 2e en de beide trein-kompagniën van het le en 2ereg. 8 de le en 2e batt. van het 3e regim. 22 RIJDENDE ARTILLERIE, 1. 1879. 22 GENIE-TROEPEN 1. 1879. 4 Juli a a a 1. 1880. a 3 Augustus De HOSPITAALSOLDATEN, 1.1879. VESTINGARTILLERIE, 1. 1880. a 30 Mei de 9e komp. van het le regim. a 20 Juli de le8e komp. van het le regim., de le6e komp. van het 3e regim. a 3 Augustus 15 komp. van het 2e regim., 7 en 9 a a a 3e a 4, 5,7, 8 en 9 a a 4e a a a de 10e komp le a 15 September 6 —10 a a 2e a 8 en 10 a a a 3e a 1,2,3,6 en 10 a a 4e a Alkmaar, De Burgemeester voornoemd, 3 Mei 1882. A. MACLAINE PONT. Lijst van brieven, waarvan de geadresseerden onbekend zijn, verzonden gedurende de 1". helft der maand April. IJ. Hopma, Meijers en Co., H. F. HeijtMej. J. van den BrinkJ. Amelsbeek, Amsterdam; Lobbrecht, Dordrecht; W. SmitzVeenhuizen B. Ilbrink Velp. Van de Hulpkantoren Bergen: J. Réhagen, Amsterdam. Dirkshorn: J. de Jong, Alkmaar. ObdamH. HoogendijkWervershoof. SchermerhornCornells Modder, Alkmaar. BriefkaartB. Opdam. DUITSCHLAND. De Senaat van Bremen heeft zich nogmaals tot den Rijksdag gewend met het verzoek, het wetsontwerp op het tabaksmonopolie te verwerpen. Aanneming daarvan zou naar zijn gevoelen den onder gang van den handel dier stad veroorzaken. Den 10 is dat wetsontwerp door den Rijksdag in behandeling genomen. ENGELAND. Verscheidene conservatieve bladen achten de dagen van het ministerie Gladstone geteld en stellen de regeering wegens hare weifelende en zwakke staatkunde voor de in Ierland gepleesrde gruwelen mede verantwoordelijk. Zij dringen ten sterkste aan dat minister Gladstone thans bepaalt kiest tusschen de radicale en de gematigde partij in bet ministerie De Daily News verwacht van hem krachtige en afdoende maatregelen, waarmede zeer goed kan samen gaan het nemen van doeltreffende maatregelen ter wegneming der rechtmatige grieven van de ieren. Lagerhuis. Bij de toelichting van het voorstel tot verdaging der beraadslaging over de iersche zaken in de zitting van den 8 gaf minister Gladstone nog te kennen, dat de regeering het programma harer iersche staatkunde in nadere overweging nemen en herzien moest. Den 12 zou zij maatregelen voorstellen, om de misdrijven aldaar te beteugelen en eerst later eene wet indienen tot kwijtschelding van achterstallige pacht en voorschotten. Het hoofd der oppositie Northcote gaf de verzekering dat de conservatieve partij alle maat regelen, om de orde in Ierland te herstellen, zou onder steunen. (In het Hoogerhuis legde lord Salisbury ge- lijke verklaring af.) Parnell verklaarde daarop evenzeer den moord te betreuren en de noodzakelijkheid te er kennen van dwangmiddelen. Den 10 werd op voorstel van den heer Grosvenor besloten na den afloop der vergadering de zitting te verdagen tot den 11, 's avonds negen uren om de leden in staat te stellen de uitvaart van minister Ca vendish bij te wonen. Ierland. De latere berichten bevestigen hoofdzakelijk het medegedeelde omtrent den moord te Dublin op lord Cavendish en den onder-secretaris Thomas Burke gepleegd. Een kapitein Greatrex genaamd schijnt evenals de knaap waarvan gesproken is, uit de verte deu moord te hebben gezien, maar de worsteling gehouden te hebben voor eene vechtpartij van dronken lieden. Hij zag 4 mannen op de kar springenwelke kar hem voorbij is gereden. Op het op onverschilligen toon tot hen gezegde, dat ging er warm, toe, had het antwoord geluidzeer warm. De kapitein gelooftdat hij den voerman zou herkennen. Dat bet vooral op den nieu wen minister Cavendish gemunt was, wordt opgemaakt uit de omstandigheid, dat toen hij des morgens, verg zeld van andere personen, naar de woning des Onder- Konings reed tot drie malen toe door een man die doorgedrongen was tot het rijtuig waarin hij zat, ge vraagd werd wie is lord Cavendish Eindelijk had hij daarop geantwoordik ben het. Cavendish was ge trouwd met de jongste zuster van mevrouw Gladstone en 46 jaar oud Burke 50 jaren oud, was ongehuwd. De regeering heeft eene belooning van f 120000 uitgeloofd voor de in hechtenisneming van de moor denaars en 12000 voor eene tot die in hechtenis neming leidende aanwijzing. Eenige aangehouden ver dachte personen waaronder een Charles Mooredie pas uit America was gekomen zijn weder op vrije voeten gesteld. Op verscheidene bijeenkomsten in de voornaamste steden zijn motiën aangenomen, waarbij afgrijzen uitge sproken wordt over dien moord. De minister van marine Trevelyan is minister van Ierland geworden en de heer Hamilton hoofdambte naar aan het ministerie van marine, is tijdelijk tot onder-secretaris benoemd. Eerstgenoemde benoeming is zeer goed opgenomen. FRANKRIJK. De Kamer behandelde den 6 het wetsontwerp op de burgerlijke begrafenissen, d. i. zonder kerkelijke plechtighedendat heftig aangevallen werd door bisschop Ereppeldie het beleedigend voor de roomsch-katholieken en hunne geestelijkheid vond, en tot de regeering het verwijt richtte, dat zij deze voordracht van Belgie overgenomen had. Na aanneming der ar tikelen 1 en 2 met 364 tegen 83 st., werd het ont werp verder naar eene commissie verzonden. Daarna werd de behandeling voortgezet vun het wets voorstel van het lid Naquet tot wederinvoering der echtscheiding. Niettegenstaande de heftige bestrijding van radicale zijde, op grond dat de overgroote meerder heid van het fransche volk tegen dat voorstel gestemd was en aanneming in de gevolgen zeer betreurenswaar dig zou zijnwerd het den 8 aangenomen met 334 tegen 124 stemmen. Den 9 kwam het voorstel tot wijziging der wet van 1849 op de naturalisatie en het verblijf van vreemdelingen in behandeling. Art. 1 bepalende dat vreemdelingen in Frankrijk of in het bui tenland veroordeeld uit het rijk gezet zouden kunnen worden werd aangenomen. De minister-president de Freycinet 'is met 42 van de 64 stemmen lid der Academie van Wetenschappen geworden. De commissie uit de Kamer voor de hervorming der rechterlijke macht stemt met de regeering behoudens ondergeschikte puntenvolkomen overeen wat betreft de hervorming der Hoven en rechtbanken ten aanzien vao het beginsel der rechterlijke onafzetbaarheid is zij een ander gevoelen toegedaan daar zii de geheele af schaffing daarvan voorstelt. GRIEKENLAND. Bij koninklijk besluit is eene commissie benoemdom een onderzoek in te stellen naar het geldelijk beheer bij de departementen van oorlog Ich weisz nor, dasz verbannt auch and mit Kranten Dein Sinn an meiner Seele handen mnsz, Weil deines schonen Hauptes stilles Denken Der beste Theil von meinem Genius. „Waar is Edith vroeg den volgenden morgen de kapitein aan de schilderesdie juistzonder acht te geven op de muziek der badkapel of het gewemel der talrijke badgasten aan het strandin diep gepeins verzonken hem te gemoet kwam. „Nog in 't bad," antwoordde zy kortaf, zonder te blijven stilstaan. „Huwat zijt ge lief gehumeurd van morgen Als gij nog acht dagen lang mij zulk een gezicht vertoont, verdwijn ik op den negenden met mijne ,Duif' naar vreemde werelddeelen." Roderich Haff" zeide dit niet verschrikt of bedroefd, maar op een ietwat spottenden toon alsof Marentia's ongenade juist het element ware waarop hij zich 't best tehuis gevoelde. Daar echter de schilderes bleef zwijgenging de ka pitein voort„Ik heb een verzoek aan ujuffrouw Schmidt. Doe mij 't genoegen uwen invloed bij Edith aan te wenden ten gunste van professor von Prachs." Nu was ze dadelijk met haar antwoord gereed. „Dat doe ik in der eeuwigheid niet riep zij gramstorig uit. „Zoudfc gij denken dat ik mij met dergelijke ingewik kelde kwesties inlaatwaarvan ik niet het minste be grip heb?" „O, dat is eene andere zaakwaarvan gij niet het minste begrip hebt', juist," riep hij lachend uitzich behagelijk langs den net onderhouden baard strijkende. „Ik ben dus gerustdat gij in geen geval iets tegen den heer von Prachs zult ondernemen. Kijk eens aan, als men van den wolf spreekt Goeden morgen professor." Hij schudde den nieuw aangekomene hartelijk de hand. Deze verlangde aan Marentia te worden voor gesteld en toen de kapitein aan dezen wensch voldeed met de woorden „Professor von Prachs mejuffrouw Marentia Schmidtschilderes zag hij verrast op. „Vergun mij eene vraagmejuffrouwhebt gij een doek geschilderd dat ,weêrgevonden' heet Eene lief dezuster, die in eenen jongen officier, dien zij verpleegt, den vriend harer jeugd herkent „En met gevouwen handen aan zijn sterfbed staat Zeker. De schilderij is op 't oogenblik in 't bezit van den bankier Meijer te Bonn niet waar „Deze heer is sedert een paar weken overleden waarna het op eene auctie in mijne handen is gekomen. Het stak is, de aangrijpend schoone opvatting nog niet eens medegerekendbizonder frisch geschilderd, het heeft mijne oprechte bewondering opgewekt," De kapitein wreef zich heimelijk vergenoegd de han den en Marentia had geene vrouw, en vooral geene kunstenares moeten zijn om den professorna deze welgemeende lofspraakniet met een welwillend oog aan te zien. „Bahwij schilders ontstelen slechts onzen lieven Heer den tijd," antwoordde Marentia met eenen koelen, zijdelingschen blikop den kapiteindie met eenen spottenden glimlach op de lippen iets onverstaanbaars stond te mompelen. „Welk eene barbaarsche uitspraak in den mond eener kunstenares!" riep de heer von Prachs glim lachend uit. Waarschijnlijk zou de kapitein hem wel de reden hebben duidelijk gemaakt voor haren onbekookten uitval indien Editb niet ware komen aanloopen van den kant van het damesbad. Zij liep snel en met neergeslagen oogen de rechterhand hield bevallig den rok van den lichten morgenjapon een weinig omhoog iu de linker droeg zij haren hoed zoodat hare prach tige, volle lokken, slechts door een enkelen haarnaald in bedwang gehouden, uit het kanten netje zichtbaar waren. Bij hare verschijning kwam er eenige beweging onder de badgasten aan het strand. Woorden als heldin reddingsmedalje prachtig mooie vrouw en dergelijken bereikten het oor der beide heeren. Edith gevoelde dat aller oogen op haar waren ge vestigd en versnelde haren stap. Sedert de redding van den visschersknaap vermeed zij nog meer dan vroeger de promenade en alle andere plaatsen die de badgasten plachten te bezoekenomdat zij wist dat hare stoute daad veel opzien verwekt had. Zij ver kortte daarom ook steeds den weg naar het bad dat men uitsluitend langs de promenade kon bereiken door stevig door te loopen en derhalve kleurde eene donkere blos hare wangentoen zij door haren broeder werd aangesproken en dus genoodzaakt was dicht bij de mu ziektent te blijven stilstaan. „Eindelijk EdithIk zoek u reeds den geheelen morgen zeide de kapitein. Ik wilde u vragen of gij bij het plan blijft om heden middag een ridje naar het Jordaanmeer te maken ik moet dan bij tijds het rij tuig bestellen." Zeker blijf ik er bij als Marentia tenminste mede- gaat antwoordde Edith. De schilderes knikte bevestigend. „Misschien hebt gij ook lust om mede te gaan pro fessor ging Edith beleefd voortmet zulk eene kalmte in hare stemdat Marentia niet meer wist hoe ze 't had en Edith in de uiterste verbazing aanzag. „Zeer gaarnemejuffrouwindien gij 't veroorlooft," antwoordde de professor verrast. „Dan kunnen de heeren alles voor den rid wel na der bespreken intusschen gaan wij naar huisniet waarMarentia Tot van middag heeren 1" en zij trok de schilderes met zich mede.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1882 | | pagina 1