HET OOSTEN.
Vier en tachtigste Jaargang
1882.
ZONDAG
28 M I.
FEUILLETON.
AAN HET STRAND.
No. 63.
Prijs der gewone Advertentiën
Dit nummer beslaat uit twee bladen.
EERSTE BLAD.
©flictëel (Scbcclte.
ALKMAARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80franco door
het geheele Rijk f 1,
De 3 nummers 0.06.
Van 15 regels 0,75; iedere regel meer f 0,15.
Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
roepen bij deze op de hier wonende verlofgangers der Militie
te land, die vddr 1 April 1882 in het genot van onbepaald
verlof waren gesteld, onverschillig tot welke lichting zij behooren,
om zich op Woensdag, 7 Juni 1882, des voormiddags ten 9
urete bevinden voor het raadhuis dier gemeenteom aldaar
door of op last van den Militie-Commissaris te worden onder
zocht gekleed in uniform, en voorzien van al de door hen van
het korps medegebrachte kleeding- en equipementslukkenbe
nevens zakboekje en verlofpas.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
17 Mei 1882. De Secretaris,
NUHOUT VAN DER VEEN.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen ter algemeene kennis
dat heden op de gemeente-secretarie ter visie is gelegd het
aan hen ingediende verzoekmet de bijlagen van J. LUT-
TEROTom vergunning tot het oprichten van eene goud en
zilversmederijin het perceel aan het Luttikoudorp wijk C
n°. 60, en dat op Vrijdag, 9 Juni 1882, 's middags te 12
uren, ten raadhuize gelegenheid wordt gegeven, om tegen het
oprichten van die smederij bezwaren in te dienen.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
26 Mei 1882 De Secretaris,
NUHOUT VAN DER VEEN.
VERGADERING van den RAAD der gemeente ALK
MAAR, op Woensdag, 31 Mei 1882 des namiddags
te 123/, ure. 8
Namens den Voorzitter van den Raad,
De Secretaris
NUHOUT VAN DER VEEN.
P O L I C I E.
Ter terugbekoming is aan het Commissariaat van Policie het
navolgende gevondene voorhanden twee hamers, een paar glacé
handschoenen een ellemaateen roode hondenhalsband een
r. c. kerkboekje, een rozenkrans, een bloedkoralen halsketting
met gouden slotje.
AV anneer njên den Almanach de Gotha opslaat op
den naam Turkijeontmoet men vreemde dingen en
verkrijgt men een merkwaardig inzicht in het verschil
tusscheq ..de officiëele en de werkelijke waarheid. Zoo
vindt;al aanstonds vermeld dat Turkije een
„constftutioneele monarchie" is waarvan onder anderen
Tripoli een deel uitmaakt, en waartoe in zooverre ook
Bulgarije en Egypte behoorendat het eerste staat
onder de souvereiniteit der Verhevene Porteen het
tweede wordt geregeerd door een aan haar schatplich
tig Vorst. Tot in den jaargang van 1881 werd onder
Turkije ook het Regentschap Tunis vermeldmaar
thans komt het voor onder Frankrijk. Als verklaring
van deze verplaatsing wordt herinnerd aan het besluit
van den Bey van 2 Juni 1880 en het tractaat van 12
Mei 1881. Den 2 Juni 1880 werd namelijk de verte
genwoordigervan Frankrijk door den Bey aangesteld als
vertegenwoordiger van het Regentschap bij de vreemde
mogendhedenmet machtiging om deze beschikking
aan haar mede te deelen als officiëele en definitieve
bevestiging van het beschermheerschap der Fransche
Republiek over het Regentschap Tunis. Ondanks het
protest van de Verhevene Porte, heeft Frankrijk ver
volgens na het Regei.tschap bezet te hebben den 12
Mei 1881 met den Bey een tractaat gesloten', waarbij
in de eerste plaats alle vorige overeenkomsten zijn be
vestigd en vernieuwd en voorts is bepaald 1°. dat
de Bey toestemt in de bezetting door Fransche troe
pen van alle puntenwaar Frankrijk dit noodig
zal oordeelen voor de orde en de veiligheid op de
grenzen en de kustwelke bezetting zal ophouden
wanneer de militaire bevelhebbers van Frankrijk en
Tunis „eenstemmig" van oordeel zullen zijn dat zij niet
meer noodig is2". dat Frankrijk den Bey bijstand
verzekert tegen alle gevaar dat zijn persoon en dynastie
of de rust in zijne Staten mocht bedreigen en zich
belast met de nakoming van alle tractaten tot op dat
oogenblik tusschen Tunis en andere Europeesche mo
gendheden bestaande 3°. dat de minister-resident, die
Frankrijk bij den Bey zal vertegenwoordigen voor de
uitvoering van dit tractaat zal waken en de tusschen-
persoon zal zijn tusschen Frankrijk en de Tunesische
ambtenaren in alle zaken waarbij beide landen belang
hebben 4°. dat de diplomatieke en consulaire agenten
van Frankrijk in den vreemde belast zullen z jn met
de bescherming van de onderdanen van den Bey en
hunne belangen terwijl 5°. daarentegen de Bey zich
verbindt om voortaan geenerlei overeenkomst met een
andere mogendheid te sluiten zonder vooraf daarvan
kennis te hebben gegeven aan de Fransche Republiek
en zich met haar daaromtrent te hebben verstaan.
Uit deze tractaten blijkt genoegzaam dat de Sultan
van Turkije over Tunis niets meer te zeggen heeft.
Frankrijk heeft de leiding der buitenlandsche betrek
kingen van het Regentschap op zich genomen zorgt
met zijne troepen voor het gezag van den Bey en de
binnenlandsche orde en veiligheid, en heeft een ver
tegenwoordiger in het land zelf, die over alles een
waakzaam oog houdt. Tripoli behoort nog aan Turkije,
maar Frankrijk laat den Sultan niet toe troepen der
waarts te zenden en zal niet gedoogendat hij daar
iets doet wat met het oog op de Fransche belangen
aan de noordkust van Afrika minder raadzaam geacht
mocht worden. Het gezag van den Sultan bestaat er
alzoo slechts in naam en voor zoover Frankrijk of En
geland het onschadelijk acht. En hoe staat het thans
met het gezag van den Sultan in Egypte?
Fransche en Engelsche oorlogschepen liggen voor
Alexandrië, en de consuls dezer mogendheden zijn aan
het onderhandelen met den Khedive en zijn ministers.
In den regel is een onderhandeling met de ministers
van het hoofd van den Staat voldoendezij toch zijn
zijn raadgevers en de verantwoordelijke uitvoerders
zijner besluitenmaar in Egypte is alles anders dan
elders. De geschillen bestaan daar op het oogenblik
juist tusschen den Khedive en de mannen die zijn mi
nisters heetenmaar hun gezag tegenover het zijne
stellen en daarbij verklaren te steunen op het leger,
wat gedeeltelijk waar schijnt te zijn en op het volk
wat voor het minst twijfelachtig schijnt, indien althans
mag worden aangenomendat de te Cairo bijeenge
roepen Notabelen de gezindheden en de wenschen des
volks vertegenwoordigen. Evenwel heeft er een soort
van verzoening plaats gehad waarbij de ministers zich
voor den Khedive hebben verootmoedigden deze
zijnerzijds heeft beloofd te zullen vergeven en vergeten.
Maar met deze verzoening zijn de bestaande kwesties
niet opgelost de Europeesche mogendheden die de
voogdij over Egypte aanvaard hebben, willen het gezag
van den Khedive en te gelijk haar eigen invloed en
toezicht gewaarborgd hebbenen dat gaat moeielijk
met ministers die hun vorst bedreigen en zich zooveel
mogelijk aan de bemoeizucht van Europa trachten te
onttrekken. De onderhandelingen zijn aangevangen
maar tot nog toe met weinig bevredigend gevolg. Een
beslissing zal echter spoedig genomen moeten worden,
en wellicht zal de telegraaf ons reeds belangrijke be
richten hebben overgebrachtwanneer deze woorden
gelezen zullen worden. Die spoed is vooral noodig om
Turkije.
Egypte wordt geregeerd door een aan de Verhevene
Porte schatplichtig vorst zegt de Almanach de Gotha,
en deze schatplichtigheid is inderdaad het eenige dat
in de laatste jaren van een band tusschen den Sultan
en het land van den Nijl getuigt. Een jaarlijksche bij
drage van 681,486 Egyptische ponden (ruim 8,000,000),
waarvoor de Sultan niets anders te doen 'heeft dan
Suzerein van Egypte te heeten is overigens niet te
versmaden vooral voor een land waarvan de schat
kist niet in den besten toestand verkeert. Maar de
Sultan wil dien titel niet slechts voor de leus voeren
en aan de Egyptenaren toonendat zij hem niet te
vergeefs schatting betalen. Loopt het gezag van den
Khedive gevaar beweert hij dan is hij Sultan van
Turkije de aangewezen man om door zijne tusscnen-
komst en zoo noodig door het zenden van troepen hem
te steunen. Wat de betrekkingen met het buitenland
betreftis de Khedive geen souverein maar treedt de
Sultan als zijn suzerein voor hem op, en daarom
missen dan ook andere Europeesche mogendheden het
recht om gewapenderhand in Egypte tusschen beide
te komen. Frankrijk en Engeland antwo orden dat
zij hunne oorlogschepen naar Alexandrië hebben ge
zonden om voor zooveel noodig hunne onderdanen in
Nauwelijks waren zij buiten Edith's gehoor, of zij
bleef staan Marentia met hare tintelende kleine
oogen doordringend aanziendeen vroeg levendig
„Inderdaad
„Wat, inderdaad?"
„Beantwoordt zij zijne liefde? Die wonderlijke bleek
heid die sombere glans in hare schitterende oogen
die eigenaardige toon harer stem, zelfs wanneer zij vroo-
lijk schijnt alles is ad majorem professoris gloriam,
dat isin goed hollandsch overgezet zijndeter ver
hooging van professor's roem."
„Nonsens kind Wat weet gij van zulke dingen
„Nu spreekt gij precies als tante. Natuurlijk met
mijn 20 jaren ben ik nog maar een kind
„Zijt gij reeds twintig jaar
„Toevallig daar ik de vrijheid neem met iederen
jaardag een jaar ouder te worden antwoordde juf
frouw von Sehiitz trotsch daarbij vergeefscbe moeite
doende om een van hare roode lokken in den mond
te trekken.
„Dat is inderdaad een eerbiedafdwingende leeftijd
riep juffrouw Schmidt met ironische bewondering uit.
„Mijnentwege kunt gij bespiegelingen over die zaak
makenals gij ze mij maar bespaart."
„Onuitstaanbare lieveling 1 A sof uw zwijgen mij
niet xeeds bewijs genoeg was, dat ik gelijk heb.
Ten slotie nog een nieuwtjede zeevaart stelt veel
belang in uw persoon."
„Wat gij al niet weet
„Niet waar Adieu morgen tusschen elf en twaalf
kom ik bij u schilderen." Meteen ijlde zij weg.
Niet geheel onbezorgd keerde Marentia naar Edith
terug. „Dat dwaallichtje zal het ons lastig maken
zeide zij.
„Nu dat hindert niet. Is zij niet een levend bewijs
voor Falstafl's stelling dat de mensch een naar wille
keur gekneed stuk klei is?" vroeg Edith met een lach,
die uitsluitend bij de lippen beperkt bleefzoodat haar
oogen den somberen blik', waarvan juffrouw von Schütz
zoo even gesproken had niet verloren.
„Gij moest mij toestaan Edith uw portret te ma
ken zeide Marentiain plaats van te antwoorden.
„Daar heb ik niets tegen maar neem mij dan sla
pende ik gevoel mij te vermoeidom wakker te kun
nen blijven. Ik zal in de hangmat gaan liggen."
„Hebt gij misschien den nacht weer wakende door
gebracht
„Jawant kon ik slapenwas ik ook een ander
mensch."
Zij hing het net op terwijl de schilderes haar schets
boek haaldetoen deze terugkwam lag Edith reeds
met gesloten oogen in de hangmat.
„Lieve Marentiazeide zijzonder de oogen te
openen „ik ben zoo oud en moe in mijn hart en in
mijn ziel, dat ik mij zelf voorkom als de eeuwige jood
op het gebied des geestes. Of dat iedereen zoo gaat,
die in zijn verdriet met zijn godsdienstig gevoel op een
dood punt is gekomen
„Ja, ieder, die, als gij, aan overvloed van gedachten
lijdt," was het met overtuiging gegeven antwoord.
„Dan zouden er toch velen zijn Gelukkige idioten!"
zeide Edith zuchtend. Na een poos hernam zij dringend:
„Wees eens een David voor mij, den door smart ge-
schokten Saul en zing eens iets."
„Foei, Edith, ironie tegen mij. Gij weet immers,
dat ik een stem heb als een mijnwerker."
„Dat is niet waar! Gij zingt allerliefst op uwe natuur-
tuurlijke en ongekunstelde wijze. Meent gij dan dat
ik bg de trillers van eene Lucca en het pianissimo van
eene Patti zou kunnen slapen Ik hoorde u onlangs
voor uw ezel een liefelijk, zwaarmoedigheidelied zingen,
dat zou ik zoo gaarne booren."
„Ja, ja, ik weet gij bedoelt. Welnu, doe mij dan
het genoegen er bij in slaap te vallen antwoordde
de schilderes en begon daarop met zachte stem te zingen.
„Meer, nog meerfluisterde Edith, reeds half droo-
mendtoen Marentia zweeg. Deze begon opnieuw,
maar nog voordat zij het lied voor de tweede maal had
geëindigd lag Edith reeds in vasten slaap.
Rondom haar gonsden de bijen en ademden de bloe
men hare geuren in de zonnegloed de takken der
boomen bewogen zich zacht boven de slapende op en
neereen witte vlinder fladderde om haar hoofd en
ging eindelijk vertrouwelyk op een van de gouden
krulletjes zitten die om haar voorhoofd hingen zoo
dat Marentia onwillekeurig aan de grieksche mythe
dachtdie de ziel des menschen in dit teere omhulsel
plaatst.
De schilderes had lang reeds haar planom een
eenvoudig portret te maken opgegeven de liefelijke
indruk, die het tooneeltje maakte, moest tot eene dich
terlijke voorstelling worden gebruikt en zoo veranderde
zij de hangmat in de glazen kistwaarin het goddelijk
schoone lichaam van sneeuwwitje rusttehet witte
kleed in een rouwmantel, de boomen werden bevolkt met
kiagend zingende vogels, een paar reën, herten en hazen
waren ook spoedig in grove streepen aangegeven en
juist was de kunstige hand bezig in den aan de voet
der kist wachthoudenden dwerg een opvallende gelij
kenis met den kapitein te bewerkstelligentoen de
tuindeur knarste en Roderick met den professor bin
nentrad. Met een wenk trachtte de schilderes de heeren
aan de deur terug te houden. De kapitein stoorde zich
echter niet in het minst aan haar gebaren maar kwam
kalm nader, den professor gemoedelijk onder den arm
mede trekkende. Voor het bouquet, dat nog altijd mid
den op het pad lagbleef hij staan en keek met een
diep beleedigd gezicht Marentia aan.
„Is dat de plaats voor een bouquetdien ik ten