No. 75. Vier en tachtigste Jaargang. 1882. De Europeanen in Egypte. FEUILLETON. ZONDAG 25 J U N I. EERSTE BLAD. 2) DE MOLENAAR VAN HEIDE. Prijs der gewone Advertentiën Dit nummer bestaat uit twee bladen. (Dfóciëel ©cbcclte. AlkMAARSCHË COURANT. Deze Courant wordt Dinsdag-, Dondordag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar 0,80; franco door het geheele Rijk f 1, De 3 nummers 0.06. Van 1—5 regels ƒ0,75; iedere regel meer f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS- TER ZOON BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK MAAR noodigen de ingezetenen uit door het uitste ken dor vlaggen van hunne woningen op 27, 28 en 29 Juni aanstaande van hunne belangstelling in de op die dagen te Alkmaar gehouden wordende vergadering der Vereeniging van Officieren der Schutterij in Ne derland te doen blijken. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. MAOLAINE PONT. 21 Juni 1882. De Secretaris NUHOUT van der VEEN. De persoon van J. Bonebamp wordt verzocht zich ter secretarie dezer gemeente aan te melden. Lijst van brieven, waarvan de geadresseerden onbekend zijn, verzonden gedurende de 2e. helft der maand Mei 1882. Mej. Lucasse, M. C. van der Kamp, Bot, Amsterdam W. Meijer Tz-, Epe; Muller, 's Gravenhage; C. M. M. toe Laer, Habicht, Haarlem; G. de Wit, Heer Hugo Waard; H. Beu geling, Kagerpolder; P. Roe, Opdam; C. Dekker, Uit Egmond a/d Hoef: H. Ouweshoom, Alphen, J. Stook- ker, Nieuwediep. HeiloG. Wit, Dokkum. SchermerhornB. de Vries Zonen, den Helder. Schoorldam J. v. d. Meer, Nijmegen. Briefkaarten: J. Bos, Amsterdam mej. Binwa, Sonsbeek. P O L 1 C I E. Ter terugbekoming is aan bet Commissariaat van Policie het navolgende gevondene voorbanden: eene groote mand, inhoudende eenige zakken en groentemandjeseen kruisjeeen -pantoffeleen medaljon met portret, een kinderoorbelletje met rood \stcentjeeen granaten armbandjeeen huissleuteleen r. e. kerkboekjeeen zwarte parapluieeen schaar met kettingeen portemonnaieeen gouden medaljon met kettingeen fluweelen kinderkraag. Te midden van een weinig vriendschappelijk gezinde, deels zelfs vijandige bevolkingbeschermd door een leger dat men niet vertrouwt en dat onder de bevelen staat van een Minister van oorlog dien men evenmin vertrouwt en die intusschen onmisbaar blijkt voor den machteloozen Khedive inderdaadde toestand van de Europeanen in Egypte is niet benijdbaar. Wij kunnen begrijpen dat zij die zich zonder veel bezwaar aan het gevaar kunnen onttrekken, hun leven en zooveel mogelijk hun vermogen in veiligheid brengen door het land te verlaten ook dat dit voorbeeld de onrust verhoogt van hen, die dit volstrekt niet zonder bezwaar kunnen doenmaar een grooter of kleiner deel van bun bezittingen en belangen onverzorgd moe ten achterlatenen dat deze uittocht uit Egypteland weldra een verwarde vlucht is geworden en een paniek heeft doen ontstaan die allea medesleept. De aanleiding tot deze vlucht is bekend. Een twist tusschen een Europeaan en een inlander heeft te Alexandrië aanleiding gegeven tot een bloedig straatge vecht waarbij aan weerszijden dooden zijn gevallen. Een Malthezer namelijk en een Arabier geraakten in twistde makkers van den Arabier kwamen hem te hulp en daarop losten Maithezers en Grieken uit de vensters hunner huizeu geweer- en pistoolschoten op de Arabieren, waardoor eenigen werden getroffen. Nu kwam het volk opzetten huizen werden geplunderd weerlooze Europeanen aangerand enz. De alles vergrootende faam heeft reeds gesproken van 250 a 300 dooden en daaronder 70 Europeanen. Vertrouw baarder berichten stellen intusschen het geheele aantal dooden op 90waaronder 38, later 46 Europeanen. Politieke of godsdienstige hartstochten waren vreemd aan het gebeurde dat alleen aan een toevallige oor zaak te wi.ten is heeft de Minister-President in den Franschen Senaat gezegd, en voegde hij er bij de Egyptisehe soldaten zijn wel langzaam in beweging gekomenmaar hebben hun plicht gedaan. Tan de Russische troepen bij gelegenheid van de mishandelin gen der Joden zou men dat bezwaarlijk kunnen zeg gen. De orde is dan ook nog denzelfden dag hersteld, en na den elfden Juni heeft men van geen gevechten moorden mishandelingen plunderingen of andere rustverstoringen gehoord. Is dan het gevaar voor de Europeanen in Egypte wel zoo grootals men uit de algemeene volksverhuizing zon moeten opmaken Wie zal het zeggen? Voor de beweringen, dat de Egyptische officieren Arabi-pacha zelf of de priesters het volk hebben opgeruid schijnt geen grond te be staan. Een gevecht tusschen een inlander en een Eu ropeaan waarbij aan weerszijden partij wordt getrok ken kan inderdaad een groote uitbreiding krijgen. De Grieken en Maithezers van Alexandrië verdienen daarenboven volkomen de minachting en den haat der Egyptenaren. De Grieken die de Middeliandsche zee oversteken om in Egypte fortuin te makenzijn de minste der broederen. De voormalige rechter in een der gemengde Egyptische rechtbanken uit wiens be langrijk werk l'-Egypte et VEurope wij reeds meermalen aanhalingen deden zegt van hen „Zij onderscheiden zich door leugen eu misleiding door kwade trouw en bedrog door gebrek aan waardigheid en onbeschaamd heid. De weerzin dien zij inboezemen aan de Euro peanen die hen eenigen tijd van nabij hebben gadege slagen is dan ook zoo grootdat dezen alleen dan met genoegen aan de oude Grieken kunnen denken en hunne klassieke schrijvers met lust kunnen open slaan wanneer zij voor een oogenblik de hedendaag- scbe Grieken vergeten. Voor de gemengde rechtbanken waren zij bekend om hun meesterschap in de chicane Op dit oogenblik werd aan de ruiten geklopt die de steeds toenemende nachtvorst met een ijskorst had bedektzoodat zij nu voor het oog volkomen ondoor dringbaar waren. „Wat is dat nu weder?" vroeg Reimerzijne ver loofde verwonderd aanziende. Telse lachte hartelijk. „Dat is de rijke molenaar Karsten Holm van Heide die heb ik genoodigd," ant woordde zij zachtjes. „Ik vergat het je te zeggen." „"Wat, gij hebt hem genoodigd?" „Zeker opdat hij eindelijk eens ophouden zou mij met zijne huwelijksvoorstellen te vervolgen. Sedert eenige weken dringt hij zich in het oogloopend aan mij op ofschoon ik hem gezegd heb dat ik met je verloofd ben. Hij gelooft echter, omdat hij tot de ge zworenen behoorten een dikken geldbuidel bezitdat geen meisje hem kan afwijzen. Daarom heb ik hem van avond hier genoodigd opdat je hem kunt zeggen dat hij zich een andere vrouw kan zoeken." Reimer wilde opspringen en naar het venster loopen, maar Telse hield hem terug. „Beloof me, bedaard te blijven en niet op te stuivensmeekte zij. „Karsten Holm is een aanzienlijk man zijne stem geldt meer dan van iemand anders hij kan je benadeelen wan neer je hem tot vijand maakt." „Je hadt hem niet moeten vragen hier te komen Telsezeide de schout verwijtend. „Het is altijd onverstane'z lieden die een zeker aanzien genieten minachtend ie behandelen, nog minder moet men ze voor den gek houden dat moet gij nooit vergeten." „Wat moest ik doen, vader?" verontschuldigde zich hun verdichte overeenkomsten hun valsche bewijsstuk ken om hun alleronwaaidigsten en alleronbarmbartig- sten woeker en hun gemis aan eerbied voor eens an ders eigendom." Van de Maithezers heet het kortweg: „Deal te talrijke Engelsche onderdanen uit Maltha zijn een verachtelijk ras en de bescherming die het !n- gelsche consulaat hun zonder voorbehoud verleent ten eenen male onwaardig." Is het wonder, datwanneer tusschen dit schuim der natiën en een inlander twist ontstaat en Grieken en Maithezers hun waardige broeders bijstaan door eenvoudig uit de vensters te schieten het volk te hoop loopt en eindelijk zijn gedweeheid tegenover h$t vreemde gespuis verliest Ongelukkig moet erkend worden dat, behoudens lof felijke uitzonderingen de Europeanen in Egypte al zijn niet allen gelijk aan de Grieken en Maithezers in den regel van zeer laag gehalte zijn. Daarover zal zich ook niemand verwonderen wanneer hij bedenkt dat do groote meerderheid uit fortuinzoekers bestaat die in Europa hun goeden naam of de kans om voor uit te komen reeds verspeeld hadden of althans uit kringen afkomstig zijn waar men op eerlijkheid en ze delijkheid niet nauw ziet. Zij zijn er gekomen om geld te verdienen en wat zij noemen een goed leven te heb ben. Familieleven, zedelijkheid, beschaving, eerlijkheid moet men bij hen niet zoeken. Daar doen zij niet in. Eten drinken spelen speculeeren jacht maken op kwaadspreken en schandalen is hun voornaamste bezig heid in het pronken met hun rijkdom en het houden van feesten vinden zij hun vermaak, en zij hebben alleen eerbied voor geld on die er veel van bezitten. „Het ellendigste in de Europeeeche kringen in Egypteschrijft daarenboven de oud-rechter is hun gemeenschappelijk streven om zich te verrijken ten koste van het land en de fellahs (de Egyptische landelijke bevolking) die er bijna de eenige voortbrengers en de eenige werkers zijn. Deze ongelukkigen worden door de vreemdelingen niet minder stelselmatig uitgezogen dan door het gouverne ment en de vreemdelingen zorgen dat zij een goed deel bekomen van hetgeen de Staat, de Khedive (niet de tegenwoordige) en zijn aanhang van hen hebben ge trokken. De Europeanen ontkennen hun parasitisme niet, „maar," zeggen zij, „het is de natuurlijke toestand van het land wij hebben het zoo niet gemaakt, maar wij hebben het zoo gevonden het exploiteeren van de fellahs is nu eenmaal do grondslag van alle onderne mingen in Egypte." Maar de Europeanen hebben niet alleen rechtstreeks de Egyptenaren doen bloeden een belangrijk deel van hetgeen de Regeering aan bet arme volk heeft opge legd als belasting of gedwongen arbeid is aan de Eu ropeanen ten goede gekomen of aan hunnen invloed en hunnen raad te wijten. De voorganger van den tegenwoordigen Khedivede Onderkoning Ismael heeft inzonderheid Egypte onnoemlijk veel gekost. Door zijn verblijf te Parijs bedorven bleet Parijs zijn het meisje. „Ik beb hem van de verhouding tusschen mij en Reimer geen geheim gemaakt en hem rondweg verklaard dat ik nooit de zijne kon worden en tocb volgt hij mij voet voor voet en spreekt voortdurend van liefde en huwelijk. Het kloppen werd herhaald. „Laat hem binnenkomen Telse beval Wollersien, voor het venster in kou en sneeuw is het de plaats niet voor zulke redeneeringen." Maar nog eer de oude geheel uitgesproken had, was Reimer door ijverzucht gedreven naar het venster geloopen en had het geopend. „Hier zult gij geen water voor je molen vinden; meelwurm," riep Reimer naar buiten. „Het is hier juist als bij u wie het eerst komt, wie het eerst maalt." „Wat moet dat beduiden Telse houd je me mis schien voor den gek vroeg Holm dreigend. „Ik heb je gezegd, Karsten, dat Reimer van Wimer- stadt en geen ander mijn man wordtje hebt het echter niet willen gelooven antwoordde het meisje. „Daarom heb ik je hier verzocht, opdat je je zelf over tuigen kunt en met de vervolgingen zoudt ophouden." „Dus dien hongerlijder die niets heeltals wat hem zijne handen aanbrengen heb je gekozen en Karsten Holm wiens naam door geheel Ditmarsch bekend en geacht is, wijs je af?" riep de molenaar tandenkner send. „Weet je dan niet dat je de rijkste vrouw in bet geheele kerspel kondt worden wanneer je wildet?" Reimer was door de deur naar buiten geijld en stond met eenen sprong tegenover Karsten Holmwiens arm hij met zulk een kracht vastgreep dat deze zich van pijn in allerlei bochten wrong. „Spreek jij niet van hongerlijden jij meeldief?" riep hij hem toeterwijl hij hem schuddedat de dikke pelsmuts ver weg in de sneeuw vloog. „Ziehier, deze vuisten kunnen niet alleen arbeidenals de beste maar zij zijn ook krachtig genoegom een lastigen en poehenden kerel den mond te stoppen „Laat losRoimer of ik breng je voor de gezwo renen riep de aldus toegesprokene met van woede half verstikte stem. „Ik heb groote lustje een gedachtenis mede te gevendie je de moeite besparen zalin ons landboek te snuffelenging de jonge man voort„eene ge dachtenis, die ook jou en je gelijken verder de lust zou benemen den eerlijken arbeider te verachten." „Wanneer je je aan Karsten Holm vergrijpt, is het uit tusschen ons riep Telse haren verloofde toe. „Je houdt je belofte slecht." „Laat het je voor ditmaal dan nog geschonken zijn," sprak de jongeling op bedaarden toon. „Denk er echter in het vervolg aan dat Reimer van Wimerstadt zich niet ongestraft laat beleedigen." Zonder hem verder met een blik te verwaardigen wendde hij zich naar het venster, wenschte den schout goeden nacht en reikte Telse de hand tot afscheid terwijl de molenaar met wrok in het hart wegsloop. Ook Reimer begaf zich in tegenovergestelde richting naar zijn geboortedorp Wimerstadt maar nog lang nadat de knarsende schreden niet meer gehoord werden en de donkere gestalte van haren geliefde in de duis ternis was verdwenen, stond het meisje aan het venster, nadenkend naar het witte sneeuwkleed te zien, tot einde lijk haar vader haar vermaande naar bed te gaan. „Wanneer het tooneel maar geen kwade gevolgen heeft," zuchtte Wollersien bezorgd. „Holm zal het Reimer nooit vergeven dat hij je verloofde is." II. Het gerucht van den te wachten strijd met de Hol- steiners en Denenzou weldra bewaarheid worden want nog vóór de Ditmarschers het nog recht konden gelooven volgde de oorlogsverklaring. Koning Joha i van Denemarken Zweden en Noorwegen was met een zeer groot getal ridders reeds naar Holstein getrokken en hield op dat oogenblik verblijf op het slot Melbeck, het eigendom van den ouden graaf van Rantzau. Lit

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1882 | | pagina 1