Bijblad bij de Alkmaarsche Courant van 25 Juni.
Den 22 September 1869 werd een adres van di
recteuren en commissarissen der Alkmaarsche pijp
gascompagnie, houdende verzoek om bij tijds onder
handelingen aanteknoopen over de verlenging van
het bestaande contract betreffende de gemeente-ver
lichting, dat met 1 Januari 1873 eindigde, gesteld
in handen eener speciale commissie om bericht en
raad. Tot leden dier commissie werden benoemd de
heeren Bruinvis de Lange, Vonk, VerhoeffMr.
W. van der Kaav en J. C. Koorn.
Die commissie bracht den 13 Juni 1870 rapport
uit. Haar advies luidde voor rekening der gemeente
Alkmaar met ingang van 1 Januari 1873 eene gasfa
briek te eccploiteeren en van dat besluit kennis te geven
aan adressanten als beschikking op hun verzoek en bur
gemeester en loethouders uit te noodigenzoo spoedig
moqelijk nadere voorstellen aan den raad in te dienen
om aan dat besluit uitvoering te geven
Eene door genoemde compagnie op verzoek der
commissie gedane aanbieding, bij haar rapport over
gelegd was door haar geheel onvoldoende geacht.
Met algemeene stemmen werd den 29 Juli 1870 het
voorstel dier commissie aangenomen. Het eenige
punt, dat bij die gelegenheid besproken werd, was
de vraag, of die aanneming het voeren van nadere
onderhandelingen met de compagnie uitsloot. Het
antwoord luidde ontkennendwerd een nader aanbod
gedaan het zou overwogen kunnen worden.
Den 26 October 1870 werd van den directeur der
compagnie een uitvoerig schrijven ontvangen ter
wederlegging van het rapport der commissieonder
bijvoeging, dat uitlandigheid van één der commis
sarissen oorzaak wasdat hij niet reeds nadere
voorwaarden aan den raa i kon aanbieden en in de
vergadering van 16 November 1870 werd dat schrij
ven gevolgd door een adreswaarbij opgegeven wer
den de grondslagen voor een niéuw contract. Het
eerste puntdat daarbij opgegeven werd luidde
als volgt
„De overeenkomst wordt aangegaan voor den tijd
„van 20 jaren, evenwel met toekenning aan de
„pijpgazcompagnie van het rechtom na verloop van
„de helft van dien tijd de overeenkomst als geëindigd
„te beschouwen, waarvan zij in dat geval 6 maanden
„van te voren het gemeentebestuur zal behooren
„kennis te geven."
Deze beide stukken werden om bericht en raad
gesteld in handen van burgemeester en wethouders
en van de speciale commissiehierboven genoemd.
Die gecombineerde commissie bracht den 6 April
1871 verslag uit. Zij bood ter vaststelling aan een
op de grondslagen der compagnie ontworpen contract
en lag daarbij over de door haar met den directeur
gevoerde briefwisseling. Aan die stukken worden
de volgende bizonderheden ontleend.
Art. 1 der ontwerp-voorwaarden luiddeDeze
overeenkomst wordt aangegaan voor twintig en een
halfjaren, ingaande 1 Januari 1873, des avonds,
en eindigende 1 Juli 1893, des morgens, heidedagen
op zoodanig uur als op den te maken staat (zie art.
13) voor het uur van opsteken of blusschen staat
uitgedrukt. Zoowel het gemeentebestuur als de pijp
gascompagnie heeft echter het rechtdeze overeen
komst als geëindigd te beschouwen na verloop van
tien en een half jaar, alzoo op 1 Juli 1883 des
morgens op het uur, zoo even omschrevenmits
daarvan wederkeerig aan elkander bij brief kennis
gevende één jaar van te vorenen alzoo vóór 1
Juli 1882.
pijpgas-compagnie is verplicht zorg te dragen,
dat op het uur van het eindigen dezer overeenkomst
aan de fabriek voorhanden zijn minstens 1000 hec
toliters engelsche steenkolen en 500 hectoliters co
kes, terwijl één gashouder geheel gevuld moet zijn.
In het schrijven van den directeur aan die ge
combineerde commissie wordt ten aanzien van dat
artikel het volgende gezegd Het door de gemeente
voorgestelde lage cijfer wordt nog meer gedrukt door
het in art 1 wederkeerig door de gemeente geëischte
recht van ontbinding na 10 jaren. -De pijpgascom
pagnie wenscht dat recht met geen ander doel dan
omindien zij met schade blijkt te werken zich
voor grooter schade te vrijwaren. Maar met welk
doel verlangt de gemeente het? Voor afdoende maat
regelen ingeval van onvoldoende naleving van het
contract door de compagniebieden andere artike
len de gemeente voldoende zekerheid. Zal zij dan
misschien dit recht willen inroepenindien de com
pagnie na 10 jaren niet met schademaar met
voordeel gewerkt heeft? Deze veronderstelling ligt
te zeer voor de hand om verzwegen te wordenmaar
evenzoo springt het in het oog, dat deze gelijkheid
van recht volstrekt niet van dezelfde beteekenis is,
zoodat ondergeteekendezoolang hij omtrent de be
teekenis niet beter is ingelichthaar niet kan toe
geven. Niet alleen dat de compagnie op de ver
diensten barer leverancien aan de gemeente besnoeid
wordtook voor particuliere verbruikers wenscht
men nog voordeeliger voorwaarden te verwerven,
dan ondergeteekende aangeboden heeft. Het een is
even onmogelijk in te willigen als het ander. De
compagnie verklaart met den meesten ernst, in
geene vermindering der laatstelijk door haar voor
gestelde cijfers te kunnen treden.
De commissie antwoordde daaropDe in art. 1
opgenomen bepalingdat het gemeentebestuur ook
het recht heeftde te sluiten overeenkomst als ge
ëindigd te beschouwen na verloop van 10% jaar is
niet alleen gegrond op het beginsel van wederkee-
righeiddat bij het sluiten van iedere overeenkomst
tot grondslag wordt aangenomen, maar wordt ook
door het belang der gemeente gevorderd.
In een tijdsverloop van 10 jaren toch kunnen
zoovele uitvindingen en verbeteringen plaats hebben,
wanneer men in aanmerking neemtdat de natuur
kundige wetenschappen in de laatste jaren meer en
meer beoefend wordenen alzoo resultaten kunnen
verkregen worden, die thans geheel onbekend zijn,
dat het voor een gemeentebestuur onverantwoorde
lijk zoude zijn eene overeenkomst voor langer tijd
te sluitenwaardoor het verstoken zou blijven van
de voordeelen dier uitvindingen. Men bedenke slechts
dat de petroleumwaarvan in de laatste jaren en
nog tegenwoordig zulk een aanzienlijk gebruik wordt
gemaakt, bij het sluiten der overeenkomst betref
fende de verlichting dezer gemeente in 1852 zoo
niet geheeldan toch grootendeels onbekend wa3.
Na deze toelichtingen zal het u duidelijk zijndat
de gemeente geene verandering in die bepaling kan
maken en dat de door u gemaakte veronderstelling
bij de gecombineerde commissie niet alleen geen
punt van beraadslaging heeft uitgemaakt, maar bij
haar zelts niet in de gedachte is gekomen.
En des directeurs antwoord daarop was eenvoudig:
het strekt ondergeteekende tot genoegendat de
bezwarenwelke hij tegen vele bepalingen van het
hem aangeboden ontwerp-contract had, voor een
groot gedeelte zijn weggenomen, door wijziging van
artikelsof door gegevene toelichtingen omtrent
doel en strekking dier bepalingenwelke toelichtiu-
GEMEENTERAAD.
No. 7. Zitting van Vrijdag 23 Juni 1882,'a namiddags 7 uren.
Voorzitter de Burgemeester A. Maclaine Pont.
Tegenwoordig alle leden.
De Voorzitter opent de vergaderingwaarna
1. de notulen der vorige vergadering worden gelezen en
met geringe wijziging goedgekeurd.
Zijn medegedeeld de sedert de vorige vergadering inge
komen stikken
Van Gedeputeerde Staten.
2 Ontvang-bericht der wijziging van de artikelen 13 en
4 der verordening op de gemeente-reiniging, vastgesteld in de
vorige vergadering.
3. Brief ten geleide van het goedgekeurde raadsbesluit van
9 Eebruari 1881, tot voldoening van f 51,uit den post voor
onvoorziene uitgaven op de gemeente-begrooting, dienst 1881,
voor de vernieuwing van de kadastrale kaarten sectie C, E en E.
4. Brief ten geleide der 2e suppletoire begrooting, dienst 1881.
Nos. 2, 3 en 4 voor kennisgeving aangenomen.
5 Brief van Burg. en Wetk. ten geleide eener nieuwe ver
ordening op de heffing en invordering eener plaatselijke directe
belasting naar het inkomen, om in werking te treden 1 Janu
ari 1883. Deze stukken zullen later geheel opgenomen worden.
Gesteld in handen der vaste commissie van financiën.
6 Dankbetuiging van de regelingscommissie voor de alge-
meene vergadering der veretniging van officieren der schutterij
in Nederland voor de beschikking op haar verzoek genomen.
Voor kennisgeving aangenomen.
7. Verzoek van C. de Waij zonder beroep alhier, om ver
gunning om het riool, bekoorende tot zijn perceel aan het Zeg-
lisy wijk E, No. 159, dienende tot, afvoer van vuil- en hemel
water, te mogen aansluiten aan het gemaakt wordende gemeente
riool aan het Zeglis.
8. Verzoek van B. J. Gonnet, deurwaarder bij de arrondis-
sements rechtbank alhier, om vergunning tot het verbinden van
het riool tot afvoer vau water uit den keuken van zijn perceel
aan de gedempte Nieuwesloot No. 77, met het gemeente-riool
aldaar.
9. tot en met 13. Bezwaarschriften van M. H. E. de Wild,
R. Keuter Az., P. J. Stalenboeff, J. H. C. Haase en van
G. P. Adolf, firma de wed. VeLema, tegen hunnen aanslag in
de plaatselijke directe belasting, dienst 1882.
Nos. 7 to1 en met 13 gesteld in handen van Burg. en Weth.
om bericht en raad.
14. Brief van den lieer C. de Groot, te Egmond aan Zee
houdende mededeelingdat op eene bijeenkomst met leden van
den raad en het polderbestuur van Egmond-binnen aan de aan
vragers om concessie voor paarden-tramlijnen van Alkmaar
naar Egmond aan den Hoef de wenk gegeven isom bet ge
deelte van den Heeren- of Meerweg van het tolhuis naar Alk
maar, dat thans nog niet beiiard is, voor hunne rekening te be-
harden waardoor dan van het tolhuis twee rijwegen naar Alk
maar zouden leiden en een groot bezwaar weggenomen zou zijn
voor hen die gevaar mochten zieu in het berijden van den
sclielpwegals er een tram langs gaat. Zij deelen dien wenk
mede onder bijvoegingdat zij bereid zijn de bebarding van
den Meerweg voor hunne rekening te nemen bij het verleenen
der door hen gevraagde concessie.
Voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter zegt den heer Kraakman toe, dat in de vol
gende vergadering een rapport van Burg. en Weth. op dit ver
zoek te wachten is.
15. Verzoek van de voorloopige bestuursleden der op 31 Mei
1.1. opgerichte Alkmaarsche Harddraverij-vereenigingom huu
in gebruik af te staan voor eene op lateren dag in Augustus
te houden harddraverij.
a. de Harddraverslaan
b. den Doodweg, het voetpad tusschen dien weg en de Hard
draverslaan en een deel van het voetpad gedegen aan de andere
zjjde der Harddraverslaan zooals op eene overgelegde teeke-
ning aangeduid ismet het recht dien voor de openbare dienst
bestemden gemeentegrond tijdelijk gedurende den duur der hard
draverij voor het openbaar verkeer te mogen afsluiten. Die
vereeniging, opgericht met het doel om te Alkmaar, waar zulk
eene uitstekende gelegenheid tot bet houden eener harddraverij
bestaat, jaarlijks weder eene harddraverij te houden, die, zoo
als in vroegere jaren vóór de invoering der gemeentewet, toen
t de gemeente zelve de prijzen uitloofdeeens zekere beroemd
heid had verkregenverklaartdat de kosten eener dergelijke
harddraverij niet gedekt kunnen worden, als haar niet de ge
legenheid wordt gegeven hare inkomsten te verbeteren door het
middel, dat bij voorbeeld te Groningen, te Leeuwarden, te
Amsterdamte Haarlem en te Utrecht wordt gevolgd name
lijk door de heffing van eene vooruit te bepalen entrée van hen,
die verlangen toegelaten te worden tot een behoorlijk afgeslo
ten deel van den door de gemeente voor dat doel af te stane
grond.
De Voorzitter deelt mededat deze verzoekers dit verzoek
hem mondeling hebben toegelicht en aangedrongen hebben op
eene spoedige beslissing, met het oog op den korten tijd die
beschikbaar is voor het nemen van voorbereidende maatregelen.
Hij stelt voor het dadelijk te behandelendaar het toch reeds
voor de leden ter lezing gelegd had. Met algemeene stemmen
wordt daartoe besloten. De Voorzitter stelt voor het verzoek
in te willigen. De heer Kraakman zegt toe, dat zorg zal wor
den gedragen dat de aan den Doodweg uitkomende bewoners
vrijen toegang naar en van hunne perceelen behouden. De heer
Vonk acht de inwilliging der afsluiting, met het oog op de
daaraan verbonden heffing van entréewel wat kras. Het pu
bliek wordt wel wat te veel beperkt in de gelegenheid om te
zien. De Voorzitter deelt mede, dat die heffing zal bestaan
in betaling van 1,— voor de gereserveerde en van een la
ger bedrag voor eene minder gereserveerde plaats en dat af
sluiting van den Doodweg alleen hinderlijk zou zijn voor be
grafenissen die dien dag dan den Heiloërstraatweg zullen
moeten gaan. De heer Vonk antwoordt, dat die laan vroeger
toch niet afgesloten was en dat het publiek haar dus mist. De
heer Kraakman wil even tot toelichting nog zeggendat er
voor het publiek aan de andere zijde ruimte genoeg beschibaar
blijft. De buitenlieden willen echter gaarne eene bijdrage be
talen voor eene gereserveerde plaats en zijn daardoor een steun
voor eene harddraverijwelke niet gemist kan worden. Staat
de raad dit verzoek niet toedan komt er ook geene goede
harddraverij want die steun is onmisbaar. En nu wil de Raad
toch zeker liever eene harddraverij met het oog op de daaraan
voor de ingezetenen verbonden voordeelen. De heer Vonk
dringt na die toelichting niet langer op zijne meening aan. De
ervaring zal leerendat hij gelijk heeft. Nadat de Voorzitter
den heer Bosman op eene vraag geantwoord had dat deze tij
delijke sluiting slechts voor eenen dag zou zijnwordtmet
inachtneming van het betrokkene, de vergunning verleend.
16. Dankbetuiging van den heer W. S. P. Hoff, voor de op
hem uitgebrachte benoeming tot hoofd der 2e tusschenschool.
Voor kennisgeving aangenomen.
17. Verzoek van den heer E. J. Pannekoek, architect te
Alkmaar, om vergunning tot het leggen van een buizennet in
deze gemeente ten dienste eener tweede gasfabriek met daarbij
behoorende inrichting, door hem te stichten.
Gesteld in handen van Burg. en Weth. om bericht en raad.
16. Verzoek van E. A. de Wit, vroeger koffiehuishouder,
thans zui.der beroep alhier, om in te trekken de besluiten van
20 October en 24 November 1880, waarbij de afsluiting van
zijn terrein in den Hout gelast is, het dagelijksch bestuur te
machtigen tot opruiming der geplaatste schutting en hem alsnog
te vergunnen het maken van een uitweg van zijn erf over den
gemeentegrond naar den openbare weg lang 6% en breed 2 M.
dus 13 centiaren onder bepaling dat:
a. hij de kosten van slooping en opruiming drage;
b. hij het weg te nemen hout moet overnemen tegen den door
het dagelijksch bestuur in billijkheid te schatten waarde;
c. hij als schadeloosstelling voor het uit te rooien hakhout
f 10,— per centiare betale, terwijl de grond eigendom der
gemeente blijft en eene jaarlijksche recognitie moet voldoen;
d. hij ter voorkoming van de vernieling vah het aan weers
zijden van den uitweg staande hakhout een net en sierlijk
rasterwerk plaatse.
Uitvoerig zet hij uiteen de schade door hem van die beslui
ten ondervonden en verzoekt hij opheffing van de op hem toe
gepaste straf, die zeker voor hetgeen hij misdeed niet gering is.
De Voorzitter stelt voor in verband met vroegere besluiten
ten aanzien van dit adres over te gaan tot de orde van den dag.
De heer Stoel heeft daartegen bezwaar. Is er geen middel
om op de eene of andere wijze op bet gebeurde terug te komen
en dezen verzoeker alsnog tergunning te verleenen.
De heer C. W. Bruinvis stemt in met, het gevoelen van den
heer Stoel en meent dat de straf te streng is geweest en nu
lang genoeg geduurd heeft. De heer Mr. A. P. de Lange
deelt het gevoelen des Voorzitters. De inhoud van de adressen
van dezen verzoeker is steedï dezelfde. Vroeg hij die vergun
ning onder verbindtenis aldaar geen herberg of uitspanning te
maken, dan zou hij er toe kunnen overgaan, om hem te gemoet
te komen. Laat hij een ander vak gaan uitoefenen. De heer
C. W. Bruinvis antwoordt op het laatste argument, dat dit
zoo gemakkelijk niet gaat. De man is kuffiehuishouder geweest
en voor ongeregeldheden heeft men minder vrees te koesteren,
nu inmiddels de drankwet in werking trad. De heer Kraakman
heeft nog een ander bezwaar. De schutting in den Hout,
waarop deze verzoeker doelt, is eene ontsiering van dien Hout,
die algemeen de aandacht trekt. Achter die schutting staat een
onbewoond huis en waarom is die schutting daar geplaatst?
Omdat daar achter eene overtreding is begaan. Daarvoor is
zij de straf. Het denkbeeld van den heer Stoel zou hij zeer
ondersteunen. Hij zou gaarne zien, dat Burg. en Weth. met
dezen verzoeker in schriftelijk overleg zouden treden en hem
mededeelen, gij hebt de verordeningen overtreden, waarvoor gij
gestraft zijt; die straf heeft nu lang genoeg geduurd en wij
willen u daarvan ontheffen, wanneer gij u verbindt, uw perceel
nimmer tot herberg te bestemmen. De kans voor vernieling
van bet, houtgewas zou dan veel verminderen en de verzoeker
zou dit huis als woning kunnen verkoopen, waartoe zeker wel
de gelegenheid zou bestaan. De heer Vonk is van gevoelen,
dal wanneer die schutting daar zoo hinderlijk is en den Hout
ontsiert, hierin wel kan worden voorzien. Zij kan wel weg
genomen worden, want, niemand zou toch door het boutgewas
kunnen gaan, nu de vergunning voor een uitweg niet verleend
is. Wil hij van dit perceel een particulier woonhuis maken,
dat kan hij dit dadelijk gerust doen. Hij vrage slechts een uit
gang aan den heer Gouwe. De Voorzitter antwoordt den heer
Krsakman, dat Burg. en Weth bezwaar zouden hebben met
dezen verzoeker te onderhandelen, doch dat de schutting wel
groen geschilderd kan wordenzoo zij zoo mocht hinderen en
ontsieren. De heer Kraakman antwoordt daarop, dat zijne be
doeling met zijn aangegeven denkbeeld alleen was, 'smans
kapitaal niet onvruchtbaar te maken. En dit geschiedde, werd
dat perceel voor particuliere woning bestemd. Het gevaar voor
vernieling van het houtgewas verminderde daardoor tevens.
Op dit verzoek, en dit erkent hij, kan niet anders dan afwij
zend beschikt worden, maar daarom hadden Burg. en Weth.
hierover wel schriftelijk in overleg kunnen treden. Des Voor
zitters voorstel wordt daarop aangenomen met 10 tegen 5
stemmen van de heeren Conijn, C. W. Bruinvis, H. JBruinvis,
Helling en Preijer.
19. Verzoek van 3S9 ingezetenen om het contract betreflende
de gemeenteverlichting met de Alkmaarsche pijpgazcompagnie
vóór 1 Juli a.s. op te zeggen. Het in de vorige raadsverga
dering gesprokene nagaande, komt het hun voor, dat het bij
sommige sprekers bestaande streven, om vóór alles het bestaande
contract te handhayengeen ander gevolg kan hebben, dan
de gemeente bij eventueele onderhandelingen met de fabriek te
brengen in eene zeer ongunstige positie, haar te berooven van
hare bevoegdheid om op den voet van gelijkheid met de di
rectie éer fabriek te onderhandelen cn haar geheel afhankelijk
te maken van den goeden wil dier directieom wijzigingen al
dan niet toe te staan. Bij den tegenwoordigen vooruitgang
van wetenschap en industrie is een tijdvak van 10 jaren lang
genoeg om een nauwkeurig en deskundig onderzoek noodzake
lijk te achten naar de vraag, of een in 1873 gemaakte over
eenkomst thans nog voldoet aan de billijke eiscbendie de
gemeente en de ingezetenen aan den aannemer der verlichting
mogen stellen. Zij verlangen zeer zeker niet, dat de billijkheid
tegenover den concessionaris der gazfabriek uit het oog worde
verlorenveel minderdat zijne verkregene rechten worden
gekrenktmaar meenendat de rechten der gemeente en die
der ingezetenen niet minder behooren geëerbiedigd te worden,
en de gemeente voor de vele opofferingendie zij zich voor de
gasverlichting getroost en uit den aard der zaak getroosten
moet, aanspraak heeft op de best mogelijke verlichting voor
billijken prijs. Ysrwerping van het aanhangige voorstel tot op
zegging der overeenkomst zou gedurende de eerstvolgende 10
jaren alleen die verbeteringen toelaten die zouden zijn in het
belang van de directie der Alkmaarsche pijpgascompagnie.
Aangehouden, als in verband staande met een aanhangig
voorstel om bij de behandeling daarvan zooveel acht te slaan
als de raad zal vermeenen te behooren.
20. Is voortgezet de beraadslaging over het voorstel van den
heer Mr. A. P. de Lange, om vóór 1 Juli as. op te zeggen
de met de Alkmaarsche pijpgazcompagnie gesloten overeenkomst
betreffende de gemeente-verlichting. Inmiddels is voor de leden
ter lezing gelegd
a. het rapport van de leden der raadscommissie, die omtrent
die overeenkomst indertijd van bericht en raad dienden, om
trent de bedoeling van het in het artikel 1 door de gemeente
voorbehouden recht tot opzeggingaan welk rapport het vol
gende ontleend wordt