gen dan ook door hem bij eventueele besluiten van
het nieuwe contract als officiëele uitlegging zullen
worden beschouwd.
Den 31 Mei 1.1. bleek van verschil van gevoelen
omtrent de bedoeling van genoemd artikel 1, over
eenkomende met art. 1 der ontwerp-voorwaarden
en werd gevraagd, of de daaraan door bet raadslid,
den beer C. W. Bruinvis, toegekende bedoeling juist
was
De beeren A. Maclaine Pont, J. C. Vonk, Verhoeff
en Bruinvis de Lange, met den beer J. 0. Koorn,
die verhinderd was de vergadering bij te wonen
eenig overgebleven leden dier gecombineerde com
missie, spraken den 16 Juni het volgende gevoe
len uit
Twee leden, in aanmerking nemende, hoe de com
pagnie zooals uit bet geschiedkundig overzicht van
den loop der zaken duidelijk blijkteerst overging
tot het aanbieden van aannemelijke voorwaarden
toen bet baar bleekdat het der gemeente ernst
was met de oprichting eener gemeentelijke gasfa
briek wijzen er op, dat de bepalingom de over
eenkomst na verloop van 10^ jaar te kunnen op
zeggen een der grondslagen was waarop zij ter
elfder ure verlenging der overeenkomst vroeg. Toen
de commissie kennis nam van die bepalinghad
zij daartegen, op zich zelf beschouwd, geene beden
king; alleen meende zij voor de gemeente hetzelfde
recht te mogen eischen. Vooreerst uit het algemeen
toegepast wordende beginsel van wederkeerigheid
maar bovendien uit overweging, dat het gemeente
belang medebracht, haar niet voor zulk een langen ter
mijn te verbinden, want dat het onverantwoordelijk zou
zijn, de gemeente gedurende 20 jaren uit te sluiten
van het genot van alle verbeteringen, in dat tijds
verloop op dit gebied tot stand komendelettende
op de snelle vorderingen die de wetenschap maakte,
waardoor men niet voorzien konwelke uitkomsten
verkregen zouden kunnen worden. Deze motieven
deden de commissie besluiten, in haar ontwerp arti
kel 1 op te nemen zooals het luidt en dat artikel
te handhaventoen de directeur vroeg*, met welk
doel verlangt de gemeente dat recht. Van die mo
tieven gaf zij rekenschap bij haar boven aangehaald
schrijven en wat voegde zij daaraan nog toe Uwe
onderstelling dat de gemeente dat recht misschien
zal willen inroepen indien de compagnie na verloop
van 10 jaren niet met schademaar met voordeel
gewerkt heeftmaakte bij de commissie niet alleen
geen punt van beraadslaging uitmaar is zelfs bij
haar niet in de gedachte gekomen.
Met andere woorden daaraan heeft de commissie
niet eens gedacht. Het gemeente-belang eischt, dat
niet eene overeenkomst voor 20 jaren worde aange
gaanwaardoor de gemeente onherroepelijk zou zijn
uitgesloten van het voordeel of genot van uitvin
dingen of verbeteringenop dit gebied tot stand
komende, en bij die voor de gemeente gewichtige
en alles overheerschende belangen heeft de com
missie niet alleen het in aanmerking genomenmaar
zelfs niet gedacht aan uwe daarbij ver achter staande
onderstelling.
Die twee leden zagen in opzegging der overeen
komst volstrekt geen onbillijkheid, integendeel acht
ten haar allezins gewettigd bij de veranderde om
standigheden dat wil zeggen bij de toen voorziene,
thans tot werkelijkheid gekomen vorderingen der
natuurkundige wetenschappen.
Twee leden daarentegen waren van oordeeldat
opzegging der overeenkomst op grond daarvan niet
mag geschieden en door de gemeente ook niet moet
worden gedaan, want dat de bedoeling van dit artikel
een geheel andere is. Op de vraag van den directeur,
zal de gemeente het recht tot opzegging der over
eenkomst misschien willen inroepen, indien de com
pagnie na verloop van 10 jaren niet met schade,
maar met voordeel werkt, antwoordt de commissie,
wel neen dat punt maakte bij haar niet alleen geene
beraadslaging uitmaar het kwam haar zelfï niet
eens in de gedachte, dat wil zeggen het staat vast
dat de gemeente in dat geval niet tot opzegging
zal overgaan dit is zoo boven allen twijfel verheven,
dat de commissie de mogelijkheid uwer onderstel
ling niet alleen niet besprokenmaar daaraan zelfs
niet gedacht heeft. Alleen bij uitvindingen van
betere of goedkoopere wijze van verlichting zal de
gemeente van haar recht tot opzegging gebruik
maken voor die gevallen behoudt zij zich dat recht
voor, niet voor het, door u gestelde geval. En dat
deze opvatting de juiste is, wordt volgens die leden
bevestigd door het antwoord van den directeur op
deze toelichting omtrent de door hem gemaakte
onderstelling. Zijne bezwaren zijn voor een groot
deel weggenomen door wijziging van artikels of door
gegeven toelichtingen omtrent doel en strekking dier
bepalingen welke toelichtingen dan ook door hem
hij eventueele sluiting van het nieuwe contract als
officieele uitlegging zullen worden beschouwd. Was
de inlichting omtrent de bedoeling van het aan de
gemeente bij art. 1 voorbehouden recht tot opzeg
ging overeenkomstig het gevoelen der twee andere
leden geweest of althans in dien zin door hem
opgevat, vrij zeker zou hij daarop zijn teruggeko
men, rekening houdende met de ernstige bedenking,
aanvankelijk tegen dat recht der gemeente ontwik
keld. Die twee leden stemmen in met het door den
heer C. W. Bruinvis omtrent dit punt ontwikkeld
gevoelen.
I. een schrijven van Burgemeester en Wethouders, waarbij naar
aanleiding van de vraag van den heer Kraakman in de vorige
vergadering omtrent de bij de uitvoering der overeenkomst
gerezen moeielijkheden enz. de volgende opgaven gedaan
worden
De eerste moeielijkkeiddie zich reeds spoedig
na de in werking treding der overeenkomst voor
deed was de vraagof voldaan moest worden
de ingediende rekening van f 1705,voor vergoe
ding wegens meer gelegde pijpleidingdan bij
art. 7 van het contract voor de uitbreiding der
verlichting wa3 bepaald. Omtrent die zaak werd
een uitvoerig rapport uitgebracht, waarheen ver
wezen wordt. Overeenkomstig het advies der com
missie werd op dat verzoek geantwoord dat zoo
de directeur verlangdegebruik te maken van de
dwaling, waarin de gemeente te goeder trouw ver
keerd had bij de uitvoering van genoemd artikel 7
(de bedoeling was geweest, dat de kosten der uit
breiding geheel door de compagnie gedragen zouden
worden) en dus bleef vorderen de uitbetaling eener
som van 1655,(over f 50,bestond geen ver
schil van gevoelen), de gemeente haar zou voldoen,
maar dat de gemeente echter bereid was in het
belang eener goede verlichting, alsnog te plaatsen
de meerdere lantaarnswaardoor de afstand van
de eene tot de andere lantaarn beneden 80 meters
zou blijven, en van 1 Januari 1873 de kosten dier
verlichting te voldoen.
In de vergadering van 12 Maart 1873 kwam des
directeurs antwoord in. Daarbij verklaarde hij de
hem gedane vraag liefst onbeantwoord te willen
laten doch de uitbetaling van 1655,te moeten
verkiezen boven eene equivalente vermeerdering der
lantarens. Dat bedrag is daarop betaald. Kort daarna
werd de tusschenkomst van den raad weder door
den directeur ingeroepen over de toepassing van
boete voor het niet branden van lantarens, waarom
trent tusschen hem en burgemeester en wethouders
verschil van gevoelen was gerezen. Weder werd
eene commissie benoemd tot het onderzoeken dier
zaak, welke in de vergadering van 5 November
rapport uitbragt. Uit dat rapport blijktdat bij den
directeur 5 bezwaren bestonden tegen de wijze van
toepassing der boeten, te weten
a. de boetebriefjes wezen niet altijd aan, welke lan
taarn niet of slecht brandde;
b die briefjes niet uitgegaan waren van den met
het toezigt op de verlichting belasten persoon
den gemeente-architect, inaar van depolitie-agenten;
c. zijenkelen uitgezonderd niet ten behoorlijken
tijde te zijner kennis waren gebragt;
d. het meerendeel der boeten niet toegepast werd
over niet brandingmaar voor onvoldoende branding
e bij art. 13 der overeenkomst wel 50 centen boete
bepaald was voor elke niet brandende lantaarn
maar geene boete bepaald was voor hetgeen de
politie onvoldoende branding geliefde te noemen.
Na eene langdurige beraadslaging werd met al-
gemeene stemmen overeenkomstig het advies der
commissie geantwoord aan den directeur, dat zijne
drie eerste bezwaren tegen de plaats gehad hebbende
beboeting ongegrond geacht werden, doch de Raad
onbevoegd wasvolgens artikel 27 der overeenkomst
een oordeel uit te spreken over het vierde en vijfde
bezwaar, daar bij dat artikel de uitlegging en toe
passing der bepalingen van het contract, in g%val
van verschil, aan Burgemeester en Wethouders op
gedragen was. De boeten ad f 50,50 werden door
de compagnie voldaan.
Bij de bespreking dezer zaak werden door eenige
leden nog al grieven tegen de opvatting van den
directeur omtrent de naleving van het contract geuit.
Den 23 Januari 1873 was de bij art. 6 bepaalde
drukking op 3 plaatsen niet aanwezigden directeur
werd daarvan kennis gegeven in verband met de
ingekomen klachten over de mindere voortreffelijk
heid van het licht gedurende eenige vroegere avonden.
Een in 1874 ontstaan verschil over de rekening
van het ten dienste der burgeravondschool geleverde
gaz werd bij minnelijke schikking uit den weg ge
ruimd. Ieder betaalde de helft van de als verbrand
opgegeven hoeveelheid.
Op dezelfde wijze werd in 1875 een dergelijk
verschil, wat het Waaggebouw betreft, vereffend.
In 1877 werd de directeur uitgenoodigd, voortaan
vóór den aanvang van een dienstjaar op te geven
waar hij voornemens was de pijpleiding te vernieu
wen daar tot op dat tijdstip de pijpleiding zonder
voorafgaande kennisgeving vernieuwd werd in pas
verlegde of vernieuwde straten. In dat zelfde jaar
ontstond verschil over artikel 21 der overeenkomst.
De directeur vorderde betaling voor de tijdelijke
verlichting met gaz om, in en bij de Waag op de
wekelijksche marktdagen en bij gelegenheid der
koemarkten en voor het verlichten met olie of petro
leum van straten, grachten en bruggen, telkens
wanneer zulks bij de uitvoering van gemeentewer
ken noodig was. De ingeleverde rekeningen werden
niet voldaan, op grond dat artikel 21 geen recht gaf
tot het vorderen van betaling voor die verlichting.
In die uitlegging berustte de directeur.
De artikelen 6 en 12 gaven in de toepassing zeer
vele moeielijkheden en op overtreding dier artikelen
kon geene boete met goeden uitslag worden toege
past. Omtrent dat punt wordt verwezen naar de
verschillende rapporten van den heer Dr. J. D. Boeke,
directeur der rijks hoogere burgerschool, benoemd
als deskundige van de gemeente Alkmaar naar het
onderzoek van het lichtgas.
Den 30 October 1880 werd den directeur kennis
gegeven van den bij het onderzoek van de deugde
lijkheid van het gas gebleken uitslag, onder uit-
noodiging maatregelen te nemen tot betere zuivering
van het gaz.
In 1881 werd eene ingeleverde rekening wegens
in de burgeravondschool verbrand gaz en wel voor
den tijd dat die inrigting gesloten isop minnelijke
wijze met het te veel berekende verminderd.
Van de ingezetenen werden meermalen de vol
gende klachten vernomen
a. het voortdurend heffen van het maximum van den
gazprijs 11 cent per stère) die mag geheven
worden
b. de kostbare berekening van het arbeidsloon bij
aanleg of verandering der pijpleiding ten dienste
van particulierenwaaromtrent het contract niets
bepaalt
c. het vullen der meters met eene te groote hoe
veelheid water
d. het niet verminderen van de rekeningen wegens
verbrand gaz na de in werking treding van het
nieuwe contract in verhouding tot de verminde
ring van den gazprijs van 17 centen op 11^ cent
per stère.
De beoordeeling van de waarde dezer bedenkin
gen wordt geheel aan den Raad overgelaten.
De heer C. W. Bruinvis zegt
Het licht, door den heer Stoel verlangd, om te kunnen be-»
oordeelen of hij bij de tegenstrijdige meeningen van den heer
Bruinvis de Lange en van mij vrijheid had om tot de opzeg
ging van het contract te besluiten, is wel niet tot middaghoogte,
maar toch boven de kim verschenen. De overgebleven leden
der vroegere gascommissie scharen zich deels aan de zijde van
den heer Bruinvis de Lange, die zegt: gij moocht, deels aan
mijne zijdedie u zeide gij moocht niet. De oplossing van
deze m i. alles beheerschende kwestie is dus in zoover nader
gekomen dat 2 der zake kundigen mijne interpretatie van de
gedrukte stukken deelenen onverzwakt is mijne stelling ge
blevendat de geschiedenis der zaak, neergelegd in die stukken,
geene vrijheid geeft tot opzegging op grond van den thans
lagen prijs der steenkolen.
Hoe staat het nu met de bezwaren in de toepassing of uit
voering van liet contractwelke een anderen grond tot opzeg
ging zouden kunnen aanbieden en waarnaar mr. Kraakman ge
vraagd heeft? Opmerkelijk noem ik het, dat Burg. en Weth.
aanvankelijk geen blijk van bezwaren gegeven hebben. Zij her
innerden alleen den raad aan den termijn van opzegging. Toen
in^ het debat hierop gewezen werden het raadslid, dat schrif
telijk eenige z.g. bezwaren te berde had gebracht, afwezig was,
bleken Burg. en Weth. niet zoo neutraal te zijn, als hunne een
voudige herinnering deed vermoeden. Integendeelzij had'len
bezwaren en zij zijn alsnuten gevolge van den eisch van mr.
Kraakman, voor den dag gekomen met een groot stuk, met
eene optelling van ondervonden bezwaren en van bestaande
grieventusschen welke bezwaren en grieven ik te vergeefs
eenig verband gezocht heb. Bij den twijfel, die alsnog bij
sommigen mocht bestaan omtrent het door mij in de vorige
zitting ontwikkeldeis het wel de moeite waard de bezwa
ren en grieven van Burg. en Weth. na te gaan, ze te wegen.
In de eerste plaats komt een verhaal van de kwestie over de
bijbetaling voor de uitbreiding der pijpleiding langs de singels
en den beijloër straatweg. Het heelt mij zeer verwonderd, dat
Burg. en Weth. den moed hebben gehad, deze kwestie op te
rakelen omdat het recht daarin geheel was aan de zijde van
de labriek en de betaling van f 1705 uit de' gemeentekas is
te wijten geweest aan het toedoen van hendie genoemde uit
breiding der pijpleiding ontworpen en gelast hebben. Het ver
wondert mjj tevensdat men uit dit gebeurde een grief des
tilleert; het heeft er iets van, alsof men gemeend heeft nu ja,
wij hebben ongelijk en gij gelijk maar blijft gij op uw stuk
staan, wij blijven het gedenken.
In de tweede plaats komt de kwestie van de toepassing der
boeten. De directie beklaagde zich dat op het einde van een
kwartaal zeker bedrag aan boeten werd ingehouden voor lan
taarns die nietof naar het oordeel van oubevoegde personen
niet goed brandden zonder dat haar van de bekeuring of van
het niet behoorlijk branden kennis was gegeven. Was dat be
klag onbillijk Moest de directie maar vrede nemen met elk
gekort bedrag, gebaseerd op opgaven van andere personen dan
bij 'let contract waren aangewezen Aan welke zijde is hier
het bezwaar gewekt
Ten derde, in Januari 1873 en in October 1S80 was de ge-
eischte lichtkracht niet aanwezig, of het gas niet van voldoende
zuiverheid. Meent men door contractueele bepalingen zich
zekerheid te kunnen verschaffen, dat zeker fabrieksproduct altijd
aan alle eischen voldoet Heeft de fabrikant steeds alle om
standigheden in zijne macht En bovendien tegen onvoldoende
zuiverheid van het gas is boete, tegen het 4maal 's jaars
daarvan voorkomen ontbinding bedreigd. Bij voortdurend
gebrekkig gas zou men zich zeker te beklagen hebben maar
de verslagen nopens het onderzoek hebben mij een zeer gunsti-
gen indruk gegeven.
De bezwaren in de 4e plaats geopperd betreffende te veel
branding in de burgeravondschool in 1874 en 81 zijn te wijten
aan het verzuim van een gemeente-beambtedie ook 's zomers
van het stadsgas profiteerde, geen hoofdkraan sloot, bovendien
eens of meermalen 2 kleine kraantjes openliet en zijn zolder
zoodanig met het goed van anderen volzettedat een daar
liggende pijp beschadigd en een lek veroorzaakt werd. Was
hier de fabriek schuldig, die zoo welwillend was, dat zelfs
Burg. en Weth. in hun requisitoir getuigen, dat de zaak op
minnelijke wijze werd afgedaan p
Ten vijfde wordt gesproken over het verschil van meening in
1875 ten aanzien der buitengewone verlichting van waag en
markten. Voor de opvatting van de zijde der fabriek is zeker
evenveelzoo niet meer te zeggen dan voor die van Burg. en
Weth. Maar van bezwaar in deze kan geen spraak zijn, de
fabriek heeft „berust" bij de haar schadelijke uitlegging en ver
strekt sinds jaren die buitengewone verlichting om niet.
Even weinig beteekenend is het in de zesde plaats genoemd be
zwaar, dat de fabriek in 1877 eene zwaardere pijp gelegd heeft
in eene pas vernieuwde bestrating.. Waarom de directie niet in
tijds in kennis gesteld van de voorgenomen vernieuwing en met
het straatwerk gewachttot zij hare nieuwe pijpen ontvangen
en gereed had
Eindelijk wordt beweerd, dat art. 6 en 12 in de toepassing
zoovele (welke moeilijkheden opleveren en datblijkens de
rapporten van dr. Boeke (die mij een anderen indruk gaven)
op de overtreding dier artikelen geene boeten met goeden uit
slag toegepast kunnen worden. Over de boeten voor onvoldoende
zuivering (art. 12) sprak ik reeds; en nu art. 6 in zake licht
kracht Inderdaaddaar is geen boete bedreigdmaar vóór
men die op papier steltdient men eerst f 3000 voor photo-
metrische toestellen uit te geven. Of wil men die wellicht van
de fabriek cadeau ontvangen
Ga ik al de opgetelde bezwaren nadan blijken zij van zoo
luttel gewichtof zoo weinig aan de gasfabriek te wijtenof
zoo minnelijk opgelostdat op de vraag v&n mr. Kraakman
„is de overeenkomst gedurende 9 jaren van wege de Pijpgascom-
pagnie eerlijk en te goeder trouw uitgevoerd het antwoord
niet anders dan bevestigend kan luiden, en dat ook in die be
zwaren hoe breed uitgemetengeen grond tot opzegging te
vinden is.
W at nu de grieven aangaat komt vooreerstvoortdurende
heffing van het maximum van den gasprijs. Ik heb niets tegen
het verlangen der verbruikers om goedkooper gasmits hier
geen sprake is van verplichting der fabriek daartoe; mits hierin
geen m. i. ongewettigd argument tot opzegging. Kan de directie
ten deze zonder opzegging aan het verlangen te gemoet komen,
het zal mij aangenaam zijn. Het had zeker alleszins op den weg
van Burg. en Weth. gelegen, in tijds hiervoor pogingen aan te
wenden. Hunne rol ware dan schooner geweest, dan nu zij, te
elfder ure, met een lijst van bezwaren opkomen. Maar ten