aanzien van lage gasprijzen wil ik toch nog opmerken dat de
gemeente-verlichting hier buitengewoon goedkoop geleverd wordt;
f 12,50 per lantaarn en per jaar tegen f 23,50 volgens het
nieuwe contract aan den Helder3'|4 cent per kub. el tegen
9 c. per kub. el te Dordrecht, waar, hoezeer de ten deze slecht
ingelichte heer de Lange den toestand mocht prijzen uit de
gemeentekas aan de kas der fabriek 28 mille voor de straatver
lichting betaald wordt, natuurlek uit de zak der ingezetenen,
om door gegoochel met cijfers een schitterend resultaat te ver
krijgen. Goedkoop licht èn voor de stad èn voor particulieren
zijn er twee en niet zoo gemakkelijk te vinden. Als ik van
onze zeer goedkoope straatverlichting spreek, mag ik ook wel
hieraan herinneren, dat uitbreiding van het pijpennet, mits men
aan de bepalingen van het contract gedachtig isde gemeente
niets kost. De pijpen op Ropjeskuil hebben de fabriek 1100
gekostde 5 lantarens brengen per jaar f 62,50 op, d. i even
rente van den aanlegzoodat het gas voor die lantarens om
niet geleverd wordt.
Tweede grief; Rostbare berekening van arbeidsloon bij aanleg
of verandering. Besehuldiging zonder eenig bewijs. Ik beroep
mij voor de verzekering van het tegendeel op ons medelid Stoei.
Derde grief. Vullen der meters met te veel water. Onge
motiveerde beschuldiging. Ik wil hieromtrent nog zeggen, dat
de vulling om de 2 maanden geschiedt, en dat -bij den ijk
der meters wordt daarop gelet in het begin van een 2 main -
delijkseh tijdperk 2°/0 gas te veel, op het einde, als een deel
van het water verdampt is, 2°/o te kort, en alzoo over 2 maan
den het juiste cijfer wordt aangewezen.
Vierde grief. Niet verminderen van de rekeningen der ge
bruikers onder het nieuwe contract. Alweder een onbewezen
beschuldigingdoor geen enkel geval gestaafd. Heeft men in
de laatste jaren ook meer localen moeten verlichten, omdat het
gezin grooterde kinderen ouder werden, is de levenswijze,
die hoe langer hoe meer den nacht in den dag omschept, ook
andersweelderiger geworden Het gaat hier als bij klachten
over personeele belasting. Men beweert, dat het meubilair on
veranderd blijft, maar verhoogt intusschen de assurantie van het
meubilair. Zekerheid aangaande het al of niet gegronde van de
vierde grief te verschaffen is zoo moeielijkdat wij haar gerust
doorhalen en tot de gelegenheids-argumenten rekenen mogen.
Klagende gasverbruikersdie niets van de taak van den exhaus
ter begrijpen, ik wil dit ook even releveeren, vermoeden
wel eensdat zij veel betalenomdat zij niet-brandbaar gas
maar gas met dampkringslucht vermengd ontvangen. Laat mij
hier tegen zeggendat een fabriekdie zulk gemengd gas
leverdehaar eigen glazen zou inslaan. 2 Pc. dampkrings
lucht baart reeds 10 p.c. verlies aan lichtkrachten in opklim
mende reeks neemt dit zoozeer toe, dat bij 40 p.c. lucht 100
p.c. lichtkracht is verloren gegaan.
De grieven zjjn even onbeduidend en onbewezenals de be
zwaren bleken geen werkelijke bezwaren te zijnniet anders
dan meeningsverschillen, welke, de practijk der rechtsgeleerden
bewijst het telkens, zelfs over de best geschreven wetten kunnen
bestaan, verschillenwaarbij de fabriek, op eene enkele uitzon
dering na steeds de lijdende partij heeft moeten zijn. Noch
in wat men bezwaren, noch in wat men grieven blieft te noemen,
is een redelijke gror.d tot opzegging te vindencn ik blijf mij
daartegen dan ook verzetten. Ik herhaalaangenaam zou het
mij zijn als de fabriek de prijzen voor particuliere verbruikers
kon verminderen en ik vertrouw datwijl de omstandigheden
haar niet tegengevallen zijneene minnelijke poging daartoe
wel kans van slagen zou hebben. Maar daartoe het middel van
opzegging te gebruiken acht ik, bij de gebleken gezindheid
tot het in het leven roepen van grieven en bezwaren gevaar
lijk en afkeurenswaardigomdat het een dwangmaatregel is
dieèn door de geschiedenis van het contract èn door de eer
lijke naleving er van door de fabriekniet veroorloofd wordt.
De heer Bruinvis de Lange verklaart al dadelijk het woord
te vragenom rekenschap te geven van zijn gevoelen als mede-
onderteekenaar van het straks gelezen rapport. Hij acht het
noodig en nuttig te verklarenzooals hij in de vorige raads
vergadering reeds voorwaardelijk deeddat de commissie van
raadsleden, met Burg. en Weth. in 187071 werkzaam voor de
gemeente-verlichting, wel degelijk gemeend heeft bij het ont
werpen van een nieuw contract met de pijpgas-compagnie en de
daarover gehoudene briefwisselingdat aan de opzegbaarheid
van het contract met 10% jaar nimmer eenige bezwarende
voorwaarde voor de gemeente zou verbonden zijn. Hij durft
zieh rangschikken onder de leden dier toenmalige commissie
die met den Secretaris zich ontzachelijk veel moeite gegeven
hebbenom de zaak der gasverlichting tot klaarheid te bren
gen en weet zich nog zeer goed te herinneren de moeielijk-
heden, verbonden aan de onderhandelingen met de pijpgas-com
pagnie, die niet eer dan nadat de gemeenteraad met algeeene
stemmen tot eigen exploitatie besloten hadmet aannemelijker
voorstellen voor den dag kwam. Nu mogen de woorden in het
rapport bij sommigen zooals nu blijkt, voor tweeërlei uitleg
vatbaar zijn, voor hem is zulks niet het geval.
In de vergadering dier commissiewaarbij de nieuwe voor
waarden of wel de brief van den directeur der pijpgas-compag
nie behandeld werdenis niet één lid opgestaan om het argu
ment van den directeur, om voor de pijpgas-compagnie alleen
het recht van opzegging te bedingente verdedigen. De com
missie was te zeer doordrongen van het gevoelendat al be
geerde de compagnie den duur van het contract voor den tijd
van 20 jaren, zelfs zonder eenige opzegging binnen dien tijd
de commissie zeer zeker, zonder zich verder uit te laten den
gemeenteraad voorgesteld zou hebben, niet verder met de com
pagnie te onderhandelen. Al moge nu de uitleg der woorden
door sommigen anders opgevat worden (de redactie of de keuze
der woorden hij erkent zulkshad gelukkiger en duidelijker
kunnen zijn), hij houdt vol en legt de plechtige verklaring af,
dat de bedoeling geweest is onvoorwaardelijk de rechten, in art.
1 geschrevenwederkeerig gelijk te stellen. Hij herinnert zich
zeer goed, dat toen het schrijven van den directeur der pijpgas-
compagnie in de vergadering der commissie behandeld werd
niet één van de leden aangevoerd heeft het billijke het recht
matige van het verlangen dezer compagnieom zich een meer
der, een grooter recht voor te behouden. Er is nauwelijks één
woord over gesprokenals misschien alléén dit„welnu dat
kan ieder en ook de compagnie wel begrijpen; wederkeerig ge
lijke rechten van opzegging, om welke oorzaak of aanleiding ook."
Over dit punt stapt hij maar onmiddelijk heen.
De commissie verheugde zichdat de compagnie inschikke
lijker geworden wasmaar oordeelde tevens dat ze zeer om
zichtig moest te werk gaanna al het reeds voorafgegane.
En nu moge men vragen, hoe bewijst ge, welk gevoelen
de commissie toegedaan wasdoch dan verwijst hij naar haar
rapport over eigen exploitatie, zie raadsnotulen 1870, 13 Juni,
pag. 138, waar gelezen wordt, welke weg moest daartoe echter
worden ingeslageneigen exploitatie of uitbesteding. Den eer
sten weg acht de commissie in het belang der gemeente.
Daardoor werden verscheidene voordeelen verkregendoor
de beste grondstoffen te bezigen is men verzekerd van zuiver
voldoend lichtmen is meester van de verlichtingontsteekt
en bluscht de lichten zoo vroeg en laat als men wil en breidt de
verlichting uit; door vermindering van den gasprijs zal jaarlijks
eene aanzienlijke som bespaard worden in de verlichting van ge
meentegebouwengasthuis, weeshuis en anderen. Bovendien
zal geen enkele maatschappij of aanemer genegen zijn eene over
eenkomst aan te gaan voor minder dan 20 jaren en eene der
gelijke overeenkomst kan toch ook niet aanbevolen worden
wanneer men de ondervinding raadpleegt; in den tegenwoor-
digen tijd, waarin ten aanzien van gasfabrieken, ook eene zoo geheel
andere wijze wordt gevolgd dan vroeger, mag men geene over
eenkomst voor zoo geruimen tijd aangaan om misschien ver
stoken te blijven van voordeelen uit verbeteringen korten tijd
na de sluiting van de overeenkomst bekend gewordenvoort
vloeiende.
Na deze toelichting en duidelijke uitspreking van het gevoe
len der commissie zal toch wel ieder voor zich tot de conclu
sie moeten komen dat ook later de commissie niet van zulk
eene afdoende verklaring afgeweken of teruggekomen is, zon
der rekenschap van die veranderde zienswijze te geven.
Zijn gevoelen isdat het beneden alles zou geweest zijn
wanneer de Commissie een voorstel van de Compagnie, om voor
zich een recht of voordeel te bedingen en de gemeente aan
banden te leggenvan welken aard het ook moeht zijndat
maar zoo had laten blijven en den gemeenteraad er niet op ge
wezen had, al ware het ook, dat de commissie later van oordeel
was geweest het met de pijpgas-compagnie eens te zijn dat
prijsverlaging, hetzij door verbetering in het werken, hetzij
door goedkooper inkoopen van steenkolenarbeidsloonen enz.
niet in aanmerking mocht komen voor opzegging.
Zoo zouden de belangen der gemeente slecht behartigd wor
den; onridderlijk ware het zoodanige clausule of uitleg heime
lijk in te sluiten.
Hij voor zich zou zich dan zeer schamen. De commissie heeft
bedoeld dat punt niet alleen niet in beraadslaging te nemen
maar verklaart, er zelfs in het geheel niet aan te hebben gedacht;
dat het dus vast stond dat alleen als grondslag moest aan
genomen worden, wederkeerig gelijke rechten zonder meer.
De directeur moge nu in het denkbeeld verkeerd hebben, dat
de commissie zijn gevoelen deelde omtrent de opzegging van
10% jaren, hij leest in zijn schrijven 27 Eebr. 71 alleen, dat
bij sluiting van een nieuw contract, doel en strekking der bepa
lingen door gegevene toelichtingen als officieele uitlegging
zouden beschouwd wordenmaar wanneer nu eene zoo diepin
grijpende voorwaarde verondersteld wordt te zijn bedoeld, doen
toelichtingen weinig af en ware het beter en wel der moeite
waard geweest, zulks bij art. 1 van het contract te doen opnemen.
Hij wil echter wel als zijne overtuiging zeggendat zoo de
pijpgascompagnie op zoodanige bepaling aangedrongen had de
gemeenteraad zeker het contract niet had aangegaan. Hij heeft
gesprokendaar hij het als een punt van eer beschouwt
dat de commissie ter goeder trouw den gemeenteraad heeft in
gelicht en het belang der gemeente op het oog had dit zou
niet zoo zijn, wanneer nu de Gemeenteraad wegens het financieel
punt het contract niet zou kunnen opzeggen en zulks wel alleen
ten gevolge van de briefwisseling tusschen de commissie en den
directeur der compagnie, zonder dat er iets van in het contract
staat geschreven of bij de behandeling van het contract een
woord er over gerept is.
De heer Stoel dankt voor de naar aanleiding zijner motie
verstrekte inlichtingenuit de kennisneming waarvan hem ge
bleken is, dat hij niet onbillijk handelt, als hij voor opzegging
stemt. Hem blijkt, dat het geldelijke punt bij de commissie niet
ter sprake is gekomen en dat de bedoeling der leden van de
raadscommissie geen andere is geweest dan hare opvolgers niet
te binden. Bovendien, wat zouden de tegenstanders der opzeg
ging wel verlangd hebben op het gebied van verbeteringen en
uitvoeringen wanneer de in den loop dezer tien jaren plaats
gehad hebbende verbeteringen nog onvoldoende geacht worden,
voor hetgeen men daarmede bij het aangaan der overeenkomst
op het oog had Hij acht zich volstrekt niet gebonden door
het vroeger gebeurde, om niet tot opzegging over te gaan. Men
kan uit de moeielijkkeden niet komen, dan door opzegging der
overeenkomst; dan zijn beide partijen geheel op vrij terrein en
kan men onderhandelen. Hij verklaartdat hij thans met een
gerust geweten voor de opzegging kan stemmen.
De heer Mr. A. P. de Lange releveertdat de heer Kraak
man zijn voorstel in de vorige vergadering genoemd heeft of
onschuldig, of veel omvattend. Hij wil zijn voorstel beschouwd
hebben als onschuldig, want als zoodanig is het gedaan; alleen
door de kleur, welke door de voorstanders der compagnie daar
aan gegeven iszou het veel omvattend zijn geworden. Zijn
wensch is alleen een behoorlijkdeskundig onderzoek en ter
verkrijging van dat onderzoek is opzegging noodig. Dat alle
meerdere winsten en voordeelen door de veranderde tijds om
standigheden ten goede der compagnie zouden komen, daartegen
komt hij op. Doch verondersteld eensdat er geene grieven
waren; dat al hetgeen door de compagnie gedaan werd, alge-
meene goedkeuring en instemming vond, dan mag nog niet zon
der nader onderzoek in 1883 bestendigd worden, wat misschien
in 1871 zeer goed was. De op dit gebied in dien tijd verkre
gen uitkomsten zijn zoo belangrijk en veel omvattend dat het
onverantwoordelijk zou zijn de kans af te sluiten om daarvan
voor de gemeente voordeel te trekken. Men legt hem in den
mond bepaalde gevolgen van zijn voorstel. Hier tegen komt hij
mede op. Hij wil gaarne verklaren, dat hij geen verstand heeft
van gasfabrikatiedoch merkt op, dat de heer C W. Bruinvis
even onbevoegd iseen oordeel daarover uit te spreken. En
hij acht zich gerechtigd dit te zeggen, nu die heer hem noemde
den slecht ingelichten heer de Lange.
Beiden zijn geen bevoegde beoordeelaarsde raad mag op
zulke onbevoegden geen oordeel uitspreken; deskundig onderzoek
is noodig en dat verlangt hij. Men heeft gebruik gemaakt van
het stelsel van verdachtmaking, bij voorbeeld door te zeggen,
dat men opzettelijk omtrent de fabriek te Dordrecht onjuiste
gegevens mededeelt en dit had men niet moeten doen dat is
de discussie brengen op een verkeerd terrein. Gaslicht is voor
winkeliers eene eerste vraag: een artikel, voor sommigen zoo hoog
noodig, dat het even als huishuur onmisbaar kan wordenbeschouwd.
Op alles kunnen zij eer uitsparen dan op gas. En wat wil hij
nu? Geen knieval voor de compagnie doen om vermindering
van den prijs: niet alleen aannemen hetgeen de fabriek als hare
leer en haar recht verkondigt. Hij zal nu beantwoorden de in
de vorige vergadering gemaakte bedenkingen.
De heer C. W. Bruinvis zegt, bij het aanbieden der gunstige
voorwaarden in 1870 was de prijs der steenkolen zoo hoog
geklommen, en niemand verwachtte toen in de toekomst belang
rijke daling. Dat die prijs tot de helft zou dalen, verwachtte
toen dus niemand, noch de gemeenie, noch de compagnie. Alzoo
een geheel onvoorzien feit, waarvan slechts eene partij, de com
pagnie, het voordeel zou mogen genieten. Dat als het ware uit
de lucht gevallen voordeel zou men aan de compagnie geheel
moeten schenken. Dit gaat niet. Men zegt: het contract is
gebaseerd op aanbiedingen der compagnie. Het argument, dat
de fabriek zoo uitstekend is en toch zoo slecht werkt, is een
oud argument, dat vroeger ook gebezigd werd, voor dat de
Baad besloot tot eigen exploitatie over te gaan. En zoodra is
dat besluit niet genomen, of men ziet voor de gemeente on
eindig gunstiger voorwaarden aanbieden. Zou het zoo te verwon
deren ziin, wanneer nu de compagnie bij opzegging der overeen
komst weder in eens tot de ontdekking kwam, dat gunstiger voor
waarden aangeboden zouden kunnen worden? Nu komt hij tot
de eigenlijke kern der zaak. Niet wegens de besparing in den
steenkolenprijs, maar door uitvinding als gevolg van de vor
deringen in de natuurwetenschappen heeft de gemeente het
recht tot opzegging. De compagnie heeft recht op een tijdvak
van 20 jaren voor hare overeenkomst, maar in dat zoo even
genoemde geval heeft de gemeente alleen het recht aan hare
zijde. Er is echter niets nieuws uitgevonden, wordt beweerd:
alleen de steenkolenprijs is gedaald. Wel heeft diezelfde com
pagnie een Scrubber en een condensator van Pelouze aange
schaft, doch die werktuigen bestonden voor tien jaren bijna
reeds overal. Is er echter één gebied, waarop met reuzen
schreden vorderingen in de laatste jaren hebben plaats gehad,
dan is het dit gebied. Hij herinnert slechts aan de uitvindin
gen van Siemens en de regenerator-ovens enz. Om zulke zaken
eenvoudig te ontkennen, gaat te ver. En dit behoeft men niet
op zijne autoriteit aan te nemen: men leze slechts de verslagen
der verschillende elders bestaande fabrieken en dan komt men
tot de overtuiging, dat in de samenstelling der ovens en wat
betreft de zuivering van het gas ongeloofelijke verbeteringen
tot stand zijn gekomen. Nu komt hij tot het argument, dat de
compagnie slechts 6 '/„aan de aandeelhouders uitgekeerd heeft.
De compagnie had met de kans, dat de overeenkomst in dit
jaar opgezegd kon worden, wel niets kunnen uitkeeren, doch
zoolang niet wordt overgelegd, des noods vertrouwelijk, de
balans der fabriek, waaruit blijkt hoe die 6 °/0 verkregen zijn,
hoe groot de uitgekeerde tantièmes zijn geweest, wat op de
kapitaal-, wat op de exploitatie-rekening geplaatst is, welke
afschrijvingen hebben plaats gehad, beteekent dat argument
niets. Men stelle het dus gerust ter zijde, zoolang het bewijs
ontbreekt, dat er niet meer uitgekeerd had kunnen worden.
De heer H. J. Bruinvis heeft gezegd, Burg. en Weth. moes
ten maar eens vriendelijk zeggen aan de compagnie, welke ver
beteringen of de gemeente verlangde. Men begrijpt toch dat
wanneer de gemeente zulks deedalleen die verbeteringen ver
kregen zouden worden welke de compagnie wilde gevenalleen
die verbeteringenwelke zij tegenover hare aandeelhouders zou
kunnen verantwoorden. Dat de heer C. W. Bruinvis even on
bevoegd is over technische zaken te oordeelen of advies aan te
geven als hij daartoe kan hij aanhalenhoe of hij zich vergist
heeftdaar, waar hij zegt, dat de gasdruk zoodanig moet zijn,
dat de waterkolom in de buis 2% duim rijst. Dit had
5 duim moeten zijn. Wat betreft de te groote hoeveelheid
water in de meter, wordt gezegd, dat is niets. Wat in het
begin der maand te veel is komt aan het einde wel te recht.
Dit is eene eenvoudige verdampingskweslie. In de vorige ver
gadering heeft hij echter gezegdals het kraantje open gezet
wordtdan loopt het waterdat te veel iswel weg. Ieder
kan dit zelf nagaan. En nu leest hij voor zinsneden uit twee
boeken (bladz. 1056 van het Handboek der fabriek-scheikunde
van Dr. J. R. Wagner en bladz. 602 van S P. Huizinga over
technische scheikuadenaar het duitsche werk van W agner),
waaruit blijkt, dat te veel water een onrechtmatig voordeel aan
den fabriekant levert en de waterstand in den trommel altijd
evenveel moet bedragen om j uist te meten. Hij kan hierbij
nog mededeelendat hem door geachte ingezetenen medege
deeld ishoe bij den een na de vulling der meter 75 gram
water wegliep en bij den ander 2 kopjes water. Wat betreft
de bewering, dat niettegenstaande de aanzienlijke prijsvermin
dering van het gasmen meer betaalthaalt hij het volgende
voorbeeld van een persoon aandie mede allezins vertrouwen
verdient. Bij hetzelfde aantal lichten betaalde hij in 1872 vóór
het nieuwe contract f 55.87, in 1873 na het nieuwe contract
f 44,35 en na dien tijd is het steeds geklommen tot nu in 1881
66,60.
Eindelijk het loijauteitsargument. Dit had geheel ter zijde
moeten worden gelaten. Twee leden der commissiedie naar
de bedoeling van het voorbehouden re'cht van opzegging ge
vraagd zijnzeggende bedoeling door den C. W. Bruinvis
daaraan toegekend, is juist; twee leden zeggen neen, zij is
onjuist. Het doet echter naar zijne bescheidene raeening wei
nig of niets ter zake. Dit het overzicht der feiten blijkt, dat
de compagnie zich altijd geplaatst heeft op het standpunt van
rechthet staat in de overeenkomst en ik vorder dus niets dan
hetgeen mij wettig toekomt, was hare leus. Zoo heeft de compagnie
altijd het maximum van den gasprijs gehevendit was haar recht en
hij maakt haar daarvan geen verwijt. Als fabriek kon zij dat doen.
Maar waar de fabriek nu 10 jaren lang zich op dat standpunt
tegenover de gemeente heeft geplaatstgaat het niet aan, dat
de compagnienu de gemeente ook gebruik wil maken van
haar regtzegtwel neendat is mijn voordeel nietik weet
wel dat de letter, waarop ik mij altijd berieptegen mij is
maar daar vraag ik niet naarik vraag alleen naar de bedoe
ling. Hij ziet dus niets illoijaals in opzegging der overeenkomst,
in het gebruik maken van dat recht door de gemeente.
De heer Kraakman herinnert, hoe hij in de vorige vergade
ring aanvankelijk gestemd heeft tegen de dadelijke behandeling
van het voorstel van den heer de Lange, terwijl de voorsteller
zelf afwezig was en hoe wenschelijk het is geweestdat nadere
inlichtingen verstrekt zijn gewordenzoo op den wensch van
den heer Stoel als van hem, die als jongere leden niet zoo
goed op de hoogte der zaak waren. Daarom had hij bepaalde
vragen aan de raadscommissie en Burg. en Weth. gedaan. Wel
wist hijdat naar de geschreven stukken geene opzegging der
overeenkomst mocht plaats hebben, wanneer alleen daling van
den steenkolenprijs plaats vond, doch dit was door hem niet
voldoende geacht. En nu behoort er zeker moed toeom
tegen eene zekere publieke opinie te moeten volhouden eene
overtuiging, die uit de lezing der schrifturen ontstaan was,
namelijk, dat de loyauteit verbood de opzegging der overeen
komst, omdat de fabriek gunstig werkte. Zijn wensch was ge
weest van de commissie, waarin de achtenswaardigste leden
van den Raad gezeten hadden, ophelderingen of inlich
tingen te krijgen; te vernemen, of er ook besprekingen plaat3
gehad hadden, waaruit het een of het andere gevoelen verdui
delijkt of toegelicht kon worden. Het rapport geeft echter daar
omtrent niets geen licht: 2 leden zeggen, dat die opzegging
gerust kan plaats hebben: 2 leden daarentegen zijn van een
tegenovergesteld gevoelen en dadelijk wil hij hierbij voegen
dat hij zich aan de zijde der laatstgenoemde leden schaart. Er
is echter geen zweem van nadere toelichting: er blijkt volstrekt
niet van eenige bespreking: niemand zegt, wij waren het in
der tijd over dit of dat eens of niet eens. Zijn op de stukken
berusjend gevoelen blijft dus daarop berusten.
De directeur der compagnie vraagt duidelijk aan de commis
sie met welk doel verlangt de gemeente het recht tot opzeg
ging Toch niet om dat recht in te roepen als het na 10 ja
ren blijkt, dat de compagnie met voordeel en niet met schade
gewerkt heeft In een dergelijken eisch der gemeente zou ik
niet kunnen toestemmen. Op die met ronde woorden aan de
commissie gedane vraag had zij een flink duidelijk antwoord
moeten geven. Dit is echter niet geschied. Haar antwoord
was onduidelijk en nu zegt een der commissieledende heer
Bruinvis de Lange welde redactie had gelukkiger kunnen
zijn, doch het gaat naar zijne meening niet aan, van het middel
van opzegging gebruik te maken, bij het gemis van een flink, niet
voor tweeërlei opvatting bestaande uitdrnkking. Eene overeenkomst
moet te goeder trouw uitgevoerd wordenvooral eene gemeente
moet zulks doen. En wanneer hij nu verder zietdat de com
missie berust heeft in het antwoord van den directeurdat
zijne bezwaren door de gegevene toelichtingen weggeruimd wa
ren dus ook zijn hierboven genoemd ernstig bezwaar, dan kan
hij niet anders zeggenals dat het antwoord der commissie als
eene volkomen toestemming van des directeurs gevoelen moet
worden opgevat en dat de overeenkomst niet opgezegd kan
wordenop grond dat de fabriek voordeel oplevert. Er kun
nen echter voor de opzegging andere motieven bestaan met be
langstelling heeft hij aangehoord de in de vorige vergadering
aangevangenheden voortgezette wederlegging der bezwaren
van den voorsteller door den heer C. W. Bruinvis en het door
den voorsteller gegeven antwoord. Het is, afgescheiden van de
technische kwestiën, echter hoogst moeijelijk om over alle bezwaren
een oordeel te vellen. Sommige bedenkingen komen hem evenwel
ongegrond voor. Wat betreft het punt der betaling van 1655,-
aan de compagnie voor meer gelegde pijpleiding, merkt hij op,
dat de gemeente dit had kunnen voorkomendoor, zooals zij
later steeds gedaan heeftte gelasten dat de lantarens op 80
en niet op 90 meter afstand geplaatst zouden worden. Had zij
dit gedaandan was de betaling onnoodig geweest. En nu
gaat het niet aan, daarvan een grief te maken tegen de uitvoe
ring der overeenkomst door de compgnie. Nu artikel 21, de toe
passing der boeten. Behalve de later ingevoerde verandering
in de wijze van verlichtingstemt dit artikel geheel overeen
met den inhoud van het artikel, reeds voor 30 jaren in het
eerste contract opgenomen en is de interpretatiedoor de com
pagnie daaraan gegevendaarmede geheel in overeenstemming
en dus zeer eerlijk. Eindelijk artikel 27. In de door Burg.
en Weth. daaraan toegekende bedoelingen heeft de compagnie
na het gerezen verschil ook berust, wordt gezegd. Ja, de di
recteur heeft daarin berustmaar waarom omdat artikel 27
bepaaltdat in geval van verschil over het recht verstand de
uitlegging, toepassing of uitvoering der gemaakle bepalingen