No. 76.
Vier en tachtigste Jaargang.
1882.
FEUILLETON.
WO ENSDAG
28 JUNI.
31 DE MOLENAAR VAN HEIDE.
Prijs der gewone Advertentiën
©fficiëel ®jcbeelte.
fiuttcnlanb
ALK1HAABS6HE COIIBANT.
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80franco door
het geheele Rijk f 1,
De 3 nummers 0.06.
Van 15 regels 0,75; iedere regel meer/'0,15.
Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen ter algemeene kennis, dat het kohier der hondenbe
lasting van deze gemeente over de dienst van 1882, door den
Raad op 23 Juni j.l. vastgesteld, met bepaling van 1 Sep
tember 1882 als den dag, vóór of waarop de aanslag in eens
moet zijn voldaan, op heden invorderbaar gesteld en aan den
gemeente-ontvanger ter invordering is uitgereikt.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
AlkmaarA. MACLAINE PONT.
26 Juni 1882. De Secretaris
NUHOUT van der VEEN.
DUITSCHLAND. De duitsche bladen zijn niet erg
ingenomen met de houding der westerscbe mogendhe
den in het egyptische vraagstuk en keuren vooral af
de bezetting van het Suez-kanaalwaartoe het voor
nemen bij de engelscbe regeering volgens sommige
geruchten schijnt te bestaan.
ENGELAND, In het den 23 verschenen nieuwe
blauwe boek over het egyptische vraagstuk loopende
over het tijdvak van 6 Febr. 1G Mei komen de
volgende voornaamste bizonderheden voor De minister
van buitenlandsche zaken beval den 11 Feb. aan de
engelsche gezanten te Berlijn, Weenen Rome en
Petersburg eene gedachtenwisseling over het egyptische
vraagstuk aan. Den 15 d.a. antwoordde de gezant te
Berlijn, dat prins Bismarck meende, dat die gedach
tenwisseling aan het behouo van den vrede bevorderlijk
kon zijn. Hij had daaraan nog toegevoegd dat hoe
wel Frankrijk en Engeland de handhaving van den
bestaanden diplomatieken toestand in Egypte verwacht
ten en meenden, dat daaraan niet getornd mocht wor
den hij persoonlijk gestemd was voor tusschenkomst
van 'den Sultan. Hij zou zich echter niet verzetten
tegen een ander door de gezamenlijke mogendheden
goedgekeurd voorstel. Uit eene depeche van 3 Mei
blijkt dat prins Bismarck toen nog steeds voor eene
tusschenkomst met turksche troepen wasdoch tegen
eene engelsch fransche bezetting van Egypteomdat
dit tot oneenigneid onder de mogendheden zou leiden.
De fransche gezant te Berlijn herhaalde daarop de
bedenkingen van de ministers van buitenlandsche zaken
van Frankrijk en Engeland tegen eene turksche tus-
sehenkomst doch de engelsche minister van buiten
landsche zaken zelf antwoordde dat die tusschenkomst
aan de engelsche regeering toescheen het redmiddel te
zijn waartegen de minste bezwaren bestouden. Den
12 Mei stelde de fransche minister van buiteul. zaken
aan zijnen engelschen ambtgenoot voor, engelsche en
fransche oorlogschepen naar Alexandrië te zenden de
fransche regeering bleef tegen turksche tusschenkomst,
maar zou het niet als tusschenkomst beschouwen
wanneer naar Ecypte ontboden turksche troepen onder
toezicht der mogendheden optraden. Den 13 keurde
Engeland's minister dat voorstel goed maar betreurde
het, dat de fransche regeering er zoo stellig tegen
was om de andere mogendheden daartoe mede uit te
noodigen de engelsche regeering wilde hare toestem
ming echter niet weigeren.
Het bekende parlementslid Bradlaugh is tot de ont
dekking gekomen dat een verkozendoch niet be-
ëedigd lid gerechtigd is tot het verrichten van alle
werkzaamheden uitgezonderd zitting nemen en stem
men. Hij verscheen den 22 dan ook aan de tafel van
het Lagerhuis om een verzoekschrift in te dienen (al
leen parlementsleden mogen dit doen), doch de voor
zitter verzocht hem weg te gaan waaraan hij onmid-
delijk voldeed.
Lagerhuis. Den 23 verklaarde minister Glad
stone dat de Porte thans tegen de bijeenkomst der
mogendheden was van een nieuw schrijven was hem
niets bekend. De engelscbe de fransche en de ita-
liaansehe gezant waren den 22 reeds voorzien vaü de.
voorschriften, hoe zij moesten handelen; de duitsche en
de russische gezant ontvingen ze den 23. Die van
Oostenrijk had ze nog niet ontvangen maar er bestond
geen grond voor de verwachtingdat Oostenrijk een
ander standpunt zou innemen (In het Hoogerhuis werd
dienzelfden dag verklaard dat Oostenrijk reeds toege
treden was). De vraag van het toezichthet bestuur
en de onzijdigheid van het Suez-kanaal zou op de bij
eenkomst der mogendheden niet behandeld worden.
De onder-minister van buitenlandsche zaken deelde nog
mededat de europeesehe controleurs geen deel na
men aan de zittingen van den ministerraad, omdat dit
de militaire partij versterken en hun eigen invloed
verzwakken zou. Omtrent de wettigheid van bet toe
zicht bestonden nog steeds de oude waarborgen. Art. 12
der iersche dwangwet werd daarna met de daarin opge
nomen bepaling, dat de regeering gemachtigd was voor
de openbare rust gevaarlijke vreemdelingen zoowel uit
Engeland en Schotland als Ierland te verwijderen, aan
genomen met 132 tegen 20 stemmen.
FRANKRIJK. Het geele boek, loopende van 15 No
vember tot 11 Maart, behandelende het egyptische vraag
stuk, bevat de dépêches van minister Gambetta aan den
franschen gezant te Londen ter verkrijging eener fransch-
engelsche overeenstemming om meester te blyven van
de gebeurtenissen in Egypte. De engelsche gezant
deelde den 6 Januari aan Gambetta mede dat Enge
land instemde met zijn schrijven van 30 December
betreffende de voorschriften, te geven aan Frankrijk
en Engeland's agenten in Egypte, onder dit voorbehoud,
dat de engelsche regeering niet beschouwd moest wor
den zich verbonden te hebben tot eenige bepaalde
wijze van handelen werd handelen noodig geacht. De
fransche gezant verklaarde den 16 Januari dat de
engelsche minister van buitenlandsche zaken er bizon-
dere waarde aan hechtte, dat de fransch-engelsche over-
Daar trad de bevelhebber der wacht de zaal binnen,
liep op den Koning toe en meldde dat twee mannen
beneden op het slotplein wachtten en er op stonden
voor den Koning gebracht te worden alleen hem
wilden zij hun verzoek mededeelen, hoogstens nog diens
broeder, hertog Frederik van Holstem.
„Laat hen wachtenkoninklijke broeder", riep de
hertog den monarch toe„dat volk moet maar lee-
ren zich naar den wil van hunnen heer te voegen."
Johan schudde het hoofd. „Onze arbeid is gedaan
antwoordde hijop de tafel wijzende„een gevulde
maag stemt tot toegevendheid. Men brenge de lieden
binnen."
Twee grootekrachtigedonker gekleede mannen
verschenen op den drempelen naderden den Koning.
Zij bogen eerbiedigmaar toch niet te onderdanig.
Daarna bogen zij ook voor den hertog, maar het onder
scheid in rang in aanmerking nemendeveel minder
diep dan voor diens broeder.
„Wie zijt gij?" vroeg de koning.
„Wij zijn afgezanten van het Ditmarsche land en
komen in naam der acht en veertig schouten, der vier
honderd gezworenen en van het gezamenlijke volk
antwoordde de oudste van hen een man nog in den
bloei der jaren.
„Afgezanten?" viel Johan hem in de rede, „sedert
wanneer hebben boeren afgezanten? Vorsten en heeren
mogen ze wel naar het hof zenden doch boeren heb
ben hiertoe geen recht."
„Wij zijn vrije mannengenadige heer, en hebben
ons vrijwillig onder de bescherming van den aartsbis
schop van Bremen gesteld ging de afgezant voort
eenstemming niet alleen werkelijk bestondmaar ook
aan iedereen bleek. Den 17 meldde die gezantdat
hij, trots die mededeeling, degezindhaid van den engel
schen minister niet geheel voldoende vond. Die minister
wilde het gemeenschappelijk schrijven alleen beschouwd
hebben als eene aanmoediging van geheel theorefischen
aard zonder belofte ol goedkeuring voor de toekomst.
Het door minister Gambetta voorgestelde schrijven had
hij nooit van eenig practisch nut beschouwd hij had
alleen getuigenis willen geven van Engeland's begeerte,
om met Frankrijk in overeenstemming te handelen.
De meeste parijsche bladen vellen, na kennismaking
met den inhoud van dit boek een ongunstig oordeel
over Gambetta's houding in het egyptische vraagstuk
en bezigen allerlei scherpe uitdrukkingen tegen hem.
Een dier bladen zegt, dat hij even lichtzinnig was als
Napoleon III, toen deze op een verbond met Rusland
rekende.
De Senaat verwierp den 22 het wetsontwerp tot
vrijen invoer van gezouten vleesch, omdat in het buiten
land daarop onvoldoend toezicht uitgeoefend wordt.
Kamer. Den 21 werd het amendement van den
heer Roche, na eene beraadslaging over het eedstormu-
lier, met 338 tegen 108 stemmen aangenomen. Dien
tengevolge luidt het: ile zrceer op mijn eer en gexceten.
De bekende bisschop Frepnel verzotte zich met kracht
tegen dat voorstel. Zijn amendement tot afschaffing der
godsdienstige zinnebeelden uit de gerechtszaal werd
na bestrijding door de regeering mede aangenomen
met 210 tegen 197 stemmen.
ITALIË. Den 22 werd te Genua een standbeeld
voor Mazziui onthuld in tegenwoordigheid van duizen
den toeschouwers Aan een bij die gelegenheid gehou
den optocht namen 800 genootschappen of vereenigin-
gen deel. Het voorbijgaan van den stoet duurde 2
uren. De burgemeester aanvaardde met eene toespraak
het aan de stad aangeboden standbeeld.
RUSLAND. Yolgens den berichtgever der Köln.
Zeitung te St. Petersburg zijn van den 18 op den 19
ongeveer 50 personen aldaar in hechtenis genomen
als verdacht van deelneming aan de toebereidselen voor
een aanslag op het leven des Keizers tijdens de aan
staande krooning te Moskou. De veearts Kribiloff
schijnt de ontwerper te zijn in zijn huis werd een
groote voorraad ontplofbare stoffen gevonden waaruit
hij met zijne vrienden bommen maakte. Daar het aan
de politie bekend wasdat hij zijn huis met allen
die hem gevangen zouden komen nemen liever in de
lucht zou laten vliegen dan zich levend aan hen over
geven moest met list en overleg te werk worden
gegaan. Eenige als arbeiders verkleedde politie-ageDten
wisten in zijn huis te komen alsof zij bewoners waren
van dat minder aanzienlijk gedeelte dier buurt en daar
kwamen dansen zooals dikwijls plaats vond. Midden
in den dans werd Kribiloff aangegrepen en met zijne
„een anderen heer erkennen wij niet. Wij maken aan
spraak op hetzelfde rechtdat uwe edelen en ridders
bezitten, het recht om onze verzoeken en bezwaren aan
Uwe Majesteit kenbaar te maken."
Een gemompel van toorn ontstond in de rijen der
verzamelde ridders.
„Daarover zal ik beslissen nadat de wapenen hebben
gesproken verklaarde de Koning „of is u opgedra
gen ons de onderwerping van uwe landslieden aan te
kondigen
„In naam van het Ditmarsche volk verzoeken wij
om rust en vrede gestrenge heer," nam de boer weder
het woord„opdat wij wanneer de sneeuw gesmolten
isons zaad zaaienonze akkers ploegen en onze
kudden op de weiden kunnen drijven
„Gij vraagt om rust en vrede en zijt zelf de ergste
rustverstoordersriep Johan de mannen toe. „Zijt
gij niet in het holsteinscbe en sleeswijksche gebied ge
vallen en hebt gij niet geroofd en gebrandschatwacht
gij op uwe kusten niet vreemde schepen op om hun
onrechtvaardig belasting af te persen en dwingt gij
niet de reizigers die uw land doortrekken zich voor
veel geld vrijgeleide te koopen
„Dat alles kan gebeurd zijn enkele schouten heb
ben misbruik van hunne macht gemaaktmaar het
volk weet daarvan nietsen waar het ontdekt wordt
treft den schuldigen een zware straf. Laat het land
niet ontgelden genadige heer wat enkelen hebben
misdreven als een uwer onderdanen door ons schade
geleden heeftzijn wij gaarne bereid hem die te
vergoeden."
„Dat zijn de oude reeds zoo dikwijls gehoorde praat
jes die even snel worden vergeten als zijn uitgespro
ken. Wij hebben echter ditmaal besloten een einde
aan de zaak te makenwant het is ons niet alleen te
doen om schadevergoeding te verkrijgen voor hen
die gij hebt beroofd maar vooralom u voor die aan
vallen te straffen en deze voor de toekomst onmogelijk
te maken."
„Wanneer gij straffen wiltgestrenge heer zult gij
er bij uwe eigen onderdanen reden genoeg toe vinden,
want ook zij verontrusten onze vreedzame dorpen
verwoesten onze velden en rooven onze kudden. De
klachten die wij hierover bij uwe overheden indienen,
worden honend afgewezen geen Ditmarscher vindt voor
deensche en holsteinscbe gerichten recht."
„Broeder," mengde zich nu hertog Frederik in het
gesprek„reeds te lang hebt gij deze lieden gehoor
verleend en hunne drieste taal aangehoord. Uwe ko
ninklijke goedheid en genade wordt misbruikt en hoe
meer gij dit eerlooze volk tegemoetkomthoe koener
het optreedt. Beveel dat deze boeren met stokslagen
worden weggejaagd, misschien leeren zij dan het smeeken.'
De jongste der mannen richtte zich nu hoog op
zoodat zijne reusachtige gestalte tot zijn volle recht
kwam. Zijn voorhoofd trok zich dreigend zamen hij
deed eene schrede naar den hertog en zeide met ver
heffing van stem
„Nog nooit was een Ditmarscher eerloos mijnheer
de hertoglaat u dat gezegd zijn. En wanneer gij
gelooft, ons met stokslagen naar huis te kunnen jagen,
weet dan dat voor iederen slag dien gij een Ditmar
scher afgezant laat geven eeu deensche ridder vallen
moet."
Frederik sprong woedend van zijn zetel op en zijn
hand greep naar het zwaard maar de koning wenkte
heftig met de hand en hoewel met weerzin nam de
hertog weder op zijn zetel plaats.
„Bij God wendde de koning zich tot de afgezanten,
„uwe taal is onbeschaamd, en ik had groote lust u wat
meer bescheidenheid te leeren. Maar voor ditmaal
mag genade voor recht geldenopdat gij uwe lands
lieden de voorwaarden kunt mededeelen waarop wij u
de vrede toestaan. Yoor onze uitrustingen verlangen
wij twintig duizend mark, tot teeken uwer onderwerping
eene jaarlijksche schatting van vijf duizend mark en
bovendien bet rechtop drie door ons te bepalen pun
ten van uw land, burchten aan te leggen. Verwerpt