No. 84 Vier en tachtigste Jaargang 1882 Europa tegenover Egypte. FEUILLETON, ZONDAG 16 JULI. u> BE MOLENAAR VAN HEIDE. Prijs der gewone Advertentiën Dit nummer bestaat uit twee bladen. EERSTE BLAD. ©IHciëel (Ocbccltc. ALkHAARSCHE COURANT. Deze Courant wordt Dinsdag-, Dond.Grd.ag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk 1, De 3 nummers 0.06. Van 15 regels 0,75; iedere regel meer ƒ0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS- TER ZOON BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR verzoeken de belanghebbende ouders en voogden, die verlangen dat hunne kinderen of pupillen onderwijs zullen ontvangen aan de met Augustus a.s. geopend wordende 2e. openbare tusscheu- school aan de Keetkolkzich daartoe aan te melden bij het hoofd dier school, den heer W. S. P. HOEP, wonende aan de Laat, No. 154onder overlegging van geboorte- en vaccine- bewijzen. Het schoolgeld bedraagt voor één leerling f 1,30 per kwartaalvoor het tweede kind uit hetzelfde gezin 1,— en voor het derde en meer kinderen f 0,65. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. MACLAINE PONT. 14 Juli 1882. De Secretaris, NUHOUT VAN DER VEEN. Met het oog op de advertentie in de Alkmaarsche Courant van 30 Juni j.l., No. 77, 4» bladz. „Naar Amerika!" adres: den heer J. v. D. Berg Dz., te Eranekeracht de Commissaris van politie te Alkmaar zich verplichtde aan dacht van het publiek te vestigen op twee bekendmakingen omtrent dien persoon, voorkomende op b'.adz. 634 en 1051 van het algemeen politie-blad van dit jaar, door den Burge meester van Eraneker gedaanwaaruit blijktdat die persoon te Eraneker geen verblijf beeft en diens handelingen niet ver trouwbaar schijnen. De Commissaris van politie Alkmaar, den 8 Juli 1882. VAN BREMEN. E O L I C I E. Ter terugbekoming is aan bet Commissariaat van Policie het navolgende gevondene voorhanden een kinder-portemonnaie waarin 60 cents, eenige koperen rijtuigschroevendrie sleutels aan een ring, een bloedkoralen ketting met goud kapittelstokje, een bruin lederen portemonnaie, waarin 25 cents, een en-tout-cas, een portemonnaie, waarin eenig geld, een zilveren schaar in etui. Verder zijn aldaar inlichtingen te bekomen omtrent eene ge merkte postduif. Wanneer een oostersche staat in blijvende aanraking komt met een Europeeschen wanneer er belangrijke handelsbetrekkingen tusschen beide worden aangeknoopt en een aantal Europeanen zich in het oostersche land vestigen dan verliest het terstond een deel van zijn onafhankelijkheid en hoe nauwer de betrekkingen worden hoe meer het genoodzaakt wordt de leiding van zijn Europeeschen bondgenoot te volgen en zijn voogdij aan te nemen. Die bondgenoot of beschermer is zijn meerdere in machtin ondernemingsgeest en kennis. Hij wil zich niet onderwerpen aan de wet van het land maar eischt dat de wederzijdsche betrekkin gen en onderlinge overeenkomsten worden beheerscht door het Europeescbe recht. De Europeaan is degeen die onderneemtdie elke zaak in beweging brengt die regelt en leidt, en steeds de leiding en het bestuur in handen houdt de Oosterling is degeen die volgt en helpt uitvoeren, maar steeds in ondergeschikte betrekking. Hoe me;r Europeanen er in liet oostersche land zijn gevestigd en hoe grooter belangen zij daar hebben hoe meer zij prijs stellen op veiligheid van personen en goederen en een goede rechtsbedoeling en hoe meer de staatdie de zorg voor hunne belangen op zich neemtzijn invloed gebruikt om daarvoor te waken. Is daarenboven de oostersche staat genoodzaakt in Europa financiëele hulp te zoeken en wordt hij daardoor de schuldenaar der Europeanen dan worden eischen gesteld voor voldoenden waarborg en goede administratie, waaraan de schuldenaar gehoor dient te geven en is de Regeering niet krachtig genoeg om voor recht en veiligheid en openbare orde te zorgen, boezemt zij geen voldoend vertrouwen in ten aanzien van haar ernstigen wilhaar geschiktheid en haar macht om zekerheid te geven voor de vervulling harer verplichtingendan gevoelt al spoedig de Europeescbe voogd zich geroepen om zelf het bestuur en beheer op zich te nemende onafhankelijkheid des lands gaat verloren, en de vreemde overheerscher zorgt in de eerste plaats voor zijne be langen en voor die zijner onderdanen. Eerst wanneer die behoorlijk verzekerd zijn komt er misschien tijd en gelegenheid om ook eens aan de belangen van het land zelf en zijn bewoners te denken. Zoo is het ook met Egypte gegaan. Aan de vreem delingen werd bij tractaat (capitulatie) gastvrijheid en eigen recht verzekerd. In strafzaken zoowel als in burgelijke rechtsgedingen waren zij onderworpen aan de rechtsmacht van de consuls, die daarenboven bij de inlandsche regeering als de beschermers van hunne personen en belangen optraden en gehoor vonden uit ontzag voor dien machtigen staatdien zij vertegen woordigden. Maar de consuls bepaalden zich niet tot de bescherming van hun eigen landgenooten zij strek ten die uit over alle vreemdelingen die haar kwamen inroepen en niet alleen ever de vreemdelingen, maar zelfs over de Egyptenaren, over de Turken en Arabie ren, die zich daartoe bij hen aanmeldden. Zoo werden de consulaten een macht in den staat waartegen de landsregeering zich niet durfde verzetten. De consuls werden de beschermers van alle leveranciers en geld schieters wier dikwijls onrechtmatige eischen zij deden gelden met al het gezag van hun betrekking als ver tegenwoordigers van machtige staten, die de Regeering had te ontzien en die de vorige Onderkoningen daaren boven gaarne te vriend hielden om hulp en steun te zoeken tegenover hun souverein den Sultan te Kon- stantinopel aan wiens oppergezag zij zich meer en meer, en met goed gevolg, trachtten te onttrekken. De beschermelingen der consulatenEuropeanen en Oosterlingen vreemdelingen en ingezetenen werden onttrokken aan de algemeene wetaan de justitie en de politie des lands en zelfs voor een groot deel bevrijd van de algemeene belastingen ofschoon bijna alle uit gaven tot verbetering van straten en wegen tot ver fraaiing der steden etc. in het belang en ten genoege der vreemdelingen gedaan werden. De instelling der gemengde rechtbanken samenge steld uit Europeanen van verschillende landaard en uit inboorlingen ter beslechting van de geschillen tusschen vreemdelingen onderling en tusschen vreemdelingen en Egyptenaren heeft in dien toestand weinig verbete ring gebracht. Dat aan het stelsel van omkooping een eind werd gemaaktwas een groot voordeel maar een groot nadeel voor de Egyptische bevolking was de in voering van geheel nieuwe wetboeken van een Euro- peesch rechtdat hun vreemd wasin strijd met de gebruiken en rechtsbegrippen des lauds met allerlei hun onbekende fijne onderscheidingeneen recht in één woord waarvan zij niets begrepenwaarvoor zij den bijstand noodig hadden van advokaten dien zij niet konden bekomen en dat daarenboven in de toe passing meermalen schipbreuk moest lijden door valsche bewijsstukken en onvertrouwbare getuigen en tolken. Kortom de vreemdelingen waren sinds lang en zijn de regeerende de machthebbende partij in Egypte. De Europeanen staan boven op de maatschappelijke ladder, de Egyptenaren beneden. In toon en houding gedra gen zij zich als de meestersals de meerderen van de Turken en Arabieren. Al die Europeanen ruim 68,000waaronder om streeks 30,000 Grieken hebben zich verbaasd en ver ontrust over de veranderde omstandigheden over de houding van Arabi-Pacha en de zoogenaamde nationale partij, die gebroken heeft met de bestaande gewoonte om zich met echt Mohammedaansche berusting te on derwerpen aan de wenken en bevelen der Europeanen. De moord van een aantal Europeanen in het straatge vecht te Alexandrië heeft hen verontrust, en, ofschoon de orde werd hersteld en later niet meer verstoord heeft de ongewone aanblik van het volk dat zich uit zijn gebogen houding ophief, en door de verschijning der vreemde oorlogschepen voor Alexandrië werd ge- ergerd en geprikkeldhen bevreesd gemaakt en de vlucht doen nemen velen ongetwijfeld daartoe aange zet door hun boos geweten de beteren door de be wustheid van de vele en velerlei ongerechtigheden hun ner landgenooten. Geen wonder, dat de Éuropeesche mogendheden zich de groote financiëele belangen harer onderdanen hebben aangetrokken. Erankrijk en Enge land, tot nog toe de beide controleerende mogendheden, schenen aanvankelijk tot gewapende tusschenkomst be sloten. Later hebben zij aan het onderling overleg met de overige mogendheden de voorkeur gegeven. Eindelijk komt een congres te Konstantinopel tot standmaar de Sultan de souverein van Egypte die beweertdat de orde er hersteld isweigert daaraan deel te nemen. Het congres verzoekt den Sultan een leger naar Egypte te zenden maar de beheerscher der geloovigen is van meeningdat de zending van zijn gezantschap voldoende is geweest. Intussehen liggen De storm loeide akelig over het moeras en joeg zware, donkere wolken voor zich uit; de kortgeleden, nog zoo heldere glinsterende sneeuwvlakte scheen nu vuilgrijs en in de door de ploegschaar getrokken voren klaterden kleine beekjes van troebel, geel sneeuwwater. De dooi was ingevallentot aan de knieën zonken de bij de schansen staande üitmarschers in de zachte sneeuw en de slooten vóór hen vulden zich lang zamerhand met die onzuivere vloeistof, die gewoon lijk door het smelten der sneeuw ontstaat. Wel klonk er menige kernachtige vloek van de op hun post in de sneeuw zakkende schildwachten in hun binnenste echter jubelden zijwant het dooiweder was de beste bond genoot tegen den overmachtigen vijand. Reimer van Wimerstadt bemerkte het nauwelijks hoe de storm loeide toen hij in den donkeren nacht voortijlde. Het was hem onmogelijk, zich te rust te begeven voorhoofd en wangen gloeiden hij was ver toornd op het lotdat hem die parten speelde en van hem, den levenslustigen jongen man, een menschenschu- wen droomer maken zoude. Nog nooit had hij den strijd met zulk een verlangen tegemoet gezienals in dit oogenblikin het bloed des vijands die de naaste oorzaak van zijn ongeluk was wilde hij zijn wraak koelen en wee den tegenstanderdie hem naderde. Als een getergde leeuw wilde hij zieh op hem werpen en hem verpletteren. In zulke gedachten verdiept wandelde hij doelloos langs de pas aangelegde wallen in zijn verstrooidheid geen acht gevende op den modderigen weg die het gaan bemoeielijkte. De doorweekte grond dempte zijne schreden; onhoorbaar slechts van tijd tot tijd door de schildwachten aangeroepen had hij het grootste deel der schansen omgeloopen. Uit de schietgaten zagen de veldstukken dreigend op hem neer en in de grachten aan zijne zijde had het sneeuwwater reeds een beek gevormd die zacht kabbelend voortstroomde. Plotseling vernam hij een eigenaardig geluiddat hem uit zijn mijmeringen opwekte hij bleef luisterend staan en hoorde nu duidelijkhoe aan de pas opge worpen schans gewerkt werd. De duisternis verhinderde hem te zien wat er gebeurdemaar dit nachtelijke werk scheen hem te onbegrijpelijkerdaar hij ten stelligste wist, dat op deze plaats aan de verdedigings werken niets meer te doen was. Onhoorbaar sloop hij in de zachte sneeuw en modder verder en hoe nader hij kwam des te duidelijker onderscheidde hij het ge luid dat zonder twijfel ontstond doordat menschen ijverig bezig waren, met spaden in den pas opgeworpen aarden dam te werken. Reimer had zich niet vergisttoen hij naderbij kwam bemerkte hij verscheidene donkere gestalten die het zeer druk schenen te hebben. Wat gebeurde hier? Had Wolf Isebrand bevolen eene of andere ver andering in de schans te maken of had de vijand er de reuk van gekregen en beproefde hij nu onder be schutting van den nacht eene bres te maken en de slooten te dempen Dat was niet onmogelijk een aantal krachtige bekwame arbeiders konden zeer wel in den langen winternacht den wal voor een klein gedeelte afgraven en de grachten dermate aanvullen dat eene verovering der schansen gemakkelijker werd eenigen vlijtigen handen kon het niet moeielyk val len den weeken in weinige uren opgeworpen wal in denzelfden tijd op een geschikte plaats af te graven daartoe was geenszins bovenmenschelijke inspanning noodig. De jonge man overlegde wat hij doen zoude; was het het werk van den vijand, dan was er zeker tot bescherming der arbeiders eene bedekking in de nabijheid, en Rei mer kon gevangen genomen of gedood worden zonder dat de zijne iets van den aanslag vernamen. Was men echter verraden dan gebood het verstand de bedoe lingen der mannon niet te vroeg te verijdelen om ze des te zekerder te treffen en de brug, die ze voor den vijand wilden bouwen in een val te veranderendie hen zelf ten verderve strekken zou. Reimer besloot achter een veldstuk te luisteren en zich dan naar de omstandigheden te gedragen want buiten de beide ge noemde gevallen kon het ook nog mogelijk zijndat Wolf Isebrand dit werk bevolen had. Eerst nu viel het Reimer op, dat op een tamelijken afstand van de plaatswaar de arbeiders bezig waren, geen wachtposten stonden ofschoon langs de geheele schansbij de invallende duisterniswachten wa ren uitgezet. Daarvoor moest eene bijzondere reden zijn want zoo trouweloos kon geen Ditmarscher zich gedragen om de hem toevertrouwde post in de ure des gevaars te verlaten. De jeugdige aanvoerder van de banierwacht stond voor een raadsel. Eindelijk na langen en ingespannen arbeidschenen de mannen hun werk te hebben volbracht zij wierpen de spade over den schouder en verdwenen in de duis ternis Reimer bon niet onderscheiden of zij zich in de richting van Meldorf, waar de vijand gelegerd was, of in die van het kamp zijner landslieden verwijder den. Voorzichtig sloop hij naderbij en ontdekte nu, dat inderdaad een soort bres of weg in de schans gemaakt en de uitgegraven aarde in de breede sloot die rondom den wal liep, geworpen waszoodat hier een smalle dam werd gevormd die den overgang gemakkelijk maakte. Boven op de verschansing ech ter was een lanshet gewichtigste wapen der Ditmar- schers, geplantaan wier spits iets wapperde dat de jonge krijgsman niet onderscheiden kon. Het was op de linkervleugel der verdedigingslinie in de richting van het dorp Nordhastedtwaar de zonderlinge veran deringen gemaakt waren op een tamelijken afstand van den weg naar Meldorf, waarlangs de vijand moest op trekken; langs deze zijde was dus nauwelijks een aan-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1882 | | pagina 1