No. 86 Vier en tachtigste Jaargang 1881 FEUILLETON. VRIJDAG 2! JULI. 13) RE MOLENAAR VAN HEIDE. Prijs der gewone Advertentiën dü)(Beicel (Scheelte. 14TIOHLE »19BiITIEL BuitenUnb. ALKMAARSCHE COURANT. Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het gebeele Rijk f 1, De 3 nummers O 06. Van 15 regels 0,75; iedere regel meer f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS- TER ZOON BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter kennis van de ingezetenen, dat de le suppletoire begrooting, dienst 1882, gedurende de eerstvolgende veertien dagen op de secretarie der gemeente ter lezing nedergelegd en in afschrift verkrijgbaar is tegen betaling der kosten. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. MACLAINE PONT. 18 Juli 1882. De Secretaris, NUHOUT VAN DER VEEN. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter kennis van de ingezetenen dat de gemeente-re- keningdienst 188!, met alle daarbij behoorende bescheiden, heden aan den gemeenteraad aangebodenop de gemeente secretarie voor een ieder ter lezing nedergelegd en tegen betaling der kosten in afschrift verkrijgbaar is. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. MACLAINE PONT. 18 Juli 1882. De Secretaris, NUHOUT van der VEEN. De BURGEMEESTER der GEMEENTE ALKMAAR gelast, krachtens bekomen aanschrijving, de onderstaande hier wonende verlofgangers, om zioh, voorzien van hunne kleeding en verdere uitrustingstukken tot bijwoning der oefeningen bij hun korps aan te melden op 3 Augustus e.k. 's namiddags vóór 4 uur, garnizoen te Helder 4 batt. 7e. reg. infanterie GERR1T WIT, 3e. batt. 7e. reg. infanterie te Amsterdam BAREND VAN DE WERKEN, 8e. komp. 4e. reg. vestingartillerie te Helder CAROLUS HENDRICUS NüLDUS, op 8 Augustus e.k. le. batt. le. reg. infanterie te Leeuwarden JOHANNES MULDER. De opgeroepenen hebben recht op vrij transport tot de plaats van opkomst of hun korps benevens daggeld, een en ander tijdig ter gemeente-secretarie aan te vragen. Alkmaar, De Burgemeester voornoemd, 20 Juli 1S82. A. MACLAINE PONT. Lijst van brieven, waarvan de geadresseerden onbekend zijn, verzonden gedurende de 2e. helft der maand Juni 1882. Mej. G. Smits, Amsterdam; P. van Ooterum, Wijk aan Zee. Uit BergenC. Vreeker, Akersloot. DUITSCHLAND, De Köln. Zeitung bevat een met duidelijke ietter gedrukt artikel uit Berlijn van den 15 over de -erhouding van Engeland tot de overige mogendheden betreffende Egypte, aldus eindigende „De engelsche regeering is in de eerste plaats aan het engeleche volk verantwoording schuldig van hetgeen zij in Egypte deed en daarna zal zij met de fransche regee ring af te rekenen hebben. Wij onzerzijds kunnen er zeker van zijn dat hetge°n in het egyptische vraag stuk de fransche belangen bevredigt, de onze evenzeer bevredigen zal. Ten slotte zullen echter de westelijke mogendheden, het met elkander eens geworden zijnde, de toestemming van het overige Europa behoeven om op zekerheid in den toest&nd van Egypte en op duurzame eensgezindheid onderling te kunnen staat maken. Dan eerst zal Duitschland in dit vraagstuk eene beslissing kunnen nemen. Engeland gaat voort met het zijne te doen om eensgezindheid met de overige mogendheden, in de eerste plaats met Frankrijk te verkrijgen bij de algemeeDe behoefte aan vrede in Europa, kan die Staat overal op tegemoetkoming rekenen vooral wanneer bij, zooals herhaaldelijk verzekerd is niet voornemens is om de rol van verdediger zijner rechtmachtige belangen te overschrijden en het standpunt des Sultans onaan getast wil laten. Naar het schijntzullen zijne be- moeijingen in zeer korten tijd mot goeden uitslag be kroond worden." ENGELAND. Zoowel de conservatieve bladen als het zeer liberale weekb'ad de Spectator keuren de houding der regeering in Egypte goed en zijn van oor deeldat bare eenige fout is geweest het niet krachtig genoeg optreden. Waren er ook voldoende landingstroe pen geweest, dan was Alexandrië, die welvarende en schcone stad welke vóór de gebeurtenissen van den laatsten tijd 200000 ingezetenen telde, behouden gebleven. De Times betwijfeltof de Porte onder de door de mogendheden gestelde voorwaarden troepen naar Egypte zal willen zenden. Dat blad acht tusschenkomst der eu- ropeesche mogendheden waarschijnlijk en betoogt, dat in dat geval Engeland uit den aard der zaak de leiding op zich moet nemen. Ierland. Zeventien hoofdzakelijk in het oostelijk en het zuidelijk gelegen graafschappen zijn reeds onder de werking der nieuwe dwangwet gesteld. In elk wordt een buitengewoon gerechtshof opgerichtvolgens die wet bestaande uit gezworenen en uit door den On der Koning benoemde rechters. FRANKRIJK. Kamer. Den 17 kwam in behandeling het rapport over het wetsontwerp tot hervorming van het bestuur in Tunis. De beeren Delafosse en Pelletan bestreden de voorgestelde inrichting van verschillende takken van bestuur, als gelijkstaande met inlijving. De minister-president Freycinet antwoorddedat er verbetering in den toestand der bevolking van Tunis moest worden gebracht en dat bij aanneming van dit wetsontwerp een gewichtige verbetering tot stand zou komen. Hij verzocht aan de Ksmer, de regeering in hare voornemens te steunen. Met 365 tegen 122 stemmen werd besloten tot de behandeling der artike len over te gaan en ten slotte het ontwerp aangeno men. Na verwerping van het voorstel tot vorming eener tuneesche artilleriewerden de overige voor Tunis aangevraagde eredieten toegestaan met 352 tegen 87 stemmen. De beraadslaging over het voor Egypte aangevraagde crediet werd op den 18 bepaald. Den 18 bij de behandeling van dat aangevraagde krediet gaf de beer Lockroy een geschiedkundig over zicht van de gebeurtenissen aldaar, zoo van een Euro- peeseh als Muzelmansch standpunt. Hij toonde aan dat het door de mogendheden erkende overwicht van Frankrijk en Enge'and in Egypte door de bewegingen der zoogenaamde nationale partij bedreigd werd, vestigde de aandacht op do opzettelijke verzwijgingen van Enge- land's onder minister van buitenlandsche zaken na bet gelijk luidend schrijven van Frankrijk en Engeland gispte het bijeenroepen der mogendheden door minister Freycinet tegenover het bondgenootschap der vier mo gendheden en verzocht den minister onbewimpelde in lichtingen daar zijne vroegere antwoorden onderling in strijd waren. Niettemin kon het gevraagde krediet ni t geweigerd worden De heer Charmesvan het linhercentrum liet zich in denzelfden geest uit Gam- betta herinnerde (van zijne plaats sprekende), dat de brief van den engelschen gezant Lyons van 6 Jan., het officieele en bindende zegel was op de overeenstemming tusschen Engeland en Frankrijk. De ministor-president nam daarop het woord. Hij zeide in hoofdzaakdat het egyptische vraagstuk de nalatenschap was van voor gaande ministerien. De tegenwoordige crisis sproot voort uit administratieve misbruiken. Egypte's streven verdient de aandacht van Europa. Men moet daar de orde herstellendoch tevens trachten de instellingen des lands te wijzigen. Sedert de gebeurtenissen te Alexandrië had Frankrijk het recht tot gewapende tus schenkomst, doch de regeering begreep, dat het vraag stuk moest worden opgelost met de instemming van geheel Europa. Het bondgenootschap met Engeland was nooit verbroken. Het was Frankrijk's plichtde vrijheid te verzekeren van het Suez-kanaal, cn daarom trent was den 17 met Engeland een overeenkomst ge troffen. Hij had geen schitterende vertooning gezocht, maar zijn land gediend. (Levendige toejuichingen.) Gambetta wenschte den minister geluk met de instand houding van het verbond met Engeland. Hij beschouw de de tusschenkomst van Turkije als noodlottig voor de kolonisatie. Hij vroeg: Wat zal de regeering ge durende het uit een gaan der Kamer doen en zullen wij geldelijke offers brengen, om het land te ontrukken aan het Muzelmansche fanatisme? (Toejuiching.) De minister antwoordde dat hij vóór het uiteengaan een bizonder ontwerp betreffende deze aangelegenheid aan de Kamer zou voorleggen. De verdere beraadslaging werd op den 19 bepaald. Den 19 prees de heer Clémenceau de regeering omdat zij Engeland voor Alexandrië niet had nagevolgd. Hij keurde de tusschenkomst van Turkije en het her stel van den bestaanden toestand af en wilde een ge meen europeesch overleg. Met 340 tegen 66 stemmen werd het crediet goedgekeurd. Daarna bestreed minister Goblet de dadelijke be handeling van het wetsontwerp op de centrale parijsche mairie en vroeg den overgang tot de orde van den Daar bemerkte Wolf Isebrand dat een troep Dit- marschers langs de schans op de garde losstormde. Hunne omgekeerde lansen ais polstokken gebruikende, sprongen zij over de sloot, zoodoende den vijand in de flank vallende. „Dat zijn lieden uit Tellingstadt," riep de aanvoerder der Ditmarschers zijn buurman lïeimer toe„ik ken ze aan hun vaandel. Zij hebben zich gehaast ons van Heide te hulp te komen, maar zij begeven zich moed willig in gevaardie aanval is doelloos." „Zal ik ze met mijn mannen te hulp komen Wolf Isebrand vroeg de jonge Wimerstadter, die van ver langen brandde met den vijand handgemeen te worden. „Nog is het geen tijd daarvoor, Keimer," antwoordde deze. „De vijand zou zich iedere opening in onze verde digingslijn ten nutte maken en met groote overmacht op die zwakke plaats aanvallen. Hebben zij een maal de schans beklommen dan zijn wij niet sterk genoegze weder te verjagen. Zie eenswat een onnoodig bloedvergietenvoegde hij er bij, met de hand in de richting wijzendewaar de inwoners van Tellingstadt met groote dapperheid op Slenitz' goed geordende troepen aanvielen. Bij den eersten aanval weken deze terug, doch door den op een zwart strijdros zittende Jonker Slenitz aan gevuurd, drongen zij, schuimend van woede, op de aan vallers aan die ze niet konden weerstaan en zich weder achter de gracht terugtrokken. Het vierde deel hunner manschappen echter was gevallen, zonder dat door deze schermutseling iets gewonnen werd. „Wat gebeurt daar, Reimer vroeg Wolf Isebrand, de opmerkzaamheid van zijn medgezel op een bepaald punt richtende. „Bemerkt gij niet een zekere onrust onder de Holsteiners achter de garde „Ruiters rennen heen en weder, als brachten zij be velen over, die van de troep officieren in de nabijheid der Danebrog uitgaan bevestigde de jonge man. „Een van hen rijdt voor, hij draagt de Holsteinsche kleuren, het is hertog Erederik met zijn staf. De kolonnen zetten zich in beweging zij voeren iets in hun schild laat ons op onze hoede zijn." „Zij trekken naar onze linker vleugel in de richting van Nordhastedtwat moet dat beduiden vroeg de bevelhebber met een bezorgden blik. „Willen zij ons in den rug aanvallen Waar blijft het water, onze trouwe bondgenoot? Peter Arens heeft toch zeker de sluizen reeds lang geopend „Wolf Isebrand riep Reimer plotseling, terwijl hij den arm van zijnen vriend greep en deze heftig drukte. „Mijne ontdekk ng van dezen nacht waar is Karsten Holm „Mijn Godgij hebt gelijk laten wij hem voorko men 1 Karsten Holm vroeg om dat punt te mogen ver dedigen en ik heb het hem toegestaan, om zijn wantrou wen niet op te wekken. Met verraad wil daar onze vijand een brug over de gracht en een pad door de schans maken; de molenaar van Heide speelt inderdaad een valsch spel." „Ik ijl naar het bedreigde puntvoor het te laat is," zeide Reimer haastig. „Geef mij volmacht hem onscha delijk te maken?" „Handel zooals je goeddunktmaar verschoon, wan neer het mogelijk is, zijn leven. Neem alle manschappen, die wij kunnen missenook de daar juist van Heide komende werklieden en verdedig je tot op den laatsten man. Zend mij dadelijk bericht, wanneer je hulp noo- dig hebt." Reimer ijlde weg. Hij riep de mannen bijeen die hij dachtdat voor het oogenblik niet noodig waren en spoedig daarop kwam hij aan het hoofd eener aanzien lijke schaar op de plaatswaar in den afgeloopen nacht die geheimzinnige bedrijvigheid had geheerscht. De mannen stonden over de borstwering te kijken, maar de aanvoerder ontbrak. „Waar is Karsten Holm vroeg Reimer. „Hij richt het geschut naar het schijntzal de vijand hier aanvallen was het antwoord. „Wat beduidt dit teeken Hij greep met deze woorden de in den grond vast- gestoken lansdie hij reeds den vorigen nacht daar bemerkt had. Aan de spits daarvan fladderde een lange roode wimpel. „Karsten Holm heeft ons medegedeeld dat dit een signaal voor Wolf Isebrand is," verklaarde een der mannen. „Zoodra de wimpel wordt neergehaald is dat een teeken dat er dadelijk versterking moet ge zonden worden." „Daarvan weet Wolf Isebrand niets," zeide Reimer, hier is het niet zooals het behoort. Wat beduidt deze doorgang in de schansdie wij met inspanning van alle krachten hebben opgeworpen „Dien hebben wij van nacht op bevel en onder leiding van den molenaar gemaakt, hij moet ons gele genheid geven naar den vijand te komen een soort van uitvalpoort." „Een uitval zou Karsten Holm met zijn handvol manschappen slecht bekomen antwoordde de jonge aanvoerder, „hij heeft u allen om den tuin geleid." „Ik wilde juist dringend om ondersteuning vragen des te beterdat gij die reeds brengt riep de mo lenaarop dit oogenblik; „ik geloof, dat die heeren plan hebben hier naar toe te komen." „Uw verzoek om hulp zou zonder twijfel te laat ge komen zijn voor men ze had kunnen zenden stond de vijand reeds lang op den wal. En sedert wanneer is het de gewoontedat de ditmarscher aanvoerders hunne vanenin plaats van ze op den schouder te dragenin regen en wind aan een lansspits laten fladderen?" Reimers blik rustte bij deze woorden doordringend op

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1882 | | pagina 1