No. 90. Vier en tachtigste Jaargang 1882. ZONDAG Kinderarbeid. FEUILLETON. l>c Hoop Tan $tavö. 30 JULI. Dit nummer bestaat uit twee bladen. EERSTE BLAD. Prijs der gewone Advertentiën ©fficiccl (Scbeclte. Nationale Militie. ALklUAKSCIIE COURANT. Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het gekeele Rijk f 1, De 3 nummers 0 06. Van 15 regels 0,75; iedere regel meer 0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS- TER ZOON De BURGEMEESTER der GEMEENTE ALKMAAR gelast, krachtens bekomen aanschrijving, de onderstaande hier wonende verlofgangers, om zich, voorzien van hunne kleeding en verdere uitrustingstukken, tot bijwoning der oefeningen bij hun korps aan te melden op 3 Augustus e.k., nam. voor 4 uur, garnizoen te Amster dam 7e regiment infanterie EVERT VAN DER VLIET, earnizoen te Delft le batt. 4e regiment infanterie CORNELIS DE JONG, op 8 Augustus e.k. voormiddags 4 uur garnizoen te Breda le batterij 3e regiment veldartillerie JOHAN PETER VLAMING, garnizoen te Helder op 15 September e.k. voormiddags 4 uur, 4e regiment vesting-artillerie JACOBUS MARIA HAZES, CORNELIS WEDER, WILLEM BORST en DIRK VAN DAM. op 15 September e.k., garnizoen te Amsterdam 2e regiment vesting-artillerie HERMAN JACOB VAN KONKELENBERG, De opgeroepenen hebben recht op een rijks-daggeld van 25 cents en vrij transport tot hun garnizoen. Alkmaar, De Burgemeester voornoemd, 27 Juli 1882. A. MACLAINE PONT. in een dopeen vrouwenkraag met blauw garnituureen por- temonnaie met eenig geld; een zilveren naaldenkoker; een gou den ring met bruine steentjes; een gouden ring met diamant steentje; een knipje van witte koralen; een ring met vier sleu tels een korf met vier haneneen witbont konijn en een kin derwiegje. Een flacon met gouden dop, bij het Zendingsfeest onder Heilo gevonden. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter algemeene kennisdat de kermis dit jaar zal wor den gehouden van Zaturdag 26 Augustus tot en met Zondag 3 September e.k.; dat in geen geval vergunning zal worden verleend, om na 3 September 1882 nog vertooningen te geven of goederen uit te stallenzullende den 4 September 's mor gens onmiddelijk een aanvang moeten worden gemaakt met het afbreken en opruimen der tentenkramen of uitstallingen; dat verder den commissaris van politie opgedragen is, de straat muziek in te korten en aan meer regelmaat te onderwerpen. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. MACLAINE PONT. 29 Juli 1882. De Secretaris, NUHOUT VAN DER VEEN. VERGADERING van den RAAD der gemeente ALK MAAR, op Woensdag, 2 Augustus des namiddags te 12sn nr. Namens -den Voorzitter van den Raad, De Secretaris NUHOUT VAN DER VEEN. P O L I C I E. Ter terugbekoming is aan het Commissariaat van Policie het navolgende gevondene voorhandeneenige huissleutelseen gedraaide poot van biljart of stoeleen wit koralen rozenkrans i. De geheele regeling van den kinderarbeid bij ons te lande bestaat uit één enkel verbod het in dienst nemen of in dienst hebben namelijk van kinderen beneden de twaalf jaar, behalve tot het verrichten van huiselijke en persoonlijke diensten en van veldarbeid. Reeds sedert lang is op debehoefte aan betere regeling gewezen, en ein delijk beeft de Regeering een wetsontwerp ingediend, om in die behoefte te voorzien. Het is dan ook tamelijk vreemdallen arbeid behalve huishoudelijke diensten en veldarbeid vóór het twaalfde levensjaar te verbieden, en na het twaalfde jaar eiken arbeid ook den meest vermoeiendenden meest nadeeligen en den meest aanhoudenden geheel vrij te laten. Evenzeer is het bedenkelijk den veldarbeid geheel uit te zonderen. In de Europeesche Staten waar de Regeering zich dit volksbelang heeft aangetrokkenzal men te vergeefs een zoo gebrekkige regeling als de onze zoeken. In Zwitserland is alle arbeid in fabrieken verboden aan kinderen beneden de 14 jaren. Na hun 14de en tot hun 16de jaar mogen zij geen fabriekarbeid verrichten, tenzij hun tevens behoorlijk school- en godsdienstonder wijs wordt gegeven en aan dat dnderwijsdat voor moet gaan en den fabriekarbeid mogen te zamen da gelijks niet meer dan elf uren besteed worden. In Duitschiand mogen kinderen beneden de 12 jaar in 't geheel niettusschen de 12 en 14 jaar dagelijks niet langer dan zes en tusschen de 14 en 16 jaar niet langer dan tien uur in fabrieken arbeiden. Daaren boven moeten zij tot op een bepaalden leeftijd nog drie uren per dag schoolonderwijs ontvangen bestaan er afzonderlijke regelingen van den arbeid op zon- en feestdagen en een verdeeling van werk- en rusturen. In Engeland is de arbeid van kinderen beneden de 10 jaren verboden tusschen de 10 en 13 jaar moet hun arbeid dagelijks door eenige uren onderwijs volgens een vast leerplan worden afgewisseld of moeten zij om den anderen dag onderwijs ontvangen. Tot aan hun 17de jaar is hun de arbeid in sommige fabrieken ge heel of gedeeltelijk verboden. Werk-en rusttijd, nacht arbeid en arbeid op Zon- en feestdagen zijn uitvoerig geregeld en voor de verschillende vakken van nijver heid bestaan een aantal bijzondere bepalingen. In Erankrijk is de arbeid van kinderen beneden de 12 jaar, alleen geoorloofd bij sommige vakken die in een reglement van openbaar bestuur zijn aangewezen maar niet langer dan zes uur per dag en met bepaalde rusttijden. In fabrieken werkplaatsen werven mijnen en steengroeven worden zij niet toegelaten. Na hun 12de jaar mogen zij niet langer dan 12 uur per dag werken met de noodige rusttijden. Tusschen 9 uur 's avonds en 5 uur 's morgens is het werken hun ver boden tot aan hun 16de jaar met enkele uitzonderin gen voor kinderen beneden de 12 jaar. Tevens zijn zij verplicht tot aan hun 13de jaar onderwijs te ontvangen, en bij onvoldoend onderwijs op dien leeftijd zelfs tot aan hun 16de jaar. Volgens de Zweedsche wet zijn met betrekking tot den arbeid alle personen beneden de 18 jaren minder- jarigtot aan hun 14de jaar heeten zij kinderen tus schen hun 14de en 18de jaar jonge personen. Yoor zijn 12de jaar mag niemand tot eenigen arbeid worden ge bezigd. Alle bedrijven waarbij minderjarigen gebezigd worden staan onder toezicht van gezondheidscommissiën, en minderjarigen die niet zekere mate van onderwijs hebben genotenof voor een of ander bedrijf door ziekte of zwakte ongeschikt geoordeeld worden mogen niet worden toegelaten. Kinderen mogen niet meer dan zes jonge personen niet meer dan tien uur per dag in fabrieken werken. Alle minderjarigen mogen hun werk niet vroeger dan 's morgens 6 uur beginnen en niet later dan 's avonds 8 uur eindigen behoudens de be paalde rusturen. Alle minderjarigen die in fabrieken bij handwerken of andere bedrijven gebezigd worden moeten gebruik maken van het onderwijs in de volks school, op de uren door het schoolbestuur bepaald. Uit het bovenstaande blijkt voldoende, dat men in elk land gemeend heeft den kinderarbeid te moeten regelen met betrekking tot den aard van het werk in verband met het onderwijs en tot het 16de 17de of 18de jaar. Die regelingen zijn daarenboven allengs geworden wat zij thans zijn ervaring en nieuwe be hoefte hebben haar herhaaldelijk doen wijzigen en aan vullen. Onze Regeering heeft blijkbaar de hoofdbegin selen der buitenlandsche bepalingen willen volgenmet uitzondering evenwel van bet verband met het onder wijs. "Wel heeft zij zich verplicht geacht te zorgen, dat er voor jeugdige arbeiders tijd voor onderwijs over bleef, maar zij heeft gemeend geen verplichting tot het ontvangen van onderwijs te moeten invoeren. Zij verklaart er een ernstig punt van overweging van gemaakt te heb ben het Engelsche half-tijd-stelsel voor te stellen hetzij dan door een gedeelte van eiken dag of om den anderen dag een geheeien dag voor het onderwijs te bestemmen maar daarvan te hebben afgezien om de praktische moeilijkheden. „In de groote centra van bevolking" zegt zij „zouden voor de half-timers (de jeugdige arbeiders wier halve tijd voor het onderwijs bewaard moet worden) afzonderlijke scholen of klassen worden ingericht. Maar naar mate dit geschiedt zullen die centra nog meer onderwijskrachten onttrekken aan het platteland en daar het gebrek aan personeel nog nij pender doen worden. Thans reeds zou dit gebrek ten gevolge hebben dat op verre de meeste plaatsen aan i) Met verzengende kracht brandde de zon op een Juli dag aan den helderblauwen hemel en verblindend kaat sten hare stralen terug op de gletschers en ijsvelden der Beroer Alpen. Een smal bergpaddat hoog boven de doOjt het afloopen der gletschers gevormde Daubensee naar de bergpas van de Gemmi slingerde en van daar deor eene enge ravijn en dicht langs een duizelingwekkenden afgrondnaar beneden liep naar de badplaats Lenk bewoog zich een klein gezelschap toeristen die des morgens van Kandersteg waren ver trokken in het hötel aan de Schwarenbach eenigen tijd hadden uitgerust en nog vóór den avond het doel hunner reis hoopten te bereiken. Vooraan liep een zwitsersche knecht, die een berg- paard aan den teugel leidde en minstens met een half dozijn koffertjes en taschjes beladen wasdaar achter een jong meisjewier lief gelaat door de inspanning van de reis hooger was gekleurd en wier schitterende bruine oogen zich afwisselend op hare beide mannelijke reisgenooten richtten al naar het gesprek door deze drie zeer levendig gevoerd het medebracht. Daarop volgde eene reeds bejaarde, vrij gezette dame, die eenig- zins angstig op haar muildier zaten eindelijk twee deftige beeren van ongeveer vijftigjarigen leeftijd die niettegenstaande de drukkende hitte en den steilen weg stevig doorstapten. Toen de toeristen de hoogte van de pas naderden waar de bijna plotselinge terugwijkende bergwanden een heerlijk uitzicht vergunden op een deel van het in de, diepte liggende Rhónedal en de glinsterende sneeuw toppen van het Bernér Oberland, bleef het jonge meisje onwillekeurig staan. „O hoe onuitsprekelijk schoon is dat 1" riep zij vol bewondering. „Is er iets grootschers, heerlijkers op de aarde denkbaar „Grootsch is het zeker," antwoordde baar medgezel ter linkerzijde, een hooggebouwde jonge man, met een dich ten donkeren knevel en vurige oogen. „Overigens ken ik nog wel iets schooners smaken verschillen velen verkiezen het liefelijke en lieftallige boven het verhe venevooral wanneer het hun zoo nabij is, als mij op het oogenbük en niet onbereikbaar zooals die steenen reuzen ginds. Gelooft ge niet, dat ik gelijk heb, nichtje?" eindigde hijzich glimlachend tot het jonge meisje buigende. „Je bent een vleier en bovendien een prozaïsch mensch antwoordde zij haar neef met de punt van haar parasol een tikje op den schouder gevende. „Hoe kunt ge te midden van deze wonderen der natuur zulke gezelschapsfrases ten beste geven, schaam je en bewaar ze liever voor bet eerstvolgende bal." „O, arme zondaar, die ik ben", klaagde Alfrod met geveinsde droefheid „ik heb die terechtwijzing verdiend, maar wie kan tegen zijn hart Een ander wordt door de Matterhorn en de Jungfrau in verrukking gebracht, ik alleen door de schoonheid en lieftalligheid mijner beminnelijke „Wil je nu wel eens zwijgen onverbeterlijke zondaar!'' „Je zijt onmeedoogend ging Alfred op denzelfden toon voort. „Welnu, straf mij dan voor mijn onge hoorzaamheid ik ben met iedere boetedoening tevre den. Beveel mij in het meer te springen en ik doe het zonder bedenken." Hij maakte eene beweging als wilde hij werkelijk aan zijne schertsende woorden gevolg geven zoodat het jonge meisje hem verschrikt bij den arm greep. „Je zijt een verschrikkelijk mensch, Alfred," riep zij, half boos half bewonderend hem in het gelaat ziende. „Ik geloof, dat je werkelijk er toe in staat zoudt zijn." „Zeer zekerwat is het leven zonder liefdeen wanneer je mijn trouw hart versmaadt, Ellidan—" „Wanneer je niet dadelijk verstandig spreekt, zeg ik den geheeien dag geen woord meer tegen je „Ik zal er mijn best voor doen, ofschoon het aan uwe zijde niet gemakkelijk is, om zijn verstand te bewaren," antwoordde Alfred met een diepe zucht. Elli dreigde hem waarschuwend met den vinger en wendde zich vervolgens tot den jongen man aan haar rechterzijdedie gedurende het schertsende gesprek geheel verdiept scheen in de beschouwing van het fraaie natuurtafereel. Slechts een nauwelijks merkbare beweging om den mond verried echter, dat hem geen woord ontging. „Waarom zoo stilOscar Je zijt toch zeker niet zulk een prozaisch man als mijn dwaze neef. Hoe bevalt je ons Zwitserland, kan het de vergelijking met uw e noorsche gebergten niet doorstaan De aangesprokene schudde het hoofd en was op het puntvan iets te antwoorden toen Alfred hem voor kwam. „Natuurlijk nietBij de Jotunfjelde van Noor wegen zijn dit hier slechts molshoopen." Een vluchtig rood bedekte het gelaat van den jon gen man. „Dat heb ik volstrekt niet willen zeggen assessor," antwoordde hij met kalme, welluidende stem, waarvan de klank door een licht buitenlandsch accentnog in nemender werd. „Ik geloof, dat zulk eene vergelijking moeiehjk gemaakt kan worden. Met de werken der natuur is het als met die van den geest het eene blinkt dikwijls juist uit in hetgeen het andere mist. Zwitserland bezit gansch eigenaardige schoonheden, die bij al hare grootschheid toch altijd een vriendelijk ka rakter behouden onze gletschers echter zijn van zoo sombere, indrukwekkende grootheid, dat zij het gemoed van den beschouwer onwillekeurig ter neer slaan en terwijl ik van bewondering vervuld, mij hier verheven en verkwikt gevoel door de heerlijkheid der mij omringende natuur, drukt mij de wilde woestheid en ontzagwekkende onregelmatigheid iüijner vaderlandsche rotsen het hart te zamen en het volle bewustzijn der kleinheid en niets waardigheid van den mensch maakt zich van mij meester."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1882 | | pagina 1