Wedrennen te Clingendaal. STelÉtjrafiöcftc öcvtcïïtcu. 5>tab0~J3ericfiteti. van landbouwveeteelt en zuivelbereiding hier en in den omtrek met veel belangstelling kennis. Na een verblijf van drie maanden in het buitenland, keert hij naar zijn vaderland terugdatdoor het gelijktijdig uitzenden van drie leeraars tot hetzelfde doe], naar verschillende streken, wel van de zorg blijk geeft, waarmede in Zweden de belangen van landbouw en zuivelbereidingdoor de regeeringdie daarin haar waar belang toont te verstaan worden behartigd. Een vreemdeling over Amsterdam. In de N. F. Presse beschrijft Alfred Meiszer, een oostenrjjksch letterkundige die een gedeelte van dezen zomer in onze stad doorbracht, den indruk, dien Am sterdam op hem heeft gemaakt. „Den eersten indruk, dien Amsterdam op mij maakte," sehrijft hij, „was die eener wereldstad. Wan neer men het station verlaatziet men in een groote halve maan een zee van huizen voor zich liggen waar boven allerlei torens en koepels uitsteken. Hoog en smal zijn de huizen doorgaans niet meer dan 3 ramen in het front en breede, vreemdsoortig versierde gevels. De donkerbruine steenen steken scherp af bij de witte omlijsting der vensters en de witte ornamenten zoodat het geheel op den vreemdeling een origineelen indruk maakt." Natuurlijk betaalt ook Meiszer den tol der bewon dering voor het koninklijk paleis met zijne 13659 palen, de fraaie kunststukken in het Trippenhuis, de vroolijke Kalverstraat en de verdere merkwaardigheden, die Am sterdam aanbiedt. Eveneens bezocht hij het jodenkwar- tierwaar de kinderen Israels hem een beetje lastig vielen met het aanbieden hunner koopwaren. Ofschoon hij zich dat gedeelte der stad wijdscher en prachtiger had voorgesteld, stond hij verbaasd over de bedrijvigheid en drukte die daar heerschte. „De israelieten," zegt Meiszer, „spelen te Amsterdam dan ook een groote rol. Toen ik iemand vroegwaarom Zondags de klokken niet werden geluid ontving ik het eenigzins vreemd soortige antwoord omdat de joden het geluid van de klokken der christenen niet kunnen verdragen. Wan neer dit waar is voegt hij er bij „genieten de israë- lieten meer voorrechten dan billijk is voor de christenen. De havenbootjes en de tram vielen bizonder in den smaak. Minder de rijtuigen omdat ze niet te vinden waren. „Rijtuigen," zegt Meisner „zjjn in Amsterdam een zeldzaamheid." Aan het station kon hij er niet dan met groote moeite een vinden (de nieuwe „aapjes" waren er toen zeker nog niet) en tijdens zijne kruis tochten door de stad zag hij dikwijls te vergeefs naar een rijtuig uit. „Oudtijds voegt hij er bij „was het rijden te Amsterdam geheel verboden. Men was bang, dat de grondslagen waarop de huizen zijn gebouwd te veel geschokt zouden worden door het rijden zoO' dat alleen hooggeplaatste ambtenaren en doctoren een rijtuig mochten houden. Nu heeft wel de vooruitgang der bouwkunst die voorzorgen overbodig gemaakt, maar toch schijnt men te Amsterdam de rijtuigen zeer goed te kunnen ontberen. Tot de verschrikkingen van Amsterdam behoorde in de eerste plaats de koorts waarvoor men hem zeer bang had gemaaktde muggendie hem zijn nachtrust ontroofden en de talrijke trappen welke hij iederen avond moest beklimmen om zijn nachtkwartier te be reiken. Verder vindt Meiszner ook dat er wel wat te veel wordt schoongemaakt. „Wanneer de schoonmaak sters over den vloer komen zegt hij „dan doet men het beste met zoo spoedig mogelijk het hazenpad te kiezen ook al is het weêr nog zoo slecht. Alles wordt dan overhoop gehaald en ieder voorwerp dat in het vertrek isin de hand genomen en afgepoetst. De schoonmaaksters vegen niet alleen den vloer af, maar poetsen en wasschen de deurstijlen halen het bed uit elkaar kloppen de meubelen uit en nemen de gordij nen weg. Vooral Zaterdag is de groote poetsdag. Dan worden ook al de ramen gewasschen en wordt eigenlijk het geheele huis schoon gemaakt. Twee schoonmaak sters zijn daarvoor noodig. De eene staat buiten met eene spuit en laat den waterstraal tegen de vensters spelen terwijl de andere uit het raam hangt en het reinigingswerk met een borsteldie aan een langen steel is bevestigd voortzet. Zoo gaat de straal al hooger en hooger van raam tot raam en eerst dan is het werk afgeloopen wanneer de geheele voorgevel schittert en druiptals een natte poedel." In Engeland is een vereeniging tot stand gekomen, die zich ten doel stelt pogingen in het werk te stellen tot verijdeling der hand over hand toenemende zucht tot het rooken van tabakvooral onder het jeugdig geslacht. De leden der vereeniging zijn allen met den besten wil bezield om de opgevatte taak met onverpoosden ijver voort te zetten. Als eerste schrede op dien weg wenscht de vereeniging een brochure in het licht te geven waarin al de kwade gevolgen van het rooken duidelijk en klaar .uiteengezet zullen worden. Zij be hoeft daartoe duizend pond sterling of twaalf duizend guldenen noodigt belangstellenden uithaar die kleinigheid ter hand te stellen want de vereeniging bestaat welmaar is zonder kas. De bureau's van den burgerlijken stand in eene groote stad zijn dikwerf het tooneel van zonderlinge vertoo ningen, maar wonderlijker dan hetgeen er dezer dagen te Rotterdam plaats greep was er nog nooit gezien. De heer W. E. Huygensdirecteur van een op de kermis staande tentkwam een dochtertje aangeven dat den 13den aldaar geboren was. Zoo iets is niets nieuws; ook jin vroeger eeuwen werd wel de vermeerderde vadervreugde van tijdelijk vertoevende zelfs beroemde kunstenaars in de doopboeken opgeteekend. De merk waardigheid van 't geval steekt dan ook niet in dit feit, noch in den hoofdpersoon maar in den getuige. De heer Huygens is directeur van den voetpianist, den „professor" Pierre. De „professor" was getuigeen onderteekende de inschrijving in het geboorteregister met zijn voetDat was nooit gebeurd; de klerken zijn erzegt men nog niet van bekomen. Een Franschman die onlangs Duitschland gedurende geruimen tijd heeft doorreisden die zich met den toestand van volk en land op menig gebied vertrouwd heeft gemaaktkeerde eindelijk te zijnent terug. Eenige dagen later zette hij zich aan zijn schrijftafel om de indrukken zijner reis op 't papier te stellen en begon zijn verhaal op de volgende wijze: „De duitschers zijn een volk dat Muller heet." Geheel mis had hij 't nietal is het ook niet let terlijk waar. Uit de onlangs bekend gemaakte stukken, betreflende de jongste volkstelling blijkt, dat het aantal personen in het duitsche rijkdragende den familie naam van Muller, niet minder is dan 629,987. Op de 73 personen aldaar komt er dus één voor die Muller heet. In de Deensche Nationaltidende geeft de geneesheer L. Chr. v. Haven die eenigen tijd op Groenland ge vestigd is geweest, eenige beschouwingen over dat land en o. a. het volgende verhaal dat karakteristiek is voor de kennis der Groeulanders. „Michal Casperin het Groenlandsche Okabak is een der beste robbevangers van Jakobshaven. Den eersten winter dat ik mij in Groenland ophield kwam zijne vrouw eene der slordigste en morsigste vrouwen, dagelijks in mijne keuken om te bedelen. Het volgende jaar kwam een agent van Hamburg om eenige Groen- landers te overreden hem naar Duitschland te volgen. Okabak met vrouw en twee meisjesbenevens eenige anderen gingen mede. In Duitschland vonden mijnheer en mevrouw Okabakbenevens de jonge dames onver- deelden bijval, en de familie keerde het volgende jaar naar Groenland terug rijkelijk voorzien van kleederen, allerlei gereedschap een uitstekende tent, uurwerken, een menigte speelgoed en prenten benevens 3000 kro nen in gereed geld. De vroeger morsige en slordige familie stapte op Groenland in Europeesche kleeren aan land en kocht spoedig een ruim en fraai Deenseh- Groenlandsch huis. Men was inmiddels verstandig ge noeg geweestom beslag op 's mans geld te leggen zoodat hij slechts bij dringende behoefte een kleine som kon bekomen. Maar hoe lang was Adam in het Para dijs? Eer twee maanden verloopen waren had hij alles verkocht en voor het geld koffie tabak enz. gekocht. Op brandewijn waren zij dol zoodat in den eersten tijd na hunne terugkomst in het vaderland menig fraai stuk goed voor een borrel moest springen. Okabak bood eens voor een flesch rum 40 kronen. Toen de winter kwam had hij tijd noch lust gehad om brandhout te verzamelen, en wat was toen natuurlijker, dan dat hij hout van het huis tot brandhout bezigde zoodat de familie kort na Kerstmis in den snerpenden winter zich genoodzaakt zag het bouwvallige huis te verlaten en bij de naaste buren om een onderkomen te smeeken. Den volgenden zomer verkocht hij wat van het huis verkocht kon worden en bouwde van de rest een klein Groenlandseh huis. Yoor een som gelds die het hem gelukte los te krijgen kocht hij een sloep maar gebruikte den volgenden winter het zeil tot bui tendeur zoodat het op de sloep niet meer kon dienen. Den zomer daarop verkocht hij het huis en nam zijn intrek bij eene familie in de nabuurschap. Zij waren nu in alle opzichten even morsig en slordig als in het jaar 1876vóór zij naar Hamburg vertrokken het eenige verschil wasdat de man nog ongeveer 2000 kronen hadwaarvan hij iedere weekwanneer de vangst slecht waseene kleine som kon ontvangen. Het beviel hem natuurlijk volstrekt niet dat hij zijn geld niet in eens kon opmaken. Dat de visschers in den schralen tijd niet alleen de huid van hun kajaks trekken en die voor 75 óre van de hand doen, maar zelfs het hout hunner geweren stuk slaan om den loop voor oud ijzer te verhandelen, of dat zij een goeden koperen ketel voor oud metaal verkoopen om maar aan de geliefde kotfie te komen is alles behalve zeldzaam. Ik ken een flink robbevan- ger die vier dagen nadat hij eenige voorwerpen voor 10 kronen verkocht had, en hij dus ook vleesch genoeg om te eten kon hebben de hulp van het armbestuur inriep. Ja ik zou nog verscheidene voorbeelden kun nen aanhalen die bewijzen dat de Groenlanders nog niet in staat zijn zich zelf te besturen en nog veel minder betrekkingen te vervullen die een zekere ver antwoordelijkheid vereischen. Men zal zich herinneren, dat bij het conversie-debat 10,000 door den heer des Amorie v. d. Hoeven zijn uitgeloofd aan eene door den heer Van Nispen aan te wijzen liefdadige instelling zoodra de heer V au Nispen den heer v. d. Hoeven kon aanwijzen dat hij ooit iets dergelijks gezegd of geschreven had als dat in het belang der europeesche ondernemingen de javaan tot proletariër gemaakt moest worden. Thans heeft^ het Bat. Handelsblad van 14 dezer twee citaten uit zijn eigen nummers 23 Sept. 1865 en 24 Juni 1866, toen de heer v. d. Hoeven hoofdredacteur was, overgedrukt, in het eerste waarvan men leest„Laat ons erkennen, dat de invoering van den individuëelen grondeigendom het proletariaat uitbreiden zalen dat die uitbreiding als een hoogst wenschelijke zaak moet worden beschouw d en in het tweede van welke herhaald wordt: „dat tot ontwikkeling van de javaansche maatschappij en tot de vorming en instandhouding van groote ondernemin gen op Java eene klasse van proletariërs onmisbaar is." Het blad schrijft boven deze herinneringen „Tien duizend gulden verbeurd." Het onderzoek van den rechter-commissaris in de zaak Peltzer is gesloten. Overeenkomstig zijnen eisch zal Léon Peltzer te recht staan als de vermoedelijke moordenaar van advocaat Bernays en Armand Peltzer als vermoedelijk medeplichtige. De zaak zal na 26 Oc tober behandeld worden. Den 13 liepen twee treinen tusschen Périgueus en Agen in Frankrijk tegen elkander, waardoor 3 beambten gedood en 6 gekwetst werden. 4 reizigers bekwamen lichte wonden. Een rijk napolitaan heeft aan de stad Parijs eene som van 18000 fr. vermaaktwaarvan de rente elk jaar onder drie door het lot aan te wijzen eerbare parijsche meisjes verdeeld moet worden. Hij geeft dit geld als dankbetuiging voer de schoonste dagen zijns levensdie hij er doorbracht. Toen sir Charles Lyelleen engelsch geleerde in America vertoefdewerd hem een zonderlinge raad gegeven om in acht te nemen als hij met booten op de Missisippi zou reizen. „Betaal nooit uwe passage voordat gij er toe gedwongen wordt", was de eerste raad, die hem gegeven werd. Wel, waarom niet?" vroeg hij. „Omdat uwe kansen beter zijn als gij het niet doet", was het antwoord. „Wilt gij zoo vrien delijk zijn u te verklaren, sir zeide Lyell. „Zeker," antwoordde de Amerikaan, „toen ik verleden jaar Maart op de rivier gingwerd er plotseling geroepen „man overboord De kapitein snelde naar het plaatskaartjes bureau en vroeg „Heeft de man overboord zijn passage betaald Het antwoord was bevestigend en de kapitein wendde zich tot den stuurman en riep onverschillig „Vooruit maarit's all right. Toen voor een paar weken uit de noordelijke pro vinciën Groningen en Frieslandeen zoogenaamde ■fleiziertrein naar Amsterdam zou vertrekken had een nwoner van het dorp Zuidbroek op vier uur afstand van de stad Groningenhet plan opgevat van deze gelegenheid gebruik te maken en ten einde uitvoering aan dat plan te geven was hij des nachts te twaalf uur op marsch gegaanten einde om 5% uur des morgens aan het station te Groningen te kunnen zijn zooals dan ook gebeurde. Daar gekomen nam hij zijn plaats en spoorde in ongeveer acht uur tijd met vele andere tochtgenooten naar Amsterdam. Door de wan deling en de reis vermoeidbesloot hij zich wat te verkwikken bij zijn aankomst aldaar en nam zijn intrek in een logement op de Martelaarsgracht liet zich een kamer aanwijzen en dacht een uurtje te slapen maar jawel wreedaardig als het noodlot somtijds is het uurtje werd er tweedrie vier en toen hij wakker werd was het elf uur des avondsen de eerste dag van zijn biljet reeds verstreken. Onbekend in Amster dam durfde hij zich niet meer op straat te wagen en opnieuw begaf hij zich in Morpheus armen en sliep gerust en wel tot den volgenden dag half twaalf. Om twee uur keerde de trein naar het Noorden terug en onze pleizierreiziger moest mede, zoodat hij al die vermoeienis en onkosten geleden hadom in Amster dam eensgoed uit te slapen. De aanvoer van boter aan de vroeger zoo aanzienlijke weekmarkt te Kampen is in de laatste jaren aanmer kelijk verminderd. Hiertoe heeft zeker veel bijgedragen de vóór eenige jaren nieuw opgerichte botermarkt te Elburg en ook de mindere productie veel veehouders, uitgelokt door de zeer hooge prijzen verkoopen n.l. het beste melkvee en behouden het mindere. In 1878 werden ter weging aangeboden aan den Stadswaag 722,570 ned. pd., in 1879 nog maar 682,276 pd. en in 1880 reeds niet meer dan 647,459 pd., welk bedrag in 1881 nog met bijna 20,000 pd. daalde. In 1881 bedroeg de hoogste prijs f 44 en de laagste f 21 per 1/8 vat (van 20 pond). Ldb. Ct. De oud-Keizerin van Frankrijk schijnt in Opper- Stiermarken het slot Wasserberg voor f 750,000 te hebben aangekocht. Den 12 vertrok zij uit Londen naar Parijs alwaar zij den 13 aankwam om naar dat aangekochte slot te gaan. I. Harddraverij voor inlandsehe paarden van Neder landers en onder den man gereden. Afstand 2000 me ters. Prijs 750 en 1/3 der inleggelden. Premie f 150 en 2/3 der inleggelden. Prijs: A. van Aardenne, te Voorburg, met 7-jarigen inlandschen bles ruin President. Premie A. H. Jur- gens te Oss, met lOjarigen inlandschen schimmel bles ruin Apollo. Derde aankomende Jhr. L. P. Quarles van Ufford te Loosduinen met lljarige bruine mer rie Sophia. II. Clingendaal-Prijs. Wedren op de vlakke baan voor paarden van alle landen en rassen 3 jaren en ouder. Afstand 2400 M. Prijs f 2500. Tweede aan komende f 240. Prijs3jarige bruine merrie BoraineVicomte de Buisserette Casteau. Premie 3jarige bruine merrie Aneroid, van Graaf Esterhazy, te Westfalen. De prijs- winner was een half paardenhoofd op zijn mededinger voor. Parijs, 17 Augustus. De regeering ontving zeer verontrustende berichten uit Palestina. De priesters prediken alom aldaar christenmoord. Wij vestigen de aandacht van belanghebbenden op het voordeeldat verbonden is aan het lidmaat schap der Alkmoarsche Harddraverij vereeniging, name lijk ditdat zij tegen betaling van den halven entree prijs toegang hebben tot de feestelijkheden, den 23 des avonds op het Doelenveld gegeven wordende. BURGERLIJKE STAND. GETROUWD. 17 Aug Adrianus den Bouwmeester en Elisabeth Jaeoba Keu- ter. Willem Jan Kabel, wednr. van Wijntje Bruijn en Aafje de Noo. GEBOREN. 15 Aug. Louis, Z. van Aron Prins en Roosje de Jonge. OVERLEDEN. 17 Aug. Geertruida, D. van Arie Bronner en Geertrui Neet, bijna 6 m.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1882 | | pagina 3