No. 102.
Vier
en tachtigste Jaargang
1882.
ZONDAG
27 AUGUSTUS.
Groote Paarden- en Veulenniarkt
Niet al te kalm.
FEUILLETON.
De Hoop Tan Stavö.
Prijs der gewone Advertentiën
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
EERSTE BLAD.
(ÜDflicicel (Sebeelte.
De PilTEMTEi aangevraagd in
Hei j.l, aön <er gemeen te-secretarie
verkr|}gl>aar van 16 tot en met 30
Augustus 1888.
TE A Ij 14. MAAR,
op Maandag 4 September 1882.
Ourger-avondschool.
en
iSuitenlanb.
ILkflUBSCUC COURANT.
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door
het geheele Rijk f 1,
De 3 nummers 0.06.
Van 15 regels 0,75; iedere regel meer f 0,15.
Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON
Inschrijving van leerlingen op Maandag, 4 September a.s.,
des avonds te 7 uur in liet gebouw, hoek Doelenstraat en Ge
dempte Nieuwesloot.
De lessen aan de Burger-avondschool zullen gedurende den
aanstaanden cursus gegeven worden van 7 uur tot half tien.
De directeur,
Dr. H. W. WAALEWIJN.
Er is een tijd geweest bij ligt nog slechts zeer kort
achter ons toen in de journalistiek een streven bestond,
om alle mogelijke rampen onheilen en verschrikkelijk
heden zoo breed mogelijk uit te meten zoo vreeselijk
mogelijk voor te stellen als maar kon. Die speculatie,
want anders was zij niet op den sleehten smaak
van het publiek vond dikwijls ernstig afkeuring en be
strijding maar de dagbladschrijver kon niet anders
handelen en zag zich wel verplicht evengoed als zijne
collega's het gehemelte van zijne lezers te prikkelen
door bloed en tranen. Na den eersten veldslag in den
Fransch— Duitsehen oorlog zeide een onzer beste jour
nalisten nog tegen zijne medewerkers „nu van daag
maar bloed, dat je bet kunt hooren sippelen.''
Zoo ging het bij elke gebeurtenis die geschikt was
op de zenuwen van het lezend publiek te werken en
't was dikwijls afschuwelijk de uitwerking er van te
zien. De slechte hartstochten werden opgewekt de
wansmaak bevorderd. Vandaar dat allengs van vele
zijden een strijd tegen die gevaarlijke richting in de
journalistiek werd geopend en gelukkig niet zonder
succes want werkelijk vindt men in den laatsten tijd
niet meer dat streven van vroeger om maar akelige
tafereelen op te disscben.
Zooals het echter bij ons maar al te dikwijls gaat
zou men gaan vreezen dat er een overslag naar het
andere uiterste zal ontstaan en dat de hedendaagsche
journalistiek er zich op zal gaan toeleggen het publiek
zoo min mogelijk bezig te houden met akeligheden en
treurige gebeurtenissen. Dit toch zou ook verkeerd wezen,
want de dagbladschrijver mag niet nalaten den vinger
te drukken op de wonde van de maatschappij en het
menschelijk leven en wanneer er feiten voorkomen van
droevigen aard is het zijn plicht te onderzoekenwaar
de bron van het kwaad schuilt en wat kan worden
gedaan om zoo mogelijk dc. herhaling er van te voor
komen. Hy moet dat doen zonder rekening te houden
met de belangen of wenschen van enkelenzonder
aanzien des persoons: eerlijk, onpartijdig, ernstig en
gestreng.
Is in dit opzicht de dagbladpers niet te kort gescho
ten ten aanzien van het jongste spoorwegongeluk te
Valkenburg niet alleen maar ten opzichte van de on
derscheidene kleinere spoorwegongelukkendie maar
even ter loops zijn aangestipt? Met bewonderenswaar
dige kalmte is men over het werkelijk ernstige ongeluk
te Valkenburg heengegleden. De bijzonderheden er van
zijn niet breed opgedischtdit is uitstekendvan en
kele lijders werd enkele malen met groote koelbloedig
heid iets gemeld en overigens is de geheele zaak met
een buitengewone kalmt9 behandeld. Met een paar
regels werd melding gemaakt van het overlijden van
Mej. Humel en evenzoo leukweg verteld, dat de toestand
van mej. Brak ernstig is. Dezelfde bewonderenswaar
dige kalmte is in acht genomen ten aanzien van de
jongste botsing te Utrecht door het doorloopen van
een trein die toch in ieder geval hevig genoeg was
om een kind van den schoot zijns moeders op den
grond te doen vallen.
Maar, zal men zeggen de gerechtelijke instructie
der zaak heeft reeds een aanvang genomen voor de
rechtbank te Haarlem. Dat men hiermede zich als 't
ware laat paaien is geheel verkeerd want waar het
geldt eene instelling als bet spoorwegwezen waarbij
dagelijks duizende en duizende menschenlevens betrok
ken zijnis het niet voldoende dat do rechtstreeks
schuldige aan een ongel «k worde gestraftmaar dat
ernstig wordt onderzocht welke voorafgaande oorzaken
en aanleidingen er kunnen bestaan die de ramp heb
ben bevorderd. In dit opzicht kan het nederlandsche
publiek geen vrede hebben met de wijze waarop in den
laatsten tijd de spoorwegongelukken zijn behandeld. 01
een minder ambtenaar, een machinist, een stoker, rem
mer, conducteur wordt gesehorstalgezetrechterlijk
gestraft baat voor de meerdere veiligheid niets
brengt volstrekt geen verandering ot verbetering in
den toestand geeft geen den minsten waarborg dat
iets zal worden gedaan om in 't vervolg ongelukken
te voorkomenen het publiek is dikwijls zeer onbil
lijk maar het mompelt in ieder geval sterk over
het ontzien van de grooten der aardedie bij de
spoorwegzaken betrokken zijn. Hoe onredelijk dergelijke
klachten ook zijn, zij dienen zooveel mogelijk te worden
voorkomen en duidelijk te worden aangetoond dat de
Door een en ander was het vertrek van het schip
meer dan een uur vertraagd. Hendrik drong nu op
de inscheping aan en korten tijd daarna ging de kleine
vloot van visschersbooten van walde kapitein met de
bemanning der brik vooraan. De matrozen klommen aan
boord en weldra werden de ankers gelicht. Het was
een opwekkend schouwspeltoen de met vlaggen ge
tooide vaartuigen gevuld met op zijn zondagsch uit-
gedoschte mannen en vrouwen en juichende kinderen
om den breeden romp van het schip heen en weder
darteldenals een groep dolfijnen om een walvisch.
Met gezang en onder het hoera der menigte lichtten
de mannen het anker en ontplooiden het topzeil
langzaam liep het schip uit de bocht. De booten deden
het uitgeleide het laatst volgde die van den ouden
Kjar, die er geheel alleen in zat en kalm zijn zeil
bestuurde. Hij had immers noch vrienden noch ver
wanten op de „Hoop van Stavö"."
Aanhoudend werden tusschen de booten en de brik
groeten en afscheidswenschen gewisseld. Langzamerhand
echter geraakte het schip in het open vaarwater en
Hendrik Hardingdievoor allen zichtbaar, op het
achterdek stondgaf bevel tot het in het gereedheid
brengen van het groote zeilwaarin nu de zeewind
krachtig blies. Nog een laatste hoera een gejuich een
zwaaien en wuiven met doeken en de boot schoot
onder den druk van de ontplooide zeilen als een
trotsche zwam door de golven, de visschersbooten ver
achter zich kiende. De bewonderende blikken der
visschers hingen nog een poos op den voortsnellenden
zeiler, die meer en meer uit hunne oogen verdween.
Met dat schip gaven zij al hunne wenschen al hunne
droomen van toekomstig geluk al hunne verwachtin
gen over aan de stormachtige zee. Vaarwel! en be
houden terugkomst
Zij wendden eindelijk hunne booten weder huis
waarts. Tot hunne verbazing ging Kjar Kjarsen niet
naar het Skakingerkliff over, maar keerde met hen naar
het dorp terug. Ondanks het smadelijk gedrag van Knut
was de stemming zoo goed dat men den zwijgenden
ouden man vandaag bizonder vriendelijk behandelde.
Van verschillende zijden noodigde men hem uitom
den nacht in het dorp te blijven en bood men hem
huisvesting aanwant de schemering begon reeds te
vallen. Kjar echter schudde slechts met het hoofd, bij
scheen nog minder toegankelijk dan anders.
„Wil gaan zien hoe het Greta gaat." Dat was het
eenige antwoord dat men van hem te hooren kreeg.
Greta was wakker, toen Kjar de kamer binnen trad
zij lag in de koorts en van tijd tot tijd kwam een
stroom van verwarde woorden uit haar mond, die niemand,
ook Signe nietbegreep. Kjar stond een poos aan
haar bed, luisterde naar haar en nu en dan begon
zijn oog zonderling te schitteren.
„Koelt haar het hoofd met koud water af, zij zal
herstellen zeide hij eindelijk en verliet het huis zonder
te groeten.
Onderweg sloten zich een paar oudere visschers bij
hem aan, die over de gebeurtenissen van den dag spre
kende hem tot aan den oever vergezelden, in de hoop,
uit zijn mond een oordeel over Knut Mende te hooren.
Wanneer Kjar zich somtijds tot eene uitspraak liet
overhalen, wat echter zelden geschiedde, ging die voor
een orakel door. Ditmaal hadden zij echter misgerekend.
Kjar scheen in het geheel niet op hen te letten, zwij
gend ging hij in de boot en heesch het zeil op. Eerst
toen hij op het punt stond van wal te steken, wendde
hij zich geheel onverwacht tot zijne medgezellen en
zeide op zijne eentonige manier
„Ik wilde dat de „Hoop van Stovö" verder van land
directie en administratie van eenigen spoorweg bij een
ongeluk buiten schuld zijn. Of is het niet waar, dat een
ongeluk als te Valkenburg niet moest kunnen gebeuren?
Er zijn rampen die niet te voorkomen zijn geheel
afhankelijk van oorzaken buiten iemands wil en macht,
maar wanneer op een punt waar een bijzondere toe
stand bestaat een ongeluk plaats heeft als het laatste
dau heeft men reden om te onderstellen dat er iets
hapert aan de maatregelen die voor de veiligheid van
het verkeer genomen zijn en dat de machinistdoor
wiens trein het ongeluk werd veroorzaaktin vrijheid
is gelaten geeft aanleiding tot het vermoeden, dat hij
althans niet de meest schuldige is.
Zal toch niet misschien hij alleen het loodje leggen?
Omdat wie boven hem staan buiten het bereik van
den strafrechter blijven. De rechter kan niet anders
straffen dan hem die rechtstreeks schuldig is maar
voor de veiligheid van het publiek is dit niet voldoende
en dient ernstig te worden onderzocht in hoeverre de
directie in gebreke is gebleven de noodige voorzorgen
te nemen, in hoeverre hare voorschriften en organisatie
voldoende kunnen worden geacht en aanspraak maken
op vertrouwen.
In dergelijke zaken vooral geldt het ce qti'on voit et
ce qu'on ne voit pas. Immers zelfs bij de beste voor
schriften en maatregelen is het nog mogelijk dat on
gelukken plaats hebben die eigenlijk den rechtstreeks
betrokken personen niet kunnen worden toegerekend
omdat dikwijls te veel van hen wordt gevorderd. Waar
lijk het is niet overbodig eens ernstig te onderzoeken
naar het gehalte van de mindere spoorwegambtenaren
en vooral ook naar hetgeen van hen wordt gevorderd
in verband met hunne belooning. Men mag niet al
te kalm wordenwaar het zaken betreft van publiek
belang en nu de dagbladen de laatste spoorwegonge
lukken zoo bijzonder leuk behandelen is het dringend
noodig dat in het publiek belang worde aangedrongen
op een ernstig onderzoekbuiten het gerechtelijke
opdat niet alleen mindere gestraft worden voor de
feilen waarvoor hooger kringen aansprakelijk zijn.
«BPJMCCfcgSMFVaWMSe—M—MCBMP—E—
FRANKRIJK. De bezetting van het Suez-Kanaal
door de engelschen wordt in do fransche bladen zeer
scherp beoordeeld. De Siècle het blad van den voor
zitter der Kamer, zegtdat de engelschen fzich als
dieven van het Kanaal meester maakten. Zij eigenden
zich niet alleen dat Kanaal toe maar zelfs alles wat
daarvoor gebruikt wordt zooals baggermolens en stoom-
booten. Zelfs gunden zij zich om het niet af te lee-
ren het genoegen van een bombardementoveral
handelende alsof zij heer en meester waren telegraaf
draden doorsnijdende en het Kanaal onder verband
plaatsendedoor de doorvaart van schepen te -verbie
den. De France zegthet eerlijke Engeland maakte
zich meester van het Kanaalde beginselen en belan-
was, zij is licht in ballast en nog vóór middernacht heb
ben wij storm uit het noordwest." En zonder de man
nen verder met een woord te verwaardigen greep hij
het roer en stuurde de boot naar het Skakingerkliff,
„Wat een beer," zeide Lars Perssen. „Zou hij gelijk
hebben
„Kjar heeft zich in het weder nog nooit vergist
zoolang ik mij herinneren kanantwoordde een der
ouderen „en dat is reeds een vrij groot getal jaren."
„Wat zit hij toch altijd alleen op die klip vroeg
een ander. „Heeft hij zijn eer verloren zooals Knut
Mende dat hij zijne buren ontvliedt
„Weet het niet. Toen ik geboren werd, was Kjac
reeds een man en woonde reeds aan het Skakingerkliff.
Hij moet zeer oud zyn bijna honderd jaar."
„Welnu, het zij zoo. Komaan, ga mede naar mijn
huis Lars Perssendan zullen wij nog eens op uwen
zoon drinken en op de „Hoop van Stavö"."
Intusschen sneed Kjar's boot door het kalme water
der bocht. De oude man zat bij het hek en hanteerde
geheel werktuigelijk roer en zeil, alsof het hem noch
moeite noch oplettendheid kostte. De gewoonte nam
in deze dingen bij hem de plaats in van overleg.
Dicht achter het Skakingerkliff, dat ver in zee voor
uitsprong boog de rots eenigzins terug. Daar was
door puin en afbrokkelende stukken rots een smal voor
strand gevormd dat voortdurend grooter werddaar
de klip de kracht der golven brak, zoodat dat gedeelte
van den oever het meest van de geheele bocht be
schut en voortreffelijk voor landingsplaats geschikt was.
Nadat Kjar zijn boot met verbazende kracht op het
droge had getrokken legde hij de mast neder, nam
het roer er uitlegde beide op zijne schouders voegde
er toen nog de riemen bij en liep een eindweegs langs
de bergwand totdat bij zich voor den ingang eener
kloof bevondwier wanden zoo steil waren als had
Thors hamer den berg uit elkander gespleten. Op de
helling wassend struikgewas en dwerg-pijnboomen
maakten van iedere spleet in de rots gebruik om er