No. 103. Vier en tachtigste Jaargang. 1882. WOENSDAG 30 AUGUSTUS. Groote Paarden- en Veulenmarkt FEUILLETON. l)c Hoop van §tavö. Prijs der gewone Advertentiën: (Dfïiciëcl ©cbeclte. TE ÜEÜHAAR, op Maandag 4 September 1882. Burger-avondschool. Buiten(aub. ALKMAARSCBE Ell! RAM. Deze Courant wordt DinsdRg-, Donderd&g- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80franco door het geheele Rijk f 1, De 3 nummers 0.06. Van 1—5 regels 0,75; iedere regel meer/0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS- TER ZOON Onderstaande personen worden verzocht zich ter gemeente- secretarie aan te melden: JAN KRAMER eD JAN CH.RIS- TIAAN BOKMANj Inschrijving van leerlingen op Maandag, 4 September a.s des avonds te 7 uur in het gebouw, hoek Doelenstraat en Ge dempte Nieuwesloot. De lessen aan de Burger-avondschool zullen gedurende den aanstaanden cursus gegeven worden van 7 uur tot half tien. De directeur, Dr. H. W. WAALEWIJN. P O L I C I E. Ter terugbekoming is aan het Commissariaat van Policie het navolgende gevondene voorhanden: een dames dasje; een gouden kruisje; een sigarenpijp in etui; een zilveren singanet; een jon- gens ceintuur; een bloedkoralen armbandje met gouden slotje en steentje; een kinder-oorbelletje waarin koraleneen nickel arm bandje; een achterbord van een kaaswagen; een tros touw; een huissleuteldrie paar manchetteneen portemonnaie met eenig geld; eenen-tout-cas; een gouden medaljon; een schoenborstel; een doos zwart gareneen opzethaak van een paardenhaam een gouden ringetje waarop 3 letters; een bus van een rijtuig; een kinderportemonnaie waarin rozenkrans en een geldstukje een poot van biljart of stoel; een blauw armbandje met kapit telstokje. ENGELAND. Na briefwisseling mot den Onder- Koning wees de regeering af het aanbod van prins Ibrahim die in Engeland zijne militaire opleiding ge noot om den veldtocht iu Egypte met het engelsche leger mede te maken. Den 1 Sept. vertrekt Koning Ketswaijo met zijn ge volg van Southampton weder naar Kaapstad. Aan af gevaardigden van het matigheidsgenootschap die hem hunne opwachting kwamen makenantwoordde hij dat invoer van sterke dranken in zijn land verboden was en zoodra hij eenmaal in het bewind hersteld was, zou hij dat bestaande verbod op nieuw in herinnering brengen. Ook heeft hij met den heer Bartle Erere nog een onderhoud gehad. Ierland. Te Dublin is besloten eene vereeniging te stichten om de pogingentot heden met zulk een goeden uitslag aangewend in het belang der pachters, uit te strekken tot andere werkkrachten van het ier- sche volk daar de tijd gekomen was, om de belangen der werklieden in de steden met die der boerenarbei ders te vereenigen. Op voorstel van Parnell werd een stuk vastgesteld waarbij de hulp ingeroepen werd tot het verkrijgen van land en betere woningen voor de boerenarbeiders alsmede stemrecht voor het parlement, aandeel in het plaatselijk beheer en aanmoediging van inlandsche takken van nijverheid. Britsch-Indie. Te Salem, prov. Madras, hadden, tengevolge van godsdiensttwistenvechtpartijen plaats tusschen Hindoes en Mohammedanen. De Hindoes pleegden wreedheden: 150 hunner werden gevangen genomen. RUSLAND. Op nieuw schijnt de engelsche gezant te Konstantinopel den ruBsischen gezant verzekerd te hebben, dat da engelsche regeering volstrekt geene bijbedoelingen ten aanzien van Egypte koestert en vast besloten is overeenkomstig hare vroeger afgelegde verklaringen te handelen. TURKIJE. Den 25 had de engelsche gezant eene bijeenkomst met Saïd en As'ym-pacha. Hij verklaarde, dat Engeland toegevende aan des Sultans bedenkin gen wilde intrekken den eisch dat iedere beweging der turken door den engelschen opperbevelhebber moest worden goedgekeurd. De bevelhebbers van de troepen der beide rijken zouden wel met elkander in overleg moeten treden maar de turken zouden vrij in hunne be wegingen zijn zelfs al keurden de engelschen ze af. Saïd-pacha bleef aandringen op het ontschepen der turken te Alexandrië, als onmisbaar voor de samen werking der twee legers. Den 26des avonds, werd te Konstantinopel onder voorzitterschap van den Sultan een ministerraad gehou den om een afdoend besluit te nemen zoo omtrent de militairs overeenkomst met Engeland als omtrent an dere aanhangige vraagstukken. De engelsche gezant handhaafde de voorwaarde dat turksehe troepen alleen aan land gezet zouden mogen worden te Rozette Da- miette of Aboukir en weigerde uitdrukkelijk toe te stemmen in hunne ontscheping te Alexandrië Port- Said of Suez. Na den afloop van den ministerraad deelde Saïd-pacha den engelschen gezant mededat de ministerraad besloten had Arabi bij eene uit te vaardigen bekendmaking weerspannig aan de wet te verklaren en eene militaire overeenkomst aan te nemen overeenkomstig zijn voorstel. EGYPTE. Den 25 wierpon de arabieren verschan singen ten zuiden van Mex op. Zij trokken zich over het meer Mareotis terug, toen eene afdeeling ter ver kenning was uitgezonden. Den 26 gingen zij voort met het opwerpen van versterkingen aan hunnen rech tervleugel. Zij schenen eene loopgraaf naar Aboukir te willen maken. Eene poging, om de engelsche posten bij het Mahmoudieh-kanaal te overrompelen, mislukte. Te Aboukir werkten duizenden inboorlingen aan de aardewerken. Den 27 werd de vijandelijke stelling op den linker-oever van het Mahmoudieh-kanaal beschoten. Daardoor schijnt groote schade aan de loopgraven toe gebracht te zijn. "Wegens het vallen van het zoetwater-kanaal ge durende de 3 laatste dagen rukte generaal Wolseley in den ochtend van den 24 met kavallerie en 1000 man infanterie op. Na eenige schermutselingen werd door hem de dam bezetdie door de arabieren opgeworpen was in hec kanaal tusschen Maylar en Mahuta. Na het bezetten van dien dam kregen de egyptenaren steeds versterkingzoodat zij ten slotte 10000 man teldendoch de 1500 engelschen hielden zich met goed gevolg daar staande. In dit gevecht werden zes man gedood en twaalf gekwetst. Den 25 rukte hij wederom voorwaarts met de eerste afdeeling, de geheele brigade cavalerie en zestien stukken geschut. De vijand nam eene sterke stelling te Mazameh in. Hij gaf aan generaal Lowe bevel, den vijand om te trekken en van achteren aan te valleu met cavalerie en artillerie. Generaal Lowe bracht deze beweging op zeer voldoende wijze ten uitvoerde engelschen joegen den vijand op de vlucht en brachten hem ernstige verliezen toe. Zij ver meesterden een groot kamp bij het spoorwegstation van Mazameh vijf krupp-kanonnen, een groote hoeveelheid krijgsvoorraad en gewerenen 75 spoorwagens met levensmiddelen. Mahmoud-Fehuii-pachade voor naamste militaire raadsman van Arabiwerd gevangen genomen. Generaal Wolseley was over den uit slag van dit gevecht zóó voldaan, dat hij, in strijd met zijn aanvankelijk besluitden 26 verder oprukte om de sluis van Kassasin op het zoetwater-kanaal te bezetten, welke stelling den tocht der troepen door de woestijn tusschen Ismailia en de Delta verzekert. De vijand schijnt zoo iu de war te zijn, dat generaal Wol seley vóór zijn komst te Zagazig geen ernstigen tegen stand verwacht. De Koningin van Engeland wensehte generaal Wolseley met deze overwinning geluk. Admiraal Seymour stelde op het zoetwater-kanaal een dienst van booten in om de troepen van het noodige te voorzien. De officieren en matrozen der oostenrijksche kanon neerboot Nautulus werden den 25 door het arabische garnizoen te Aboukir iu vrijheid gesteld en kwamen den 26 te Alexandrie aan. Den 26, 's namiddags 6 uur, vertok een gewapende trein uit de vijandelijke stelling te Kingsman en ging 300 ned. el vooruit. Twee van de grootste kanonnen, bekoorenle tot eene batterij, die geplaatst was op een heuvel aan het waterbekken deden samen 5 schoten op den trein. Een bom viel binnen de vijandelijke liniedicht bij den trein de andere schoten bleven zonder uitwerking. De egyptenaren beantwoordden het vuur niet. Eiken nacht wordt een engelsch oorlog schip afgezonden om zich op de hoogte te stellen van de bewegingen der arabieren en hun te verhinderen het optrekken langs het strand naar Port-Said. Uit Indië kwamen te Suez locomotieven aan waar aan in het engelsche leger zoo groote behoefte bestond. Dat de engelschen veel van de hitte te lijden hebben, blijkt uit het feitdat den 25 50 personen door zon- (ii Niet lang daarna hoorde men een hollen zuchtende toon die, als uit de verts komende door den schoor steen klonk. Het was de storm die, over de kloot heenstrijkendedit geluid voortbracht. De hut zelf bleef onbewegelijk niet eens het vuur flikkerde ster ker op want tot hier beneden reikte het geweld der ontboeide elementen niet. Maar boven op de rotsen speelde de wind een wild spel en buiten op de zee begon de woeste golvendans maagden van wit schuim, de dochters van den listigen Ran voerden die uit op de melodiedie de noordwestenwind ,hun voorspeelde. Nog altijd wachtte Kjar Kjarsen. Daar klonken on vaste haastige Bchreden en heftig werd er aan de deur geklopt. „Kom binnen Knut Menderiep de oude. De aldus aangesprokene verscheen op den drempel met wankelende schredenhij kon zich nauwelijks staande houden. De regen droop uit zijne door den storm verwarde haren zijne kleederen waren druipnat en zijn gelaat zag er bleek en ingevallen geheel ver ouderd uit. „Ik vraag gastvrijheid aan uwen haardKjar." „Gij zijt welkom." De oude man stond inmiddels op en ruimde den aangekomene zijn plaats aan den haard in. De laatste sloot de deurwankelde naar het vuur en viel daar geheel uitgeput op het gereed staande bankje neder. Zijn gastheer verried noch verbazing, noch nieuwsgierigheid over het bezoek. Kalm legde hij een paar blokken op het vuurpookte de vlam wat op zoodat zij hoog opsteegnam van de ruweals kooi gebouwde bedstede een deken en wierp die Knut toe. „Warm u en eetzeide hij op de tafel wijzende. Knut schudde het hoofd. Eerst toen de gloed van het vuur zijne verstijfde ledematen ontspande was hij in staat om op te staan. Hij ging naar de tafel en nam eenige beeten. „Laat gij mij aan uwe tafel alleen eten?" vroeg hij, toen Kjar rustig bleef zitten. „Ik eet 's avonds niet." „En het stond gereed „Yoor u Knut Mende." „Wist gij dan dat ik komen zou?" De grijsaard knikte en zag zijn gast met zulk een doordringenden blik aan dat dezen de vraag die hij op het punt was te doen op de lippen bestierf. Hoe kon die geheimzinnige man zijn bezoek vooruit weten terwijl hij zelf voor een uur nog niet geweten had waarheen zijn voet hem dragen zou Zwijgend bracht Knut zijn maal ten einde. Het ver sterkte hem de verdoofde glans zijner oogen verdween langzamerhand en nieuwe kracht doorstroomde zijn afge matte leden. Het was toch het eerste wat hij na vier entwintig uren rusteloos zwervens gebruikte. Toen hij daarop naast zijn gastheer ging zitten had hij moed genoeg verzameldom een gesprek aan te knoopen. Hij moest eene monschelijke stem hooren moest aan een menschenziel zijn leed zijn ongeluk toevertrouwen, zou hij niet geheel te gronde gaan. Hij verlangde naar een gevoelig hartdat in staat zou zijn om hem te begrijpen zelfs al was het slechts dat van den ou den Kjar. „Wilt gij mij voor de eerste dagen huisvesting ver- leenenKjar?" begon hij schuw, met half onderdrukte stem. „Mijn huis is het uwe zoolang gij blijft." „Ik dank u maar waarom vraagt gij niet waarom ik niet bij vrouw en kind thuis ben het is uw recht?" „Wie weet vraagt niet." „Waart gij dus bij de inscheping?" „Ja." „En gij wilt niet eens mijne rechtvaardiging hooren?" „Waarom?" Knut sprong op niettegenstaande al zijne ledematen hem pijn deden en deed eenige schreden naar de deur, terwijl een donker rood zijn gelaat bedekte en de wan hoop die nauwelijks geweken was hem opnieuw met woedende kracht aangreep. „Laat mij gaan Kjar, gij veracht mij Den voort- vluchtigen misdadiger geeft men te eten wanneer hij de gastvriendschap inroept en dan vraagt men niet vanwaar hij komt of waarheen hij gaat gasten ech ter, die welkom zijngunt men toch vraag en ant woord. Laat mij teruggaan naar de bergkloven die mij den gebeelen langen dag hebben beschut de snij dende noordewind is mij een aangenamer makker dan gij. Hij verstijft mij het gebeente maar hij vergiftigt mij niet de,ziel met zulk een kouden verachtelijken blik zooals gij die mij mijne eer en gemoedsrust wil ont nemen omdat ik luister naar de inwendige stem Kjar was opgestaan had kalm Knnt's arm gegrepen en hem de hand op den schouder gelegd en drukte hem op zijn stoel terug. „Op Stavö leeft voor u geen trouwer vriend dan ik, Knut Mende." „Wat mag ik van u allen verwachten wanneer zelfs mijne vrouw mij verstootantwoordde Knutterwijl hij zijn gelaat met de handen bedekte. Vrouwen zijn kortzichtig en voorbarig. Zij zal tot bezinning komentroostte Kjar. Als verzachtende balsem werkte de ongewoon warme toon des grijsaards op het gemoed van den wanhopigen man en toen Knut de oogen opsloegzag hij Kjar's blik medelijdend op hem gericht. „Gij meent het goed met mij zeide hij zacht. Geef mij raad wat zal ik beginnen ik kan niet meer naar huis. Zij zullen mij vogelvrij verklaren, mij ontwijken de drempel mijner eigen woning is mij verboden, mijn leven zal voortaan treurig eu verlaten zijn." „Treurig en verlatenherhaalde de oudestrak in het knetterende vuur ziende „zooals het mijne."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1882 | | pagina 1