No. 123.
Vier en tachtigste Jaargang.
1882.
ZONDAG
15 OCTOBER.
FEUILLETON.
De Rubricator.
Prijs der gewone Advertentiën:
Dit nummer beslaat uit twee bladen.
EERSTE BLAD.
Buitettlftttb.
BimtsuLtnb
ALKIIAARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt Diasdag-, Donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 3 maanden voor Alkmaar 0,80franco door
het geheele Rijk 1,
De 3 nummers 0.06.
Van 1—5 regels 0,75; iedere regel meer ƒ0,15.
Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON
ENGELAND. Het lid van het ministerie, Dodson,
zeide den 11 in eene te Scarborough uitgesproken ver
kiezingsrede dat de regeering het voornemen had
Egypte, na het herstel van een duurzaam bestuur van
inboorlingen, zoo spoedig mogelijk te ontruimen. Ver
der zou eene volksvertegenwoordiging in het leven ge-
roepen eene vrije vaart op het Suez-kanaal ingevoerd
en het overwicht van buitenlandschen invloed uitgeslo
ten worden. Te Torpoint liet de heer Courtney zich
iu denzelfden geest uit, onder bijvoeging, dat Egypte
de oorlogskosten zou moeten dragen zelfs al moesten
de fondsenhouders daaronder schade lijden.
Men verwacht dat de oppositie in de aanstaande
najaarszitting van het Lagerhuis eene omvangrijke be
raadslaging over den oorlog in Egypte en over de ver
der met dat land te nemen maatregelen zal uitlokken.
De Reformclub te Liverpool gaf den 12 een feestmaal
ter eere van de ministers Northbrook en Fawcett.
Eerstgenoemde, sprekende over de engelsche staatkunde
in Egypte en de zegepraal der engelsche wapenen
zeide, dat in de staatkunde der regeering geen veran
dering was gekomen. Engeland wilde Egypte niet in
lijven of het bestuur over dat land voeren het eenig
doel was, het niet weder tot regeeringloosheid te laten
vervallen ot het onder het toezicht van de eene of
andere vreemde mogendheid te laten terug brengen.
Engeland beoogde niet het uitsluitend gezag over het
Suez-Kanaalmaar de vrije vaart: zijne oorlogschepen
mochten noch in oorlogsnoch in vredestijd gevaar
loopen. Aan deze beginselen zou de regeering krach
tig de hand houden. Ondanks haar welslagen en den
daardoor verkregen invloed ter bereiking van baar doei,
handelde zij in overeenstemming met alle europeesche
mogendheden.
ZWITSERLAND. De bondsraad schijnt een onder
zoek te hebben bevolen naar de aanwervingen voor de
egyptische politie. Uit Bern waren weder 100 man
vertrokken. De dagbladen betreuren zeer de lijdelijk
heid der regeering die volgens hen op die wijze de
bondswet van 1859 laat schenden.
EGYPTE. Baker-pacha heeft de kolonels Synge en
Charles Baker, die door den Onder-Koning uitgenoo-
digd zijn om hem te helpen in de hervorming van het
egyptische leger, per telegram verzocht den 12 naar
Egypte te vertrekken.
Men zegtdat het egyptische leger zal bestaan uit
10000 man zoowel voetvolk als ruiterij en artillerie.
Officieren en soldaten die verdacht worden van mede
plichtigheid aan den opstand worden niet toegelaten.
De officieren zullen alleen Turken of Circassiërs zijn.
Den 11 werden verscheidene getuigen gehoord in
zake de oproerlingen waaronder de prinsen Ibrahim
en Kaimil die evenwel weinig belangrijks vertelden.
Des avonds werd Arabi verhoord, die eene lange re
devoering hieldwelke niet veel beteekende. Riaz-
pacha blijft weigeren, aan Arabi een engelschen rechts
geleerde als raadsman toe te voegen waarom de en
gelsche generaal aan de regeering gevraagd heeft, hoe
hij verder handelen moest.
Den 12 kwamen 32 europeanen met eene oostenrijk-
sche stoomboot te Alexandrie aan om dienst te nemen
als gendarmen. Daarvoor waren dien dag reeds 381
personen aangeworven.
De naamlijst der gevangenen die voor den krijgs
raad te recht zullen staan werd den 12 aan den en
gelschen consul-generaal ter band gesteld. Zij bevat
113 namen zonder die in de provinciewaaromtrent
nog geene lijsten ontvangen zijn. Volgens de egypti
sche regeering zal die tweede lijst niet meer dan 30
namen bevatten.
Generaal Wolseley maakt zich gereed om den 20 te
vertrekken den 13 gaf hij een feestmaal ter eere van
het egyptische ministerie en daarna hield hij receptie.
De fransche ambtenaren keeren met grooten spoed
terug en verlangen handhaving hunner verkregen rech
ten. Dit feit trekt zeer de aandacht. Inwilliging
hunner eischen zou handhaving van het fransch-engel-
sche toezicht beteekenen.
STATEN-GENERAAL.
Tweede Kamer.
De definitieve begrooting van Suriname voor
L883 bedraagt in uitgaaf 1,335,395 en in ontvang
1,242,943,33 zoodat de Staat in een nadeelig slot te
voorzien heeft van 92.451,67zijnde 73,904,75
minder dan voor 1882. De uitgaven zijn 5095,25
de ontvangsten daarentegen 78000 hooger geraamd
dan ten vorigen jare.
Ingediend is een wetsontwerp tot wijziging van
de spoorwegbegrooting voor 1881houdende verhooging
met 252,054 van het uitgetrokken bedrag voor den
aanleg van den spoorweg DordrechtEistopgewogen
door vermindering van art. 25 derzelfde begrooting en
alzoo zonder verandering van het eindcijfer.
Het bestuur der Zuidafricaansche Republiek heeft
bij schrijven van 4 September zeer erkentelijk aanvaard
de aanbieding van de Maatschappij der Nederl. Letter
kunde te Leidentot het bijeenbrengen en overzenden
eener bibliotheek van nederlandsche klassieken en schrij
vers van naam.
In eene vergadering, den 9 door de werkmans-
vereeniging „Door eendracht sterk" te Hoorn gehouden,
bleek, dat de rekening van het vorig jaar sloot met
een batig saldo van 296,48. Bij ziekten waren uit
gekeerd 134 maal ƒ5, bij bevallingen 104 m. 4 en
6 uitkeeringen aan weduwen ieder 30. Het totaal
penningen vertegenwoordigde eene waarde van ƒ53,310,
met eene winst van 3594,98 of ruim 6J p. c., die
onder de leden zal worden verdeeld.
Het aan de IJselkade te Kampen gestichte ge
bouw der nieuwe sociëteit „de Hereeniging" is den 11
feestelijk ingewijd.
Onder deelneming van meer dan 1000 vreemde
lingen waaronder 200 priesters is den 11 in de paro
chiekerk te Venloo een monument onthuld ter eere van
den aldaar in 1813 geboren en in 1855 te Huy als belgisch
officier overleden H. H. Belletable stichter in 1844
te Luik van de aartsbroederschap der H. Familie. De
geheele stad was in feestgewaad getooid.
- Over een groot deel van ons land heeft in den
avond van den 11 een hevig onweder gewoed. De
bliksem sloeg in den mast van een der tusschen Leiden
en Gouda varende stoombooten van de maatschappij
„De Volharding," eenige schade veroorzakende maar
de opvarenden onverlet latende, in den toren der herv.
gemeente te Maastrichtwaarvan een pas nieuw orne
ment verbrijzeld werdin den toren der herv. kerk te
Enschede een stuk van de wijzerplaat en groote brok
ken steen van den nok slaandein de graanzolders
van den heer Geers bij het station Lichtenvoorde, onder
Neede in eene boerenwoning, die gedeeltelijk is ver
brand in een windkorenmolen te Tilburgdie ruim
200 schade bekwam in het huis van den burgemees
ter van Bergharen en dat aan de Harenscbe brugen
de schuur met stalling van de weduwe K., nabij Tholen,
die alle in de asch gelegd werden. Te 's Hertogenbosch,
waar verscheidene straten door den plasregen geïnun
deerd werden, bespeurde men brand in de richting van
S. Michielsgestelte Bergen op Zoom in de richting
van Krabbendijke en Huybergen, te Maastricht in ver
scheidene omliggende gemeenten.
Den 11 heeft de eerste zandtrein voor den spoor
wegaanleg Purmerende bereikt. De jongens der ver
schillende scholen gingen hem te gemoeten in te
genwoordigheid van B. en IV., raadsleden en onder
wijzers ledigden zij onder luid gejuich den eersten
wagen nadat men hen met een kort woord gewezen
had op de beteekenis en het gewicht van den spoorweg.
De gemeenteraad van Rotterdam heeft den 12
aan de Nederl. Electriciteitsmaatschappij concessie ver»
leend tot het aanbrengen van electrische geleidingen
doch alleen tot het doen van proefnemingen. Van B. en W.
is ingekomen een voorstel tot het oprichten achter het
ziekenhuis aan den Coolsingelvan 4 barakken tot ver
pleging van lijders aan epidemische ziektenwaarvan
de kosten a 125,000te dekken uit buitengewone
middelen.
Den 12 is in de Acolijenstraat te Amsterdam èene
vrouwop deu zolder barer woning (tevens meubelma
kerswerkplaats van haren man) bezig zijnde met eenig
S)
II.
In den tijd waarin de gebeurtenissen die wij schil
leren voorvielen omstreeks het jaar 1326 onder
de regeering van Koning Karei IV, bijgenaamd den
Scboonen was de schilderkunst bijna uitsluitend tot
bet versieren van manuscripten beperkt. In deze wijze
'an schilderen verkregen de zoogenaamde rubriken-
schilders door geduld en bekwaamheid belangrijke re
sultaten zoodat deze geschilderde manuscripten eene
aan het wonderbaarlijk grenzende volkomenheid bereik
ten. Wanneer men de kostbare en zeldzame boeken
doorbladertdie uit dien tijd nog over zijn staat men
'erbaasd over die rijke versieringen die bij de begin
letters van elke bladzijde aanvangende aan beide zijden
naar beneden voortgezet zijn en eindelijk onder aan de
bladzijde in een keurig bewerkt vignet eindigen.
Een manuscript was toenmaals een kostbare schat,
njf en zestig jaar na den tijd waarvan wij spreken
bezat Karei VI slechts 6 boeken in zijne bibliotheek
achter eene dubbele deur, die met een bizonderen
sleutel geopend werdwerden zij bewaarden wan
eer iemand van hoogen rang het hof des Konings
bezocht, viel hem gewoonlijk de gunst ten deel, de
kostbare boeken te mogen bezichtigen. Eene onverholen
bewondering viel dan steeds ten deel aan den band, van
et fijnste hout vervaardigd en van gouden versierselen,
'opasen en smaragden rijk voorzien. Was de bezoeker
feder op zijn goed teruggekeerd, vertelde hij aan zijne met
'erbazing luisterende huisgenooten met welke schatten
Mo arbeid van een of anderen lijfeigene of onbekenden
Monnik was verfraaid en welke sommen gouds er aan
ten koste waren gelegd, terwijl hij, de hooge machtige
heer, van schaamte zou gebloosd hebben indien hij in
staat was geweest zelf te lezen wat er in geschreven
stond dat was eenen ridder onwaardig.
Het beroep van rubricator of rubrikenschilder was
zeer winstgevend daar in den veertienden eeuw een
man die lezen kon voor een geleerde gold en omdat
men eerst na lange en ernstige studiën bet op eene
tamelijke hoogte in» het beschilderen van manuscripten
kon brengen.
Toen Henryat weder in zijne woning was terugge
keerd zette hij zich aan eene groote tafel waarop
penseelen verf en alle tot zijn beroep behoorende
werktuigen gereed lagen. Doch te vergeefs beproefde
hij te arbeiden. De herinnering aan de merkwaardige
gebeurtenissen die hij sedert gisteren avond beleefd
hadvervulden zijn brein. Hij was nog niet lang
thuis toen bet geschreeuw eener groote volksmenigte
die zich voor zijn huis verzameld had hem uit zijne
droomerijen opschrikte. Eeu oogenblik daarna traden
gerechtsdienaars in zijn kamer, die hem overvielen,
knevelden en hem door de opgewonden schimpende
en dreigende menigtedie hem een ellendeling en
moordenaar noemde naar de gevangenis voerden.
Toen de hoofdpoort nauwelijks achter hem gesloten
was, en voordat hy nog in eene afzonderlijke cel was
gebracht, werd zij wederom geopend en klonken de ver-
wenscbingen van het volk nog duidelijker tot hem door.
Men bracht Margaretha binnen met de handen ge
bonden en bewusteloos in de armen van een der ge
rechtsdienaars liggende.
Reeds ongeveer drie maanden zat de rubricator in
de gevangenis en geen menschelijk aangezicht had zich
nog aan zijne blikken vertoond behalve het sombere
gelaat van zijnen bewaarder, een gevoelloos manuit
wien hij nooit een woord had kunnen krijgen om te
weten te komen op welken grond men hem van zijne
vrijheid beroofd had. Hij opperde allerlei vermoedens
zonder te weten aan welke zich vast te houden. Indien
de vreemdeling wiens vlucht hij begunstigd bad de
oorzaak zijner gevangenneming was hoe kon men dan
Margaretha in eene- aangelegenheid wikkelen waaraan
zij, zelfs indirect, niet het minste aandeel had? Hoe dan
die uitroepen van het volk te verklaren die hij nog
altijd meende te hooren RooverMoordenaar Dit
was een doolhofwaarin de verbeeldingskracht van
den jongen man zelfs het spoor verloor en de onze
kerheid was voor hem misschien nog eene zwaarder
straf dan het koude hok, waarin hij, half naakt op een
hoop vochtig stroo zoovele schoone dagen zijns levens
moest doorbrengen.
Op een morgen traden vier mannen binnen en nadat
zij zich met de grootste zorgvuldigheid overtuigd had
den dat zijne ketens nog in eenen goeden toestand
waren voerden zij hem weg.
Het was dien dag zacht en aangenaam lenteweder,
eene heldere blauwe hemel gaf aan alles kleur en leven.
Toen hij zijn donkere cel verlietwaar hij nu reeds zoo
lang gesmacht badoverviel hem een onbeschrijfelijk
gevoel van vreugde, hetgeen hem een oogenblik de
knagende smart en den gevaarlijken toestand waarin
hij zich bevond vergeten deed.
De stemmen in zijne nabijheid en het bevel om door
te loopen brachten hem spoedig genoeg weder tot
het bewustzijn van zijn vreeselijk lot.
Men voerde hem door verscheidene straten en bracht
hem vervolgens in eene groote zaalwaarin zich eenige
rechters en eene groote menigte volks hadden verzameld.
Bij Henryat's binnentreden ging een dreigend gemom
pel door de verzamelde menigte, hetwelk nog vermeer
derde toen hij bij het zien van de ongelukkige Mar
garetha een hartverscheurende kreet uitte en op haar
wilde toesnellen.
Henryat moest gaan zittentegenover de bank
waarop zij met ketens beladen reeds gezeten was.
Wordt vervolgd.