No. 124. Vier en tachtigste Jaargang. 1882. WO ENSDAG 18 OCTOBER. De Markgronden. FEUILLETO N. De Rubricator. Prijs der gewone Advertentiën ALKMAARSCHE COURANT. Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1, De 3 nummers 0.06. Van 15 regels f 0,75; iedere regel meer ƒ0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS- TER ZOON P O L I C I E. Ter terugbekoming is aan het Commissariaat van Polieie het navolcende gevondene voorhandendrie stukken lijm, een bloed koralen armbandje met gouden slotje, een een strengkoralen armbandje met sluiting, een zilveren rozenkrans met kruisje, vier sleuteltjes en een kurkentrekker aan een ring, een zwart boezelaar, een kinderportemonaie met 1% cent, een sieraads- knoop van een hoofdstel, een paardendek, een bruin geschilderde kruiwagen. Lijst van brieven, waarvan geadresseerden onbekend zijn verzonden gedurende de 2e. helft der maand Sept. 1882. Van Tellinge, AlkmaarS. Crom, van der Als, Amsterdam; M. Schoonewiel, BergenT. Pool, den Helderwed. H. A. Schouten, wed. C. Schouten, Sloterdijk; Albere, Monnikendam; Neeltje Mildijk, Schagen. Van de Hulpkantoren Egmond aan ZeeS. Blanken, Schagen. WarmenhuizenMej. Geels, Alkmaar. (Slot.) Koning Lodewijk Napoleon heeft in 1809 en 1810 wettelijke maatregelen genomen om de verdeeling der marken te bevorderen en daardoor de ontginning der heidevelden gemakkelijker te maken. Tot dat doel werd voor de verdeelde markgronden gedurende vijftig jaren vrijdom van de verponding en voor negen t;enden vrij dom van het personeel en 'naardstedengeld verleend. Evenzoo zouden gedurende vijftig jaren van deze gron den geenerlei covale tienden ten behoeve van de schat kist geheven worden. De markgenooten moesten bij meerderheid van stemmen beslissen of zij tot een ge heele of gedeeltelijke opheffing der gemeenschap wilden overgaan „door middel van een geheele of stukswijze verdeeling of verkoopiog van deze woeste gronden" zij moesten een plan van verdeeling opmaken of bewijzen, „dat de geheele of gedeeltelijke opheffing der gemeen schap op den voorgemelden voet of onuitvoerlijk of ge heel schadelijk" was. Bleven zij in gebreke binnen een jaar één van beide te doen dan zouden zij geacht worden geen bezwaar te hebben tegen de verdeeling en zouden de marken ten spoedigste van wege den Koning onder de gerechtigden worden verdeeld. Bleef een mark geheel of gedeeltelijk bestaan dan moest er jaarlijks ten minste ééne vergadering der markgenooten worden gehouden om over de verdeeling te beraadslagen. Vóórdat echter de markgenooten voor de eerste maal konden vergaderen had Koning Lodewijk reeds afstand van den troon gedaan en het land verlaten. Het Eransche bestuur liet de zaak gelijk zij wasen na 1813 bepaalden wij Nederlanders ons tot den strijd over de vraag of de wetten en de besluiten van Ko ning Lodewijk nog geldend waren of niet. De Regee ring schijnt van oordeel te zijn gebleven dat zij nog steeds van kracht waren de commissie in 1849 door den Koning benoemd om de rechtsgeldigheid der wet ten van Eranschen oorsprong te onderzoeken was van een tegenovergesteld gevoelen. Pogingen van sommige markbesturen en van de Gedeputeerde Staten van Overijssel om de bevoegdheid te erlangen tot het ma ken van keuren en het recht van parate executie te verkrijgen vonden bij de Regeering geen ingang. Zij antwoordde, dat de marken haar publiekrechtelijk ka rakter hadden verloren en in de zorg voor de water staatsbelangen behoorlijk was voorzien de provinciale en plaatselijke besturen en de polderbesturen waren de eenige lichamen die bevoegd waren om voor de alge- meene belangen te waken zij waren daartoe volkomen in staaten voor de markbesturen bleef dus niets an ders over dan de zorg voor de gemeenschappelijke belangen voor de onverdeelde gronden. Yoor haar gold alleen het gewone burgerlijk recht. Na dien tijd bleven de vergaderingen der markge nooten achterwege totdat de Regeering in 1875 met verwijzing naar de wetten en het besluit van 1810 en 1811, de provinciale besturen aanschreef om toe te zien dat de markgenooten jaarlijks zouden bijeenko men om over de verdeeling der gronden te beraadsla gen en van die beraadslaging verslag aan de Regee ring werd gezonden. Door de meeste markgenoot- sehappen werd aan dat verzoek niet voldaan terwijl sommige vergadering hielden en bij meerderheid van stemmen besloten om niet tot de verdeeling over te gaan. De markgenooten van Stokkum in Gelderland kochten in hetzelfde jaar nog voor 9000 grond tot uitbreiding hunner mark. De tegenwoordige Regeering, overtuigd dat de „verdeeling der gronden van de mar ken voor de ontwikkeling van den landbouw en de vermeerdering van de algemeene welvaart van groot belang is te achten heeft eindelijk in de maand Mei van dit jaar een wetsontwerp ingediend waarbij ieder markgenoot gerechtigd wordt verklaard om de verdee ling der markgronden te vorderen. Eerst moet hij zich wenden tot het markbestuur met het verzoek om tot vrijwillige verdeeling over te gaan. Komt binnen een bepaalden termijn die verdeeliug niet tot standdan kan de markgenoot haar in rechten eischen en heeft zij plaats met medewerking van alle deelgerechtigden en belanghebbenden onder toezicht van een rechter commissaris en met beslissing door de rechtbank van de geschillen over beweerde rechten en aanspraken en over het aan ieder toebedeelde stuk grond of de hem toegewezen schadeloosstelling. Verschillend ia er gedacht over de vraag of de marken zedelijke lichamen zijn waaraan de gronden toebehoorenzoodat de meerderheid der leden oyer verdeeling of verkoop moet beslissen, of wel dat de markgenooten niet anders zijn dan gemeenschappelijke eigenaren, waarvan ieder bevoegd is scheiding der ge meenschap te vorderen. De Regeering verdiept zich niet in deze vraag maar wenscht ten aanzien van de mar ken eenvoudig door een afzonderlijke wet te bepalen dat ieder markgenoot de verdeeling eischen kan. Zij wijst er op dat het wetsontwerp zich in dit opzicht aansluit bij hetgeen vroeger hier te lande rechtens was. Oudtijds werden de meeste marken in Drente gevonden, en juist het Landrecht van Drenthe bevat een afzon derlijk boek. Van het scheijden van de gemeene Markte waarin de bepaling voorkomt dat de eigenaar of eige naars van twee volle aandeelen „zullen vermogen tot scheijdinge van de Markte te procederen op de gevoeg- lijkste wijze." Dat niet allen de zienswijze der Re geering deelen, blijkt reeds uit het verslag der commissie door de Maatschappij tot bevordering van Nijverheid benoemd tot onderzoek van het ingediende wetsontwerp, die betwijfelt of de beschouwingen der Regeering op dit punt afdoende zijn. Afgescheiden echter van het rechtspunt openbaarde zich in deze commissie een verschil van gevoelen van nog bedenkelijker aard. Er werd door sommigen twijfel geopperd of de maatregel wel tot het gewenschte doel zou leiden. Het vellen van bosschen en het ge bruik der heide tot plaggeveld maken den grond steeds schraler en onvruchtbaarder zoodat de land bouw op de hooge zandstreken eigenlijk geen brood winning meer oplevert. Deskundigen zien alleen heil in houtteelt, en de Maatschappij tot bevordering van Nijverheid is van dezelfde meening. Maar zal de ver deeling der markgronden daartoe bevorderlijk zijn? Som mige leden der commissie antwoordden ontkennend en vreesden dat die verdeeling zeer spoedig de rooiïng der nog bestaande bosschen ten gevolge zou hebben. Andere leden deelden die vrees niet. Zij wezen op de tegenwoordige verwaarloozing en bet gebrek van toe zicht en verwachtten dat bij verdeeling der bosschen het eigenbelang iederen eigenaar zou nopen zijn bosch- grond met zorg te behandelen. "Wanneer men echter let op de praktijk der boeren in de bedoelde streken oak van de particuliere eigenaarsdan bestaat er reden om van de opvatting van den eigenaar omtrent hetgeen zijn belang meebrengt niet te veel te verwachten. Daarbij vergete men nietdatofschoon ontginning tot boseh ten slotte altijd rente moge geven en het geen zaak is van wagenmaar eenvoudig van wachtende aanleg van bosschen betrekkelijk groote uitgaven eischt en er veertig of vijftig jaren moeten verloopen, eer die kosten met rente op rente vergoed worden. Jaren gaan voorbij waarin de aanlegger voor onderhoud en toezicht voortdurend uitgaven moet doen zonder iets te trekken. Meer dan van het goede inzicht van eiken eigenaar schijnt daarom verwacht te moeten worden van hetgeen deze leden der commissie in de tweede plaats als grond voor de hoop op betere ontginning opgeven. Zij meenen namelijk dat bij verdeeling de bosschen in het bezit zullen komen van vereenigingen, die de cultuur op wetenschappelijke wijze zullen beoefe nen. De heer de Beaufort, die in de Gids van October de verdeeling der markgronden aanbeveelt, heeft mede zijn hoop op de samenwerking van velen gevestigd. Hij verwacht, dat mannen van gezag op landhuishoudkun- 4) De president sprak daarop „Henryat Mahu, gij zijt de moordenaar van Peter van Manrepas, bij zijn leven in dienst Zijner Majesteit den Koning van Erankrijk. Gij hebt hem verraderlijk ver moord terwijl gij hem 's nachts bij zijn eigen huis hebt opgewacht, en hem op straat gelokt met behulp van Margaretha Beaumin zijne vrouw die u dien avond een rendez-vous gegeven had met het doel ge noemden Manrepas te vermoorden. De gerechtsdie naars hebben toen zij het lijk ontdekten niet ver van daar een muts gevonden in de voering waarvan een opgerold reepje perkament verborgen wasdat de volgende woorden behelsde „Dezen avond Henryat wanneer de avondklok luidtvoor de laatste maal." Eet is door Margaretha geschreven want dwaas ge noeg heeft men haar schrijven geleerddat slechts aan monniken pastdie de heilige boeken moeten le zen en vermenigvuldigen en aan de mannen van de wet, om die te kunnen toepassen. Veel verstandiger zou men gehandeld hebben wanneer men haar onwe tend gelaten had, zooals bet eene vrouw betaamt, die in de vrees voor God en in de vervulling van de plich ten die haar stand haar oplegtis opgevoed. Hen ryat Mahuwat hebt gij hierop te antwoorden Henryatdoodsbleek in elkander zinkende onder de last dezer ontzettende beschuldigingwaarbij de schijn op zoo vreeselijke wijze tegen hem waskon slechts met schorre stem de woorden uitbrengen „Zij is on schuldig „En gij. Margaretha Beaumin?" De jonge vrouw stond op en zeide „De hemel is mijn getuige tiut ik onschuldig ben evenals Henryat Uitroepen van woede weerklonken van alle zijden en beletten haar voort te gaan. Zij ging bedaard weder zitten. Henryatdie zich van den eersten schrik her steld had wilde nu uiteenzetten door welke aaneen schakeling van gebeurtenissen hij het offer van zulk een bedriegelijken schijn geworden was doch de rech ters hoorden hem met ongeloovig gelaat aan en de toeschouwers herhaalden van alle zijden „Zij zijn schul dig De zoo schandelijk vermoorde Peter van Manre pas moet gewroken worden De rechter stond opom het vonnis voor te lezen Henryat Mahu en Margaretha Beaumin zouden als moordenaars en echtbrekers op drieërlei wijzen worden gerichtnamelijk onder trompetgeschal op een baar door de gansche stad gedragen van straat tot straat, tot voor het huis van Margaretha Beaumin en daar op een ladder gebonden worden zoo hoogdat iedergroot en kleiu hen kon zien. Men zou hen in dien toestand eerst de linker- en vervolgens de rechterhand afhouwenwaarna hun het hart uit het lijf gerukt en in bet vuur zou geworpen worden ten slotte onthoofd en gevierendeeld, zouden de stukken in de vier hoofdstraten van Parijs worden tentoongesteld." III. Het Paleis Saint Paul verhief zich aan den oever der Seineniet ver van de plek waar de eerste gebeur tenissen van dit verhaal hadden plaats gegrepen. Het was een uitgestrekt gebouw en bestond uit vele huizen, die op verschillende tijden aangekocht waren en met el kander vereenigd een vrij onregelmatig geheel vormden. In het meest afgelegen gedeelte van het paleis bevond zich een ruime met boomen beplante binnenplaats, in welks midden een fontein was aangebrachttraliën be schutten zorgvuldig de vensters, die op deze binnen plaats uitzagen opdat de duivenfaisanten en andere vogelsdie hier werden gehouden niet in de kamers zouden kunnen doordringen en de rijke ornamenten beschadigen. Aan het einde der plaats in een soort kleinen toren, was de slaapkamer van Koning Karei de Schoone. Hij lag nog in zijne rijk versierde legerstedeofschoon de middagzon reeds geruimen tijd hare stralen wierp op de dikke zijden bedgordijnen. Plotseling klonk het geluid van zware en vaste schreden op den marmeren vloer van het voorvertrek, en ofschoon zij door het dikke tapijt wel werden ge dempt hoorde men ze toch nader en nader komen tot zij voor het bed van den Koning geheel ophielden. „Bij mijnen heiligen patroon," riep de monarch schert send den zwaren tred en de drooge hoest van zijn neef', den graaf van Valois herkennende „bij den heiligen Karei 1 Is het mij niet meer vergund rustig te slapen Staan mijne kamerdienaars daarom met den hellebaard in den vuist aan mijne deur om mij aan de genade van den eersten den besten prijs te geven „Ik breng Uwe Majesteit iets wat genoeg zal zijn om u voor het oogenblik uit den slaap te wekken en dat zelfs wel in staat is u meer dan een nacht de slaap uit de oogen te verdrijven antwoordde de graaf van Valois met ernstige stem „er is een bode uit Henegouwen aangekomen die ons alles behalve goede tijding brengt. Johan van Henegouwen en zijn solda ten zijn naar Engeland overgestoken en zijn door de grooten des lands zeer goed ontvangen het meerendeel van hen heeft zich oogenblikkelijk voor de Koningin verklaard Koning Eduard II en zijn minister Hugh Spencer werden in Bristol belegerd gevangen genomen en aan den heer van Berkby overgeleverddie den eerste in zijn slot gevangen houdt. De tweede heeft hij zonder veel omslag laten onthoofden. In 't kort de Koningind. w. z. haar geliefde de graaf van Kentwant zij doet slechts wat hij wilis in plaats van den Koningdie men van den troon vervallen verklaard heeft tot Koningin verkozen. Nu draagt de graaf Edmund van Kent echter in zijne linkerzijde

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1882 | | pagina 1