No. 136.
Vier en tachtigste Jaargang.
1882.
WOENSDAG
FEUILLETON.
DE ZIELVERKOOPERS.
Prijs der gewone Advertentiën:
©fftciccl (Bcbccltc,
ISuiteuf/iub.
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franeo door
het geheele Rijk f 1,
De 3 nummers 0.06.
Van 1—5 regels 0,75; iedere regel meer f 0,15.
Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON
tegenwoordigenVstaatf van 's lands geldmiddelen dat
zeer de aandacht trekt. Hij verklaart daarin rond
uit, dat die toestand slecht is en zelfs snel zeer gevaarlijk
kan worden, mocht men volharden bij liet tegenwoor
dige stelsel van ordeloosheid. Voor 2 jaren brachten de
belastingen veel meer dan de raming op; van 1 Jan.
tot 30 Sept. 1881 meer dan 55 miljoen boven de
raming en wat opmerkelijk is 31 miljoen meer dan
het vorige jarr. In 1882- is de'uitkomst geheel anders;
over de eerste 9 maanden brengen zij wel schijnbaar
36 miljoen meer dan de raming op, maar bij 1881
vergeleken is de opbrengst slechts het onbeteekenend
cijfer van 4% miljoen hooger. Na dien tijd vermindert
de opbrengst steeds en voor alle oordeelkundigen is
het duidelijk, dat men verkeert in den tijd van een te kort.
Ten bewijze daarvan toont hij aan dat het jaar 1882
sluiten zal met een tekort van 29$ miljoen gulden
welk tekort zelfs bij een degelijk onderzoek tot 75
miljoen klimt en dat liet openbaar crediet achteruit
gegaan is, blijkbaar uit den koers der nationale schuld.
Ten onrechte wordt de daling van dien koers aan de
overdreven speelwoede in effecten toegeschreven en
aan de crisis, in den afgeloopen winter dientengevolge
ontstaan degelijke buitenlandsche fondsen staan toch
veel hooger dan voor 2 jaren hetgeen hij met cijfers
aantoont. Volgens hem zou een rentenier in 1880
verstandiger gedaan hebben zijn geld te beleggen in
oostenrijksche italiaansche bongaarsche spaansche
egyptiscbe, ja turksche fondsen, dan in fransche.
Deze waarheid moge treurig zijn maar eene waar
heid is zij. Hij schrijft de hoofdoorzaak van dezen
toestand hieraan toe dat sedert 2 jaren de Kamers
en de regeering niet goed meer weten wat zij
doen. Alle maatregelen die genomen worden zijn
juist tegenovergesteld aan die, welke genomen
moesten worden. In plaats van in dit tijdperk
van beproevingen te bedaren en zoo weinig mogelijk
te veranderen wordt alles in rep en roer gebracht
en alles te gelijk ondernomen zij schijnen er behagen
in te scheppen alle belartgheffbenden in bekommering
te brengen die Thiers met zooveel zorg trachtte te
ontzien. Al wat in Frankrijk eene georganiseerde macht
is zooals groote';' spoorwegmaatschappijen, mijnonder
nemingen, vallen zij onbesuisd aan zij bijten wel niet
door, maar blaffen hard en jagen vrees aan. De hulp,
die zij zouden kunnen ontvangen en die haar uit den
nood zou helpen wijzen zij hooghartig af. Hij vreest
zeer, dat do toestand der geldmiddelen voor den mi
nister van Financiën, den minister van Openbare Wer
ken en hunne ambtgenooten eene verborgenheid is; en
zoo niet, dan handelen zij, alsof het zoo was. Voor de
uitvoering van het groote plan van openbare werken door
den heer de Freycinet ontworpen waren verschillends
voorwaarden noodig, waarvan geen enkele vervuld is ge
worden. Nu is de verlegenheid groot. Het stelsel van
onbeperkt parlementair initiatief in zake van credieten,
het afschaffen van belastingen zonder voordeel voor
iemandin plaats van het vervoer en de overgangs
rechten te verminderen, het voortdurend vergrooten der
vlottende schuld, het uitgeven van nieuwe aan het pa-
bliek onbekende papierenliet jaarlijks in het wilde
aangaan van leeningen, dat alles is niet vol te houden.
Ten slotte keurt hij de houding van den minister van
financiën Tirard af, die de voorstellen van zjjnën voor
ganger Léon Say de overeenkomst met de Orleanser
Spoorwegmaatschappij enz. prijs geeft, alleen omdat hj'
zwak is en der Kamerdie de groote spoorwegmaat
schappijen even vurig haat als de jesuïten, een genoe
gen hoopt te doen. Met de baten van het niet uit
voeren der openbare werken wegens de regens van dit
jaar enz. verwacht, drijft hij den spot, en hij voorspelt,
dat alles zal uitloopen op eene nieuwe vermeerdering
der vlottende schuld. Daarbij komt, zoo eindigt hij,
dat eene crisis ophanden schijnt te zijn ten aanzien van
den prijs der onroerende goederen te Parijs eu om
de kroon op alles te zetten, zuivert men het personeel
van het departement van financiën. Radicale republi
keinen worden verkozen boven ijverige ambtenaren
die onder verdenking staan van verkeerde staatkundig»
keunissen te hebben. Een ernstig zelfonderzoek acht
hij voor de Kamer hoog noodig.
De kamer van koophandel te Parijs besloot den 10
goed te keuren de vreedzame veroveringen van den
franscben reiziger de Brazza aan den Congo in Zuid-
Africa en de regeering uit te noodigen, de door hem
aldaar gesloten overeenkomst te bekrachtigen en maat
regelen te nemen tot beveiliging der handelsbelangen
iu die streek.
Van het aanvankelijk bij sommige partijen bestaan
hebbende voornemen om dadelijk het ministerie te on
dervragen over de hier en daar voorgevallen ongere
geldheden schijnt afgezien te zijn omdat men eerst de
staatsbegrooting wil afhandelen.
Kamer. Den 11 deelde de verslaggever de alge
meen© beschouwingen der commissie over de begrooting
van eeredienst mede en verzocht aan de Kamer alle be
raadslaging over het vraagstuk scheiding van kerk en staat
uit te stellen tot dat het rapport der bieondere com
missie over dit vraagstuk ingediend was. De minister
de Fallieres verklaarde, dat hij het voorstel tot schei
ding van kerk en staat zou bestrijden. De heer Roohe
zeide in eene lange redevoering noch de scheiding van
kerk en staatnoch de verwerping der begrooting te
willeu voorstellen doch op te komen tegen de voort
durende verhooging dezer begrooting, tot de geestelijk
heid het verwijt richtende, dat zij de haar verstrekte
middelen gebruikte ter bestrijding van de republiek.
(De rechterzijde ontkende). Hij eindigde met een beroep
op de eendracht der linkerzijde om liberale hervormin
gen tot stand te brengen, welk terrein het eenige was,
dat de verzoening kon begunstigen. De heer Andrieux
wees op de verzwakking der republikeinsche gezindheid
in het land, waartegen de linkerzijde opkwam. De heer
Madier Montjau, eene opmerking van bisschop Freppel
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
herinneren den belanghebbenden
dat de verkiezing van vier leden voor de Kamer van Koop
handel en Fabrieken alhier zal gehouden worden ten raadkuize
dezer gemeente, op Donderdag, 16 Noveml er 1882, des
morgens van 10 tot 1 urewaarna de stembus onmiddelijk
wordt geopend.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
13 Nov. 1882. De Secretaris,
NUHOUT VAN DER VEEN.
BELGIE. In de zaak der gebroeders Peltzer zijn
gedurende het onderzoek voor ruim 5300 aan tele
grammen verzonden behalve de kosten der in Belgie
afgezonden rcgeeringstelegrammen en der door rechter
lijke ambtenaren op reis verzonden telegraijitnen. In
het geheel worden die kosten begroot op 7500.
ENGELAND. Lagerhuis. Den 10 antwoordde minister
Ashley op eene vraag van den heer Beach, dat de transvaal-
sche regeeriug den 8 Februari en den 8 Augustus dezes
jaars de halfjaarlijksche rente betaald hadmaar nog
niets van de beloofde f 1,200,000. Engeland had toe
gestemd in het wachten tot het einde van dit jaar, daar
de transvaalsche regeering werden hare verwachtingen
verwezenlijkt, dan ten minste f 600,000 ter vermin
dering van het kapitaal zal kunnen uitkeeren. Dien
zelfden dag verklaarde de onder minister van bui
tenlandsche zakendat de egyptische regeering wel
voorstellen betreffende het toezicht over de geldelijke
zaken gedaan had, maar dat nog geen besluit tot af
schaffing van dat toezicht uitgevaardigd wasen mi
nister Gladstone, dat hij ongenegen was toe te stemmen
in eene schorsing van de behandeling van het regle
ment van orde, om eerst over de motie van Northcote
betreffende Egypte te beraadslagen.
Den 11 werd Northcote's voorstel tot verwerping
van het eerste artikel tot herziening van het reglement
van orde verworpen met 304 tegen 260 st. en dat
artikel vervolgens aangenomen.
Ierland. Den 11 's avonds werd te Dublin eene
poging gedaan om rechter Lawson te vermoorden ter
wijl hij eene straat overstak. De politie-agenten die
hem vergezelden, wierpen den dader tegen den grond,
voor dat hij het pistool kon afschieten, en namen hem
gevangen. Hoewel hij opgaf Corrigan te heteen werd
hij dadelijk herkend als Patrick Delanay, een timmerman,
in 1870 wegens poging tot moord tot 5 jaren dwang
arbeid veroordeeld.
FRANKRIJK. In het Journal des Débats komt
een zeer uitvoerig artikel voor van den bekenden staat
huishoudkundige Paul Leroy-Beaulieu omtrent den
VI.
De avond was reeds gevallen. In de nauwe straten
van Bristol vooral voor Let stadhuis bewoog zich eene
dichte menschenmassa, want de aanhangers des Konings
hadden alle middelen in het werk gesteld, om hunnen
triumf zoo schitterend mogelijk te vieren. De geheele
stad was op de been, zelfs de in den haven ankerende
koopvaardijschepen waren van hunne bemanning ont
bloot, die of onder de krioelende menschonmenigte
rondslenterden of in de matrozenkroegen zaten te
drinken. De kaai en de haven waren geheel verlaten,
en het gewoel uit de stad loste zich daar op in een
dof geraas en een zwak licht, afkomstig van een op
het dak van het stadhuis brandend vreugdevuur spie
gelde zich in de donkere golven der rivier.
Eene slanke dicht in een mantel gehulde gestalte
liep, met den hoed diep in het gelaat gedrukt, de
kaai op, en op ongeveer honderd schreden achter
haar, volgde een tweede, die forscher gebouwd was.
Het waren Hartwood en Pitt. Toen zij de stad ach
ter zich hadden en door den dichten nevel die over
het water lag de oude knoestige eik als een spook
achtige reuzengestalte zichtbaar werd trok Hartwood
den dolk halverwege uit den gordel en zijne rechterhand
klemde zich vast om het heft van het wapen.
„Nu komt het er op aan," mompelde hij, terwijl
hij vooruit liepvoorzichtig rondziende. Dicht naast
de eik lag een bootwaarin twee roeiers zaten, tegen
den reusachtigen boom leunde een man in een werk
manspak met de handen in de zakken en een pijp in
den mond schijnbaar op de naderenden geen acht
slaande.
Toen Hartwood die zijn wantrouwen voelde verdwij
nen nader trad keek de werkman op en monsterde
hem van het hoofd tot de voeten zonder zich te ver
roeren.
„Op wien wacht gij, goede vriend vroeg Hartwood.
„Gaat je niet aan was het norsche antwoord.
„Misschien toch wel indien het bijjvoorbeeld bleek,
dat ik een bekende was."
„Daar zou ik nieuwsgierig naar zijn knorde de
ander, zonder de pijp uit den mond te nemen.
Hartwood boog zich tot^hem over en zeide halfluid
„Gerechtigheid
„Vrijheid en geloof! All right zijt^de rechte
man ga in de boot, als het u belieft."
Hartwood keek nog eens bedachtzaam om zich heen,voor
dat hij aan die uitnoodiging voldeed. Daar klonk een zacht
fluitje uit de richting vanwaar hij gekomen was. Hij
aarzelde weder en draaide het hoofd om. In hetzelfde
oogenblik voelde hij zich door twee sterke armen aan
gegrepen, hij stiet een schreeuw uit, poogde den dolk
te trekken maar te vergeefs. Twee nieuwe vijanden
waren gelijktijdig van achter,ideeik te voorschijn ge
sprongen wierpen zich eveneens op hem, rukten hem
op den grond en een harde vuist-drukte zich op zijn
mond om hem het schreeuwen te beletten.
Maar zijn schreeuw was reeds door Pitt gehoord.
Terwijl hij in wanhopig verzet met zijne aanvallers wor
stelde, kwam de smid met groote|sprongen aangeloopen.
„Moed moed brulde hij. „Ik ben er. Ban
dieten moordenaars laat hem los
Reeds was hij in Hartwoods nabijheid daar vloog
een man dezelfde die het waarschuwend fluitje gege
ven had uit het tuinhek te voorschijn waar hij op de
loer had gelegen stak behendig zijn been uitwaar
door de smid struikelde en wierp zich boven op hem.
„Hondsvotschreeuwde de smid.
„Sneljongens klonk de stem van den vermeenden
werkman, die met Hartwood gesproken had, „in de
boot met den kerel."
Hartwood voelde een slag op het hoofd en hij var-
loor zijne bezinning. Kapitein Braddon had zijne be
hendigste en krachtigste mannen uitgezocht, die huune
zaak verstonden.
Nauwelijks een halve minuut was de herkulische Pitt
door den onvoorzienen aanval opgehouden maar deze
korte tijd was voldoende om Hartwoods lot te besliseen.
In het oogenblik, dat de smid, den matroos bij de keel
grijpende en als een kind zich van het lijf schuddende,
opstond en zijnen tegenstander met een ontzettenden
vuistslag tegen den grond wierp werd Hartwood met
geboeide armen en beeneu in de boot getild.
„Vooruit, jongens!" klonk het bevel, eu de boot
schoot, door vier matrozen geroeid, pijlsnel voort,
jnist toen de smid den oever bereikte.
Een kreet van woede, kwam van zijn lippen, hij sprong
tot aan de borst in het water, alsof hij de boot zwem
mende zou kunnen bereikenwoelde in zjjn bor
stelig haar en sloeg zich met de vuisten op de breede
borst, herhaaldelijk den naam van zijn beschermeling
roepende en verwenschingen, scheldwoorden en vloeken
uitbrakende.
Een honend gelach was het antwoordmeer en meer
verdween de boot in nevel en duisternis.
De roeislagen waren reeds niet meer hoorbaar. D#
smid uitte een zware zuchthet hoofd zonk hem zwaar
op de borst en zijne armen vielen slap langs het lijf'.
Zoo stond hij een geruime poos alsof hij alle kracht
verloren had, een toonbeeld van radelooze wanhoop.
Hij kwam tot bezinning door een gedruisch dat de
matroos maaktedien hij tegen den grond had ge
slagen en die zich met moeite trachtte op te richten.
Bij het zien van zijn slachtoffer, brak zijne woede
weder in alle kracht los
„Hond gij zult mij voor alles boeten riep hij
wierp zich op den matroos vatte hem aan, trapte hem
^egen den grond en hield eerst met zijne barbaarsche