No. 9.
Vijf en tachtigste Jaargang.
1883.
ZONDAG
21 JANUARI.
Een adelaar die geen vlucht neemt.
FEUILLETON.
4 Gelijk voor de wet.
Prijs der gewone Advertentiën
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
EERSTE BLAD.
Officieel (Rebcclte.
(Eene spaansche vertelling.)
Een blauwtje.
UKMAABSCHE Mil Kt VI.
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door
het geheele Rijk f 1,
De 3 nummers 0 06.
Van 1—5 regels 0,75; iedere regel meer f 0,15.
Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALRMAAR
brengen ter algemeene kennis
dat heden op de gemeente-secretarie ter visie is gelegd het
aan hen ingediende verzoek, met, de bijlagen, van J. SWIER,
om vergunning tot het oprichten van eene broodbakkerij in
het perceel aan de Mient, wijk B, n°. 28, en dat op Vrijdag,
2 Eebruari 1883 's middags te 12 uren, ten raadhuize gele
genheid wordt gegeven, om tegen het oprichten van die bak
kerij bezwaren in te dienen.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
19 Jan. 1883. De Secretaris,
NUHOUT VAN DER VEEN.
P O L 1 O 1 E.
Ter terugbekoming is aan het Commissariaat van Polieie
het volgende gevondene voorhanden: een gewerkte zijden por-
temonnaie een rood kinderwantje, een schaats, een commissie
kaastwee parapluies een bruine handmof, eenig wit breiwerk,
een vierkant gouden tonnetje, een aanteekeningboekjeeen
gouden vingerring met plaatje, vier polderwagentjes, een mes
met zilveren heft,.
Verder zijn onder Oudorp gevonden een zilveren knipbeursje
met geld en een portemonnaie met geld.
Lijst van brieven, waarvan de geadresseerden onbekend zijn,
verzonden gedurende de 2e. helft der maand December 1882:
Wed. de Louw, C. Emond, mej A. Wigman, Amsterdam.
Van het hulpkantoor Egmcnd aan Zee
Mevr. C. van Aken Amsterdam.
Briefkaart: J. N, Muller, Amsterdam.
Dat Gamtietta's dood een belangrijke gebeurtenis is
voor de Eransche Republiek zoodat velen zich afvra
gen of de behoedzaamheid en het zelt bedwang, waar
toe het verlies van dien machtigen leider da republi
keinen moet nopen, sterk en bestendig genoeg zullen
zijn om den man te vervangen die in gevaarlijke oogen-
blikken de meerderheid tot de vereisehte eenstemmig
heid wist te brengen wordt algemeen erkend. Tot
nog toe openbaart zich een ernstige zin en is geen
spoor van radeloosheid te bespeuren maar de waar
borgen voor de toekomst ontbreken of schijnen twijfel
achtig. Van dit laatste blijkt niemand meer overtuigd
te zijn dan Prins Napoleon. Hij is daarenboven ge
lukkiger dan anderen die voor Frankrijk's toekomst
bezorgd zijnwant hij geeft tevens het middel tot
herstel aan de band en biedt zijn medeburgers den
waarborg aan die zjj in hun kortzichtigheid tot nog
toe niet hadden opgemerkten die geen andere is
dan een Napoleon.
In den morgen van den 16 Januari zag men te
Parijs een manifest aangeplaktwaarin deze Napoleon
tische Prins zijn landgenooten den weg wijst die hen
uit het rampzalig heden tot een schoone toekomst zal
leiden. Dat het heden rampzalig is in alle opzichten,
schijnt niet twijfelachtigals men den Prius hoort
spreken Frankrijk kwijnt zegt hij de groote
meerderheid der natie is met afkeer vervuld het
uitvoerend bewind is ve-zwaktonbekwaam en mach
teloos de Kamers hebben geen richting en geen
wj| (je partij die het gezag in banden heeftmis
kent haar eigen beginselen men heeft een republiek
beloofddie herstellen eu verbeteren zou maar die
belofte was een logen aan de ervaring gedurende
twaalf jaren met de parlementaire republiek opgedaan,
outbreekt niets meer gij bebt geen regeering meer
enz. enz.
Het spreekt van zelf, dat volgens het manifest alle
takken van staatsbestuur zoowel als 's lands welvaart
's lands invloed eer en gezag in den treurigsten toe
stand verkeeren. Het leger is overgeleverd aan den
overmoed van onbevoegden de ambtenaren zyn do
slaven der kleingeestigste kiezersbelangen de rechter
lijke macht verliest haar onafhankelijkheid en te gelijk
het besef barer roeping, de geldmiddelen worden ver
kwist, zware en slechte belastiugen gehandhaafd, de
eerste beginselen van het openbaar crediet miskend
de godsdienst wordt vervolgd in plaats van beschermd,
de ^handel lijdt door het opzeggen der traktaten van
1860, in Tunis was de buitenlandsche politiek in de
dienst van particuliere belangen in Egypte lat en
onverstandigen nergens in den vreemde vindt het
eens zoo machtige en beminde Frankrijk aanzien ol
vrienden meer.
Vermoedelijk zal menigeen behoudens de overdrij
ving die in zulke s ukken onmisbaar is erkennen dat
er in vele opzichten waarheid schuilt in deze optelling
van gebreken misgrepen en tekortkomingen. Zelfs in
een staat en een ma .techappij waarvan meer goeds zou
te zeggen zijn dan van Frankrijk is altijd nog zoo veel
gebrekkigs, verkeerds cn onb.lyh' dat mets gemak
kelijker is dan een zondenregister te schrijven van re
geering en bestuur, wanneer men maar eenmaal stil
zwijgend en als van zelf sprekend aanneemt, dat zij van
alles de schuld dragen. Ook in Frankrijk zal het aantal
ontevredenen of onbevredigden groot zijn, eu elk van hen
zal in deze of gene zinsnede van het manifest iets vin
den waarmee hij volkomen instemt,. Vereenigen nu al
die ontevredenen op verschillende punten zich tot een
koordat natuurlijk alleen hierin overeenstemt dat
het ontevreden is, maar overigens zoo wijd mogelijk in
inzichten en wenschen uiteenloopt dan kan hunne
stem eerder dan men het verwacht, het k:rakter of
althans den schijn verkrijgen van een volksstem. Voor
beelden daarvan dringen zich in menigte bij ons op.
De volksmenigte vooral door deze of gene uitdrukking
getroffen teleurgesteld in ongegronde, misschien licht-
aardig opgewekte verwachtingen en te vergeefs de ver
vulling verbeidende van dwaze, onvoorzichtige of mis
III.
Toen de vreemdeling den volgenden morgen na
eenen verkwikkenden slaap ontwaakte, vond bij zijne
kleederen gedroogd en schoon gemaakt op een rieten
bankje vóór zijn bed en toen Sancho hoorde dat zijn
gast wakker was haastte hij zich hem frisch water te
brengen en bem te vragen waarmede hij hem verder
van dienst kon zijn.
„Uw paard is weer zoo vroolijk als een lammetje in
de weide, zooals ik 't u gisteren avond voorspelde,
Sennor Cabellero Het ontbijt wacht u. Indien gij, na
afloop daarvan, gelieft op te breken, zal ik u een eind-
weegs door de Sierra Ronde begeleiden tot aan den
grooten weg naar Sevilla. Verkiest gij echter nog lan
ger onder mijn dak te vertoeven dan is 't mij nog
liever."
„Dank Don Sancho voor uwe gastvrijheid ant
woordde de vreemdelinggij hebt u uitmuntend van
dien plicht gekweten. Indien gij 't goedvindtzal ik
echter liever dadelijk na het ontbijt mijnen weg ver-
vo'gen mijne jachtgezellen zullen mij Btellig overal
zoeken."
„Zeer goed Sennor Ik hoop, dat gij de spijzen, die
mijne vrouw u zal voorzetten eer zult aandoen."
De Yreemde at met graagte, doch bleef zwijgen en
als beleefd gastheer waagde Sancho 't niet hem met
spreken lastig te vallen.
Kort daarop nam de vreemde van Sancho's huisge-
nooten een hartelijk afscheidwaarbij hij Adèle met
een vriendelijk gebaar de ronde wang streelde en be
steeg toen zijn paard dat hem met vroolijk gehinnik
en trappelend stond te wachten.
„Wees zoo goed mij maar te volgen, Sennor, ik zal
u den weg door het gebergte wijzen zeide Sancho,
die op een muildier gezeten vooruit reed „en laat
het paard gerust den vrijen teugel. Het dier loopt
aan zich zeiven overgelaten, op deze smalle paden veel
voorzichtiger dan ouder de lei ing van zijneu ruiter.
„Thans, Sennor, kunt gij niet missen," sprak einde
lijk weer Sancho, na, zonder dat er bijna een woord
tuBschen hen gewisseld was meer dan twee uren ge
reden te hebben. „Volg dit pad; binnen een half uur
brengt het u op den grooten weg naar de stad. Tot
weerziens en God behoede u
De vreemdeling gespte zijn jachtmes van zijnen gor
del los.
„Wilt gij dit wapen als een geschenk van mij aan
nemen Don Sancho f"
„Indien 't een eenvoudig mes was Sennor Cabellero
van harte gaarne 1 Maar 't is wezenlijk te kostbaar.
Vergeef mij dus dat ik weiger het aan te nemen."
„Neem het gerust, Don Saucho; gij doet mij genoe
gen er mede zeide de vreemdeling op bijkans beve
lenden toon.
„Indien gij 't volstrekt wilt, Sennor, goed, dan zal
ik 't aannemen. Ik dank u. Het zal mij steeds een
aangenaam aandenken blijven aan mijnen gast. Mijn
zoon zou 't als zoodanig van mij erven, indien ik
er een bad maar helaas deze zegen is mij door den
hemel ontzegd
„Gij zult echter een schoonzoon krijgen en die kan
't even goed erven. Een meisjeals uwe Adelezal
't stellig aan aanzoeken niet ontbreken. Is 't wel?"
„Daarvoor ben ik ook niet bang Sennor Maar een
eenig kindte meer als het een meisje is wordt ge
woonlijk vertroeteld en bedorven, en daardoor dikwijls
eigenzinnig."
„Gij moet het meisje nooit dwingen in dit opzicht;
de liefde moet altijd een vrijwillig geschenk blijven.
dadige voorspellingenis maar al te zeer gereed om
het bestaande te veroordeelen en een nieuwe proef te
wagen langs een anderen weg indien maar de weg
wijzer baar iets kan toonen dat haar hart treft en haar
verbeelding levendig maakt. Is Prins Napoleon daarin
geslaagd en is bij de man om dit in Frankrijk te kun
nen doen
Dat er om het manifest van dezen Bonaparte ge
lachen wordtbeteekent op zich zelf niet veel. Ook
over een anderen Prins Napoleon die bij zijn aanslag
te Straatsburg zoo spoedig gevangeu werd genomen
en later te Boulogne ondanks den afgerichten adelaar,
die hem boven het hoofd zweefde een nog treuriger
figuur maakte, heeft men zich vroolijk gemaakt, en
evenwel is die Prins Keizer van Frankrijk geworden
maar die pretendent bevond zich overigens in veel
gunstiger omstandigheden dan de tegenwoordige. Hoe
roekeloos zijn aanslagen ook mochten zijn bij liet het
niet bij een manifest of een brallende proclamatie maar
voegde de daad bij het woord een vermetele on
zinnige daadmaar die toch door oaar vermetelheid^
althans dezen indruk maakte dat de pretendent zelf
vast vertrouwde op de zaak die hij voorstond zonder
weifeling geloofde ia zijne roeping en daarom geen
gevaar ontzag. De tegenwoordige Prins Napoleon doet
alleen eenige duizenden bladen papier aanplakken en
blijft overigens rustig thuis, waar hij bedaard en kalm
wordt gevangen genomen. De pretendent van 1836
en 40 wees het Franscbe volk op Napoleon I en pre
dikte wraak over Waterloo. Na dien tijd is er echter
een Napoleon III geweest, en de Bonapartistische pre
tendent van onze dagen moet zich den erfgenaam van
beide Keizers noemen. Nu is het verschil tusschen de
voorstelling die de Franschen onder Louis Philippe zich
maakten van den eersten Keizer en het eerste Keizer
rijk en het beeld dat onder de tegenwoordige Fran
schen leeft van den tweede Keizer en zijne daden, zeker
niet gering. Het eerste Keizerrijk was nu eenmaal in
de verbeelding van millioenen Franschen het tijdperk
van Frankrijks grootheid en Frankrijks roem. Het lijk
des Keizers was teruggebracht aan de oevers van de
Seine en zijno tombe onder den prachtigen dom der
Invalieden was voor het volk een heilig graf. De naam
van Waterloo riep een neder'aag in het geheugen
maar in het oog van geen rechtgeaard Franscbman
verduisterde die nederlaag in de geringste mate den
roem van den held van Jena en Austerlitz Wagram
en Marengo. Sedan vertegenwoordigt ook een neder
laag maar den nederlaag van den Keizer zeiven en van
zijn werk. In 1815 was ook alles verloren, evenals in
1870, maar met Frans I konden de Bonapartisten van
1815 er bijvoegen: „behalve de eer," en wie durft
dat zeggen van den slag bij Sedan Daar ligt het
verschil, en dat is voor een Bonaparte doodelijk.
Napoleon III wist steun te vinden bij het leger en
de geestelijkheid. En deze Prins Napoleon wat is hij
in de oogen van het leger? De zieke gedurende den
Welnu, vaarwel, Don Sancho, nogmaals dank voor
uwe gastvrijheid."
„Goede reis, Sennor Cabellero
Nauwelijks had de vreemdeling een kwart mijl verder
geredentoen een verward rumoer van jachthoorns
hondengebas en menschelijke stemmen zijn oor bereikte.
„Ha ha zeide hij bij zich zeiven, „men zoekt mij!'
En ook hij zette den prachtigen jachthoorn aan den
mond om zich door het zoekende gezelschap te doen
verstaan en het duurde niet lang of by was omringd
door een groot aantal jagers te voet en te paard die
hem allen met den meesten eerbied begroetten en in
wier gezelschap hij zijnen weg naar de stad vervolgde.
Toen Sancho Zerburo voor zijne Cam weer van zijn
muildier steeg vond hij daar Antonio Hermandez, die
met de vrouw des huizes onder de warande zat te keu
velen.
„Wees welkomAntonioriep hem Sancho toe.
„Wat voert u tot ons? Stellig wilt ge iets te weten
komen van onzen voornamen gast die den afgeloo] en
nacht in ons huis heeft doorgebracht. Nu, ik denk,
dat moeder en dochter niet hebben kunnen zwijgen
en gij op dit punt reeds volkomen zijt ingelicht. Maar
waar is Adèle? Gewoonlijk laat zij zich niet wachten^
als menschen, gelijk Antonio Hermandez, de Casa van
Sancho Zerburo bezoeken. Maar vóór alles moeder
moet gij ons wat te drinken geven wees zoo goed en
breng ons een kruikje anijswater dat zal Antonio zoo
wel als mij smaken, zou ik meenen."
Antonio Hermandez was een slank, stevig jongeling,
wel wat links en onbeholpen in houding en manieren,
maar overigens een volbloed zoon van Sevilla. Even
als Don Sancho was hij veefokker, wiens bezitting iets
verderop in een nauw dal gelegen was.
Ofschoon zijne kudde lang niet zooveel koppen
telde als die van Sancho was hij toch welgesteld genoeg
om in ernst aanzoek te kunnen doen om de hand
van Adèle.
Deze kwam weldra met hare moeder die de kruik