No. 12. Vijf en tachtigste Jaargang. 1883. FEUILLETON. Gelijk voor de wet. Hugo de Groot. ZONDAG 28 JANUARI. EERSTE BLAD. Prijs der gewone Advertentiën Dit nummer bestaat uit twee bladen. ©fBciccl CBcbccltc. Nationale Slilitie. (Eene spaansche vertelling.) VI. In Sevilla. UktlUIISllll Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag-en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1, De 3 nummers O 06. COURANT. Van 15 regels ƒ0,75; iedere regel meer ƒ0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS- TER ZOON BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter algemeene kennis: dat de LOTING der in 1882 alhier voor de Militie inge schrevenen zal geschieden op ZATERDAG, 17 FEBRUARI aanstaandeten Raadhuize der gemeente Alkmaar. Zij worden mitsdien opgeroepen om op dien dag, des voor middags ten 9% ure, zich aldaar te bevinden, om te loten en opgave te doen van de redenen van vrijstellingdie zij ter zake van de Militie vermeenen te moeten inbrengen. Indien zij vermeenen vrijstelling te kunnen erlangen wegens broederdienst of op grond van te zijn eeniqe wettige zoon moe ten zij op Donderdag1 Maart e.k., des namiddags ten 6 ure, op het Raadhuis verschijnen, ieder vergezeld van twee bij den Burgemeester bekende en ter goeder naam en faam staande meerderjarige ingezetenendie het vereischte getuigenis kun nen afleggen en het aldaar op te maken getuigschrift onder teekenen. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. MAGLAINE PONT. 26 Jan. 1883. De Secretaris, NUHOUT VAN DER VEEN. De ingeschrevenen voor de NATIONALE MILITIE te ALKMAAR in 1882, die vermeenen wegens eenigen zoon of broederdienst recht op vrijstelling te hebbenworden ver zocht ter gemeente secretarie de noodige opgaven te doen tot bet in orde brengen der daartoe vereischte stukken. Onderstaande personen worden verzocht zich ter gemeente secretarie aan te melden: Adriana Elisabeth Jansenlaatste woonplaats Wormerveer. Cornells van Stam, 1. w Utrechtj Johannes Molenaar, 1. w; 's Gravenhage; Jan Uogetoorn1. w. de BeemsterPaulus Marius van Driest, Eriedrich Kohier, Catharinavan Weenen, Johan Heinrich August Wulfert. VERGADERING van den RAAD der gemeente ALK MAAR, op Woensdag 31 Januari, des namiddags te 12®, ure. Namens den Voorzitter van den Raad, De Secretaris, NUHOUT VAN DER VEEN. P O L I C I E. Ter terugbekoming is aan het Commissariaat van Policie het vol erende gevondene voorhandeneen zilveren ring met dito plaatje een achterkrat van een wagen, een wit boezelaar, een groote vilten manshoed een kinderportemonnaie met eenig geld, een wollen vrouwenmuts, eeu paar huissleutels, een kin- derwant, een commissiekaas, een geel zijden knipje, een para- pluie, een gouden tonnetje van een horlogekoordje, een notitie boekje, gemerkt ploeg n° 8 en H. van der Kwast. Te bevragen bij den Burgemeester van Üudorp een zilveren knipbeursje met geld en een portemonnaie met geld. Ongeveer vier dagen later, zat, in een dier fabel achtig rijke zalen van het Alcazar, voorzien met heer lijk beschilderde gewelfde plafonds 'die op hare beurt werden gesteund door kunstig gebeeldhouwde zuilen en trotsche bogen boven deuren en vensters de koning op zijnen troon omgeven door de grooten en edellie den van zijn hof. Een weinig ter zijde van den troon aan een klein tafeltje zat Don Ruiz Eeria's konings geheimschrij ver, terwijl aan de andere zijde onder de schaar van edellieden en hooggeplaatste personen Don Juan de Albuquerque, 's konings eerste gunsteling, gezeten was. Op de trappen van den troon, links van den koning, stond Sancho Zerburo in demoedige houdingen. zeer eenvoudig gekleed. Aller oogen waren vol verwondering op hem den vreemdeling, gericht, waarover de koning zich in stilte scheen te vermakenwant van tijd tot tijd vloog een schalksche glimlach over zijn gelaat. De plechtigheid van de begroeting des konings was eindelijk afgeloopen toen de vorst zijnen secretaris een teeken gaf en deze met een zilveren hamertje sloeg op een kiokje van hetzelfde metaaldat voor hem op de tafel stond. Onmiddelijk verscheen de bevelhebber van de paleis wacht. „Voerl den Sennor Gubernatore en de Sennores Ventiqua- iros binnen zeide de secretaris, „de koning beveelt het." vierentwintig. i. Den tienden April van dit jaar zal het drie eeuwen geleden zijn, dat Hugo de Groot, de zoon des Burge meesters van Delft Johan do Grootwerd geboren. In zijn geboortestad ligt ook zijn lijk, en een Latijnsch grafschrift meldt ons de verdiensten van dit „Wonder van Europa", dat gedurende eeu groot deel van zijn leven in ballingschap buiten zijn vaderland omzwierf en in den vreemde den laatsten adem uitblies. Thans wenscht men zijn nagedachtenis te eeren door de op richting van een standbeeld, en onder de Nederlanders, die voor zulk eeu eerbewijs in aanmerking mogen ko men, verdient hij ongetwijfeld onder de eersten ge noemd te worden. Als kinderen hebben velen onzer op de school een levensschets van dit „Delftsch orakel" gelezen en wij verbaasden ons over den knaap, die op zijn achtste jaar Latijnsche verzen maakte, niet minder dan de leergie rige „Jan" uit ous schoolboek wion „de vader" op zijn verzoek een en auder omtrent onzen beroemden landgenoot verhaalde. Wy hoorden met ontzetting, hoe hij nog geen twaalf jaar oud te Leiden student werd, op zijn veertiende jaar aldaar in het openbaar s ellingen over wiskunde, wijsbegeerte en rechtsge leerdheid verdedigde en na Oldenbarneveld op een reis naar Frankrijk vergezeld en aldaar den doctorstitel verkregen te hebben op vijftienjarigen leeftijd zich te 's Gravenhage vestigde als advokaat. Toen hij achttien jaar oud was, droegen de Staten van Holland hem het schrijven van eene geschiedenis van den opstand op en op zijn 24ste jaar was hij advokaat-fiskaal bij het Hof' van Holland en Zeeland. Het is bekend hoe hij bij de kerkelijke en staatkundige twisten van het begin der 17de eeuw, vooral na zijn benoeming tot pensiona ris van Rotterdam zich een warm aanhanger van Ar- minius en een ijverig verdediger der Staten vau Holland betoonde tegen de Algemeene Staten en Prins Maurits. Wij kennen zijn gevangenneming, zijn veroordeeling tot levenslange gevangenis en zijn ontsnapping uit Loevestein in een boekenkist in 1621 en wij herin neren ons de namen van Maria van Reigersbergen Elsje van Houweningen en Daatselaar. Gedurende zijne bijna tweejarige gevangenschap schreef hij onder anderen zijn Inleydinge tot de Eollanlsche rechtsgeleertheit, waardoor hij een weldaad bewees aan de reebtsbedee- ling in zijn vaderland. De Groot vluchtte naar Parijs en ontving er een jaargeld van 3000 livres (omstreeks f 1400) waarvan de uitbetaling echter veel te wenscben overliet. Er schijnt uitzicht gegeven te zijn op geregelde uitkeering en misschien verhoogingindien hij kon besluiten tot de Roomsch-Katholieke godsdienst over te gaan. „Wees gerust," schreef de Groot aan zijn vriend Vossius, den Amsterdamschen Hoogleeraar„Wat mijn gods- De kapitein boog en vertrok en bijna onmiddelijk daarna traden de leden van den achtbaren raad der vierentwintig, met Don Rodriguez Rojashun presi dent en gouverneur van Sevilla aan hun hoofd met zijne staf, het teeken zijner waardigheid in de band, do troonzaal binnen. De koning verhief zich van zijnen zetel en allen bogen de knie. „Don Rodriguez Rojas, gouverneur van Sevilla en president van den raad der vierentwintigbegon de koning op gestrengen toon „het is uwen vorst ter oore gekomen dat gij het ambtdat gij uit zijne han den hebt ontvangen, slecht bekleedt. In Sevilla's stra ten wordt voortdurend en ongestraft geroofd geplun derd en gemoord. De straatsfeenen schreeuwen het uit. en de musschen tjilpen het van de daken, al leen gij schijnt het niet te weten of niet te willen weten want de roovers en de moordenaars de rust verstoorders en gauwdieven zijn God vergeve 't hun edelliedenzijn uws gelijken. Daarom zijn uwe oogen blind voor het kwaad, door hen bedreven; de weeg schaal van het recht weegt in uwe handen met valsch gewicht „Genade stotterde Don Rodriguez doodsbleek. „Zwiig donderde de koning hem toe met eene ge weldige stem en zijne oogen schoten vonken „zwijg Don Rodriguez en leg uwe Bara neder aan den voet van den troon en ga dan uit mijne oogen want bij den Hemel ik wil u nooit wederzien Met knikkende knieën schreed de ontslagen gouver neur tot voor den troon knielde daar neder en legde met bevende hand zijne staf op een der trappen neder. Hij trachtte den voet van den koning te kussen, dien deze evenwel met een toornig gebaar ijlings terugtrok, en Don Rodriguez, geen genade meer hopende veriiet achteruit loopend de zaal. „Geef mij de staf, Don Juan," zeide de koning tot zijnen gunsteling Albuquerque. ambtsstaf. dienstig geloof aangaatzal ik nooit iets doen dat mijner onwaardig is. Indien ik er toe had kunnen komen om tegen mijn overtuiging te belijden zou dat verschrikkelijke vonnis nooit tegen mij zijn uitgesproken, en zou ik na dat vonnis niet zulk een langdurige ge vangenschap hebben moeten ondergaan Eindelijk hield de uitbetaling van het jaargeld geheel op. Waarom? Wat de Groot aan zijn vader sehrijft, is duidelijk genoeg om ons de reden te doen vermoeden. „Indien ik" schrijft hij— „met terzijdestelling van mijn vaderlands liefde mij geheel aan Frankrijk kon geven zou ik voor de toekomst alles te hopen hebben. Nu staat de liefde voor mijn ondankbaar vaderland mijn voorspoed in den weg." Ma tien jaren in Frankrijk onder tegenwerking van den gezant der Nederlandscbe Republiek met financi- eele moeilijkheden geworsteld maar te gelijk door de uitgave van zijn werk De jure belli ac pacis (over het recht des oorlogs en des vredes) zich een Europeesche vermaardheid verworven te hebben, beproefde de Groot in het najaar van 1631 naar zijn vaderland terug te keeren. Hij kwam te Rotterdam waar hij als pen sionaris een zestal jaren met al zijn ijver en talenten had gearbeid maar vond er wel veel welwillendheid bij bijzondere personen maar geen verandering te zijnen opzichte bij de Regeering. Heimelijk bracht hij ook een bezoek aan Amsterdam waar Vondel hem verwelkomde met de schoone verzen waarvan de aan hef lu'dde Wat saelge windt is 'tdie van 't Leliestrand Den stroom op in 't ondanckbre Vaderland Hervoert het Delfscbe wet-orakeldat Gekofïert als een kostelijcke schat Weleer de bange Maes afdrijven quatn Totdat de Seine 't in haar armen nam Aan verzen ontbrak het bij die gelegenheid niet. Vondel herdacht „Huygh de Groots verlossing" in het gedicht, waarvan wij niet kunnen nalaten de eerste regels nog eens in herinnering te brengen. Het zijn de bekende Geweld van wallen dubble gracht Ontruste honden, wacht bij wacht, Beslage poorten ysre boomen Geknars van siotwerek breede stroomen En d' onvermurwde kasteleyn Versekerden op Loevesteyu Den Grooten Huygen buy ten duchten Van in der eeuwigheyd t' ontvlugchten Ten waer sijn schrandre gemalin En druckgenoot en kruysheldin Een eerlijcke uytkomst had gevonden En hem van lang verdriet ontbonden. Ook Hooft greep naar de lier, en zong den beroem den landgenoot toe O blaakende vernuft zoo puur Als 't roekelooze starrevuur, Wanneer hem wolk noch schaduw let! Deze voldeed onmiddelijk aan het bevel. „Don Sancho Zerburo," aldus wendde zich de koning nu tot dezen „ontvang uit de hand van uwen koning de ambtsstaf, het teeken uwer waardigheid als gouver neur van Sevilla en president van den raad der vier entwintig, oefen van nu af recht en gerechtigheid in Sevilla zonder aanzien des persoonsvolgens de wetten van uwen koning waarvoor iedereen in Sevilla voortaan gelijk zal zijn In eerbiedige houding nam Sancho Zerburo de staf uit de handen van den koning aan. „En gij, Sennoros Fentiquatros," ging de koning voort, „gij zult zorg dragendat een ieder, wien het ook zij, dien uw president van uwe rechtbank daagt, ook daarvoor verschijnteen iederverstaat gij wie het ook wezen mogeBij den Hemel Sennores neemt u in achtdat gij stipt en eerlijk dienovereenkomstig handelt „En gij Don Sancho Zerburo zult onmiddelijk uw ambt aanvaarden." Op een teeken van den geheimschrijveropenden hellebaardiers de groote vleugeldeuren der zaal en allen vertrokken rugwaarts. Yol verbazing vernam Sevilla de zonderlinge tijding, dat de koning een eenvoudig landedelman, Don Sancho Zerburotot gouverneur der stad eu tot president der opperste rechtbank had benoemdmaar 't duurde niet lang of het ondervond de vastheid van de hand die het bestuurde. Sancho's eerste werk als gouverneur was alle lijf wachten met hunne onderbevelhebbersdie zich aan omkoopiug hadden schuldig gemaakt, uit den dienst te ontslaan. Daarna richtte hij eene geheel hervormde lijfwacht op, waartoe hij bijna uitsluitend menschen uit het gebergte koos, wier eerlijkheid en getrouwe plichts betrachting hij kende. Aan deze lijfwacht droeg hij den veiligheidsdienst op de Straten van Sevilla, en in hare gelederen balais luitenant ook de afgewezen minnaar Antonio H<jrmandez eene plaats gevonden.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1883 | | pagina 1