No. 48.
Vijf en tachtigste Jaargang.
1888.
Naar aanleiding van den brief
van Mr. S. van Houten.
ZONDAG
22 A PEIL.
Prijs der gewone Advertentiën
Dit nummer bestaal uit twee bladen.
EERSTE BLAD.
Wegens plaatsgebrek zijn wij ge
noodzaakt ons feuilleton ditmaal
achterwege te laten.
Builcttlaub.
Ai kimiiscui: courant.
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 8 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door
het geheele Kijk f 1,
De 3 nummers 0.06.
Van 15 regels f 0,75; iedere regel meer f 0,15.
Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HEEMs. COS-
TEE ZOON.
De brief van het lid der Tweede Kamer, den heer
van Houten, heeft natuurlijk tot nieuw geschrijf aan
leiding gegeven. Of echter het publiek daardoor veel
wijzer is gewordenvalt te betwjfelen. Wij kunnen
dien brief en de bedenkingen daartegen ingebracht
niet punt voor punt in behandeling nemen. Dat zou
wat al te veel ruimte eischen en misschien liepen wj
daarbij gevaardat het geduld onzer lezers ons halver
wege in den steek zou laten. Wij moeten ons der
halve in menig opzicht op hun gezond oordeel en hun
geheugen verlaten. Wij kunnen niet telkens herhalen,
wat reeds meermalen is medegedeeld en waarop bij ver
schillende gelegenheden is gewezen hoe noodig die
herhaling dikw jls ook moge blijkenzelfs voor hen
die in het openbaar de politieke zaken bespreken. Zoo
schrijft de heer de Kanter in de Nieuwe Rotterd. Ct.
aan Mr. van Houten in een tweeden brief, waarin hij
zijn dank betuigt voor de gegeven inlichtingenmaar
zeer natuurlijk, meer licht wenschelijk acht, dat, iudieu
zekere beschouwing van den heer van Houten juist is,
allen in de war zijn die mesnen, dat de val der kana
lenwet de oorzaak was van de crisis in 1879. De val
der kanalenwet de oorzaak van de crisis oogetwijfeld,
maar weet men dan nietwat daarop is gevolgd
Weet men dan niet dat de heer Kappeyne, op
nieuw door den Koning tot het vormen van een Mi
nistens uiigenoodigd zich daartoe bereid verklaarde,
indien Zijne Majesteit hem wilde machtigen tot bet
voordragen van een gedeeltelijke Grondwetsherziening
in den geest eener door hem ontworpen schets Weet
men niet dat twee leden van het door den heer Kap-
peyne gevormd Ministerie zich tegen dat denkbeeld
van Grondwetsherziening verklaarden en dat de Ko
ning daarop bezwaar maakte om de gevraagde mach
tiging te verleenen Nog eens, wij kunnen die geheele
geschiedenis niet telkens opnieuw herhalen maar uit
dit staaltje zal blijken hoe moeieljk een gedachten-
wisseling is met personen die den loop der politieke
zaken zoo onnauwkeurig volgen of zulk een zwak ge
heugen hebben.
Indien men aanneemt had de heer van Houten ge
zegd dat er zes of acht weerstrevigen onder de libe
ralen in de Kamer zijn dan is de onmacht van den
heer Gleichman en zijne vrienden wel duidelijk geble
ken. Waarom heeft hij dan toch geen Ministerie ge
vormd Een zes- of achttal malcontenten in de eigen
partij moet ieder Ministerie kunnen trotseeren. Gj
vergist u antwoordt de heer de Kanter ik bereken
het aantal liberalen in de Kamer op 47 en het aantal
hunner tegenstanders op 39 als er nu onder die 47
nog 6 of 8 onwilligen zijn dan zou ieder staatsman
die het met zulk een meerderheid eens wilde probeeren,
onverantwoordelijk handelen. Al aanstonds moeten
wij opmerkendat wij het met die stelling volstrekt
niet eens zijn. Het is volkomen juist wat de heer van
Houten van den heer Gleichman en zijne vrienden zegt:
„Hadden zij regeerkracht en een aannemelijk programma,
dan moest het hun gesteund door hunne echo's in de
dagbladpers, gemakkelijk zijn den tegenstand der wei
nige Kappeynianen te overwinnen ook al werden deze
niet door de bloote zucht naar zelfbehoud van opposi
tie tegen goede maatregelen terruggehouden." En niet
minder waar is hetgeen hij verder zegt „Ik heb nog
geen ministerie gekend dat niet met de tegenwerking
van een grooter aantal leden zijner eigene partij had
te rekenen." Maar de hoofdvraag is is er werkelijk bij
de pogingen tot Kabinetsformatie tegenwerking van hen
ondervonden De heer van Houten sprak onderstel-
lender wijsen beweerde alleendat indien zij zich
had geopenbaard men er zich niet aan had moeten
storen. Maar merkt nu op wat de Kanter verder
schrijft: „Waren de voorstellen die Gleichman tot con-
ciliatie deed ongeschikt en niet aannemelijk wat
ik geneigd ben na uw antwoord te gelooven waarom
is dan de oprechte zucht tot samenwerking van de 7
en hun hoofdman niet gebleken door het doen van
tegenvoorstellen door het samen wikken en wegen en
overleggen, totdat het einde was: overeenstemming?"
Ziedaar altijd weer hetzelfde uit de lucht gegrepen
denkbeeld dat er onderhandeld en overlegd is. Hoe
dikwyls moet het toch herhaald worden er zijn geen
voorstellen gedaan en van tegenvoorstellen kon dus
geen sprake wezen? Maar het wordt vervelend, a'tijd
weer hetzelfde ie zeggen en te bespeuren dat de tegen
partij doof is.
Een tweede schrijver tegen den heer van Houten
en naar aanleiding daarvan natuurlijk tegen den alge-
meenen zondenbok dezer dagen den heer Kappeyne
is de A msterdamsche hoogleeraar Spruyt. Voor zoover
de hoogleeraar zich tegen het algemeen stemrecht en
's heeren van Houtens strijd tegen „het kapitaal" ver
zet kunnen wij zijn antwoord ter zijde laten. Ook wij
zijn in dat opzicht overtuigde tegenstanders van den
afgevaardigde uit Groningen; de waarschuwing aan de
kiezers had de hoogleeraar echter veilig kunnen sparen,
want de heer van Houten heeft zijne leer steeds met
groote volharding bij elke gelegenheid van de daken
verkondigd. Wij hebben voor het oogenblik alleen te
doen met de houding van de Groningschen afgevaar
digde voor zoover de tegenwoordige crisis betreft. Hoe
is het mogelijk, was gevraagd, dat de heer van Houten,
die iu 1878 bij den Minister Kappeyne een zoo kracb-
tigen tegenstand tegen het algemeen stemrecht vond,
thans zijn stem doet hooren voor een ministerie-K ap-
peyne? Bij een weinig nadenken had men waarlijk het
antwoord zelf wei kunnen vinden. De heer Kappeyne
wenscht herziening van de bepalingen der Grondwet
omtrent het kiesrechtgelijk eigenlijk thans zoo onge
veer iedereen wil. Het eenige verschil van inzicht
tusschen hem en den heer Gleichman bij voorbeeld
bestaat alleen hierin dat hij een gedeeltelijke Grond
wetsherziening voorstaatwaarvan de ontwerpen thans
reeds kunnen worden gereed gemaakten de anderen
een algemeene herziening wenschen die nog moet wor
den voorbereid. Allen willen de bepaling wegnemen,
dat alleen het betalen van zekere som in de directe
rijksbelastingen aanspraak geeft op kiesbevoegdheid.
Men weetdat Thorbecke reeds in 1848 daarvan een
tegenstander was en de zoogenaamde capaciteiten wilde
opgenomen hebbenen dat vrij algemeen thans aan
andere kenteekenen van zekere maatschappelijke onaf
hankelijkheid bij voorbeeld de huurwaarde van het
woonhuis zooals in Engeland de voorkeur wordt ge
geven boven het betalen ubelasting waardoor tus-
seheu het kiesrecht en het belastingstelsel een band
wordt gelegd die elke poging tot hervorming van het
eene zoowel als van het andere in hooge mate belem
mert. Afschaffing van den censuswil men maar
daarom geen algemeen stemrecht. Men kan daarna
de kiesbevoeg iheid zoo ruim of zoo beperkt maken, als
men wenschelijk oordeelt. Nu spreekt het van zelf,
clafc de heer van Houten gaarne wil medewerken tot
Grondwetsherziening. Het ligt voorts in den aard der
zaakdat hij zich verder zal beijveren om het alge
meen stemrecht, bij de latere regeling zooveel mogelijk
te naderen, en dat hij hoopt daarbij door de openbare
meening gesteund te worden. Dat zijn streven in de
beide Kamers der Staten-Generaal bijval zal vinden, is
echter vrij wel ondenkbaar. Wat alzoo de afschaffing
van den census betreft, zegt de heer van Houten",
,.loopen onze wegen samen en aan den heer de
Kanter schrijft hij „Van harte wenschende dat de
census worde afgeschaften wetende dat Kappeyne
zijne beproefd sterke schouders er onder zetten wil
we k ik naar vermogen mede om hem die taak te zien
opdragen. Is het u geen bezwaar zoo vraagt gij ein
delijk, dat hij met uwe richting slechts ten halve
meegaat Onder de bestaande omstandigheden niet.
Was de Staat van zaken zoodanig dat grootere stap
pen dan waartoe Kappeyne medewerkt, gedaan konden
worden mijn advies zou anders luiden."
Dat alles is vrij duidelijk zouden wij meenen. De
heer Spruyt vindt echter in deze woorden voldoenden
grond voor het vermoeden, dat de heer Kappeyne,
de man die in 1878 openlijk in de Kamer verklaarde]
dat hij de invoering van het algemeen stemrecht niet
wenschte te beieven een geestverwant vau den heer
van Houten isen nu eens „als een roode radicaal"
zou willen optreden. Van Bouten, zegt hij, wordt
gedreven door bittere vijandschap tegen „de Kroon" en
„het kapitaal", en „hij houdt Kappeyne voor den Sim-
sondie deze pilaren kan doen waggelen op hunne
grondvesten." - Men ziet hetde voorstelling is vol
komen onjuist; maar tegen Kappeijne schijnt men te
genwoordig ieder bruikbaar waj en ook geoorloofd te
achten. Hij moet boeten voor alle zonden en tekort
komingen, en om hem te slaan is elke stok goed genoe».
BELGIE. Het leeningsontwerp is door den Senaat
met 45 tegen 2 stemmen aangenomen.
De Kamer nam de begrooting van buitcnlandsche
zaken zonder hoofdelijke stemming aan eu stond 200,000
toe voor het ameublement van het nieuwe paleis van
justitie.
Omtrent de ongeregeldheden te Antwerpen is het
volgende gebleken. Het gemeentebestuur had met eeue
belgisehe maatschappij en een bankiershuis te Parijs
eeue voorloopige overeenkomst gesloten tot oprichting
van graan-elevators. Over het nut dezer zaak bestond
eenstemmigheid maar bij den arbeidenden stand was
de vrees ontstaan, dat de werklieden door die,oprich
ting overbodig en alzoo broodeloos zouden worden, ter
wijl sommigen bezwaar zagen in het te verleenen mo
nopolie wellicht voor den duur eener eeuw, aan eene
buitenlaudsche geldmaatsehappij. Daar door ontstond
zulk een verzetdat die overeenkomst den 18 door
den gemeenteraad verworpen werd.
ENGELAND. In den avond vau den 17 werd te
Londen, dicht bij de kathedraal van Salisbury, een doos
ontdektvoigens algemeen gerucht inhoudende 25 pond
buskruit en een lont. De bisschop ontving den vol
genden morgen een dreigbrief. Bij het daarop gevolgde
onderzoek bleek dat het een grap was geweest. De
gevonden doos bevatte geen ontplofbare stof.
In de nabijheid van Liverpool is na een hardnekki-
gen tegenstand een persoou in hechtenis genomen
Kingston genaamd die verdacht wordt van medeplich
tigheid aan de moorden in het Phoenixpark te Dublin.
Hij werd onder geleide der politie naar Dublin ge
bracht.
De heer Jorissen, procureur-generaal in de Transvaal,
heeft in een gesprek met een verslaggever van een der
bladen verklaard, dat hij, ofschoon met geene otficiëele
zending beiast, toch gemachtigd was om over verschillende
zaken te onderhandelen, mocht zich degelegenheid daartoe
aanbieden. Hij hoopte binnenkort een onderhoud met
minister Gladstone te hebben. Hij verklaarde zich ver
der bereid om over de volgende punten te onderhan
delen 1®. herziening der bestaande overeenkomst; 2».
vermindering der schuld aan Engeland3°. het tot
stand brengen van vriendschappelijke betrekkingen
tusschen beide landen.
De gebroeders Thomas en Bernard Gallagher en de
andere beschuldigdenzoomede Whiteheaddie uit
Birmingham was overgebracht, verschenen den 19 te
Londen voor den rechter in Bowstreet. De aanbrenger
Norman verklaarde, dat een dynamietcomplot was
gesmeed door de broederschap der fenians te New-Tork,
«aarvan Thomas Gallagher en hij (Norman) zelf leden
waren. Gallagher bekleedde in de broederschap eene
voorname plaats en O'Donovan Eossa woonde soms de
beraadslagingen bij. Gallagher gaf aan Norman bevel,
naar Londen te gaan en stelde hem het noodige reis
geld ter hand. Van daar begaf bij zich naar Birming
ham en keerde met nytroglycei'ine naar Londen terug.
Normau verklaart van den inhoud der doos niets te
weten, Den 20 zou het verhoor worden voortgezet.
Hoogerhuis. De artikelsgewijze behandeling van
het regeeringsontwerp betreffende de geneeskundige
regeling liep den 19 af. Op voorstel der regeering
werd een amendement aangenomenvolgens hetwelk
vreemde en koloniale artsen alleen dan aanspraak heb
ben op de voorrechten, welke de wet verleent, indien
het land hunner geboorte gelijke rechten aan engelsche
artsen toekent.
Lagerhuis. Het wetsontwerp tot toekenning
eener jaarlijksche toelage uit de schatkist aan generaal
Wolseïey eu admiraal Seymour ontmoette den 16 geen
tegenstand bij de eerste lezing vau de leden Labou-
chere en Campbell, die vroeger gezegd hadden daar
tegen bezwaar te zullen maken. Minister Gladstone
had hun verzocht, dit tot de tweede lezing uit te stel
len Alleen de heer Lewis sprak er nu reeds tegen en
vroegwat men wel geven moest aan mannen die
wezenlijke verdiensten hadden jegens het land indien
men hen die den egyptischen oorlog gevoerd hadden,
zoo beloonde. Ook begreep hij nietwaarom deze
mannen zooveel grooter belooning kregeu dan aan ge
neraal Koberts, den overwinnaar in Afghanistan, ten
deel gevallen was. Den 20 werd na eene levendige
beraadslaging van 5% uur dat wetsontwerp bij tweede
lezing aangenomen.
De tweede lezing van de wet tot afschaffing van den
Parlement8-eed is den 16 bepaald op den 23.
De regeering deelde den 19 mede, dat de door
sommige bladen medegedeelde berichten over de on
derhandelingen met Portugal ten aanzien van de Congo
onjuist waren. In afwachting van de onderhandelingen
had Portugal zich nog steeds verbonden om geen oor
logschepen daar heen te zenden.
Ieeland. Nadat Curley wegens medeplichtigheid
aan den mooru in het Phoenixpark door de jury schul
dig verklaard was, hield hij een uitvoerige rede, waarin
hij opkwam tegen de volgens hem onrechtvaardige en
partijdige toespraak van den rechter tot de jury. Hij
erkende Fenian en lid der onoverwinnelijken te zijn
maar ontkende zijne medeplichtigheid aan genoemden
moord. Den 19 ving het geding tegen den derden
beschuldigde, Kelly, aan. Den 20 werd het voortgezet;
de jury kon het niet eens worden en werd daarom ont
bonden. Den 23 begint de zaak opnieuw.
Britsch-Iüdie. Den 19 brandden te Delhi 2000
huizen af.
Op een grooten vijver te Secundernbad vergingen drie
vlotten waarop 75 personen eene godsdienstige plechtig
heid verrichtten. 62 Hunner verdronken.