I
No. 59.
Vijf en tachtigste Jaargang.
Een oude of een nieuwe vraag?
FEUILLETON.
ZONDAG
20 MEI.
EERSTE BLAD.
87) RE STER DER ANTHOLDS.
Prijs der gewone Advertentiën
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
(ERfcciëel (öcbecltc.
HchiiUerfj.
Internationale Koloniale
en Uitvoerhandel Tentoonstelling
te Amsterdam.
AIK1AARSCHE
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 8 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door
het geheele Rijk f 1,
De 3 nummers 0.06.
Van 1—5 regels f 0,75; iedere regel meer f 0,15.
Groote letters naar pluatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON.
INSCHRIJVING ter gemeente-secretarie op DINS
DAG en DONDERDAG 22 24, 29 en 31 Mei 1883,
's morgens van 12 —2 uur.
VERGADERING vaa den RAAD der gemeente ALK
MAAR, op Woensdag 23 Mei, des namiddags te 123 4
ure- Namens den Voorzitter van den Raad,
De Secretaris,
NU HOUT VAN DER VEEN.
P O L I C I E.
ter terugbekoming is aan het Commissariaat van Polieie
het voleende gevondene voorhandeneen zilveren doekspeld
een gouden damesvingerringeen zwarte katoenen handschoen,
een zilveren ring met gouden plaatje, een witte vrouwenzak,
een blauw koralen halskettingje met gouden tonnetje honden
penningenNos. 407 en 232, een huissleutel, een onderstukje
van een gouden oorbelletje een moiré foulard een portemon-
naie met cenig geld een r. c. gebedenboekeen 9sports ladder,
een achterkrat van een wageneen zwartbonte doeshond met
geele pooten.
Onder Oudorp gevonden en aldaar te bevragen bij den beer
Burgemeester: een zilveren knipbeugeltje met eenig geld, een
portemonnaie met eenige centen.
Een Zondagmorgen op net land is in den zomer
altijd opwekkend en verkwikkend. Velen vinden er
tegenwoordig iets kinderachtigs in en zij halen lachend
de schouders op als men spreekt over die kalme rust,
dien vrede, dat lachende waas in geheel de natuur, die
vroeger met zooveel geestdrift werd bezongen. En toch
wie niet opzettelijk zijn hart wil sluiten voor zachtere
indrukken wie niet uitsluitend wil luisteren naar de
koude taal van de praktische rede maar wie ook nog
vatbaar is voor die iudruKwekkende taal die daar
ruischt over velden en beemden die voelt zich opge
wekt en verkwikt, als hij op een schoonen Zondagmor
gen ronddoolt door de velden. Hij kan zich niet geheel
losmaken van den indruk van rust en kalmte, dien hij
allerwege ervaart. De ernstige tonen der dorpsklokken,
die trillen in de heldere luchtde eenvoudige landbe
woners in ernstige stemming opgaande naar het kerk
gebouw het suizen van den wind in de toppen der
boomen waar duizende gevederde zaDgers hun lente
lied doen hooren dat alles overgoten door de heldere
zonnestralen, het maakt altijd weder een eigenaardigen
indruk en hij die op zondagmorgen verkwikking zoekt
in de vrije natuur zal ongetwjfeld nieuwe krachten
opdoen voor den strijd des levens.
't Is daarom geen wonder dat tegenwoordig weder
een ijveren voor het vieren van den Zondag ontwaakt
even krachtig als in den tijd toen de geloovigen meen
den dat men de schare zou kunnen dwingen om in
te gaan en een. Zondagswet in het leven werd geroe
pen die eigenlijk alleen ten doel had het houden der
openbare godsdienstoefeningen te eerbiedigen.
De ervaring echter heeft geleerd dat zoodanige
dwang onmogelijk is. Allengs werd de toepassing van
de .Zondagswet losgelaten omdat de menschen toeh
niet naar de Kerk gingen en op allerlei wijzen de wet
ontduikten. Met rasse schreden zag men het oogen-
blik naderen waarop de Zondag van andere dagen niet
meer zou te onderscheiden zijn en voor velen was
het „zondagspak" al een afgeschafte weelde, tot eens
klaps bij een deel van het volk de bewustheid ont
waakte dat een mensoh toch eigenlijk nog iets meer
is dan een lastdier, dat hij behalve voedsel en kleeding
en ligging ook nog enkele hoogere eischen aan het
leven mag stellen en de eisch tot rust op den Zondag
werd van verscheidene zijden gehoord.
Natuurlijk stemde de Kerk terstond hiermede in en
toonde zich bereid winsten te doen met dit initiatief,
dat echter volstrekt niet van haar uitging maar veel
eer van zeer wereldsche beschouwingen die ver buiten
den kring van den Godsdienst leggen.
Het tegenwoordig ijveren voor Zondagsviering spruit
niet voort uit de behoefte aan godsdiemtviering maar
uit het beginsel dat de menseh geestelijke en licha
melijke behoefte heeft aan rust om iets te verhalen van
de vermoeienis van zijn arbeid en zich met nieuwe
krachten te voorzien en dat hij recht heeft op eenig
levensgenot, op uitspanning, op zijn deel in de ge
noegens des levens. Tot den werkman is de kennis
doorgedrongen dat hij veel meer en veel beter werk
kan leveren en dat bij dit veel langer kan volhouden
indien hij om de zes dagen een dag rustdan wan
neer hij als een machine doorwerkt dag aan dag, on
verschillig of er een Zondag bestaat of niet. Hij beeft
leeren inzien dat bij daarenboven ten grooter zegen is
voor zijn gezin, dat hem wekelijks ongestoord een dag
in zijn midden moet hebben zal het niet te veel aan
zich zeiven worden overgelaten. Op den rustdag wordt
de band, die ouders en kinderen verbindt, nauwer toe-
gebaald. Als vader en moedertevreden en blijde
arm in arm netjes gekleed aan het hoofd van hun
kroost naar buiten trekken dan krijgt bet leven voor
allen booger waarde dan gevoelen allen dat er tocb
voor iederen sterveling nog iets meer te genieten valt
dan een stuk brood en een dronk water in een scha
mele woning en dat bet leven niet uitsluitend is el
lende en verdriet bij zwaren arbeid. Men kan nu eens
rustig met elkander pratende zorgen des levens
worden eens eenigen tijd ter zijde gesteld de kinde
ren toonen eens wat zij leeren en hoe ze vooruitgaan
en met moed en lust, met nieuweu ijver wordt den
volgenden dag de taak hervatdie nu te vlugger en
te vroolijker van de hand gaat, nu men weder een
verkwikkenden dag in het verschiet heeft. Zoo heeft
de werkman de waarde en de beteekenis van den Zon
dag leeren inzien en vandaar zijn aandrang om dien
dag in eere te herstellen en te bewaren. Dat de Kerk
daarmede winsten zal doen, spreekt van zelve en ook
dit is volstrekt niet af te keuren De beweging gaat
uit van een zuiver maatschappelijk humaan beginsel
maar zonder de individuëele vrijheid te willen belem
meren of aan banden leggen. Men wil erkenning van
den Zondag als algemeene rustdag. Yoor zoover dit
met den goeden gang van de openbare en algemeene
zaken en in overeenstemming met het algemeen belang
mogelijk ismoet op Zondag alle openbare arbeid
stilstaan. Iedereen moet natuurljjk vrij zijn in do wijze
waarop hij zijn Zondag wil bestedenmaar hij moet
zoo mogelijk tot geen werk gedwongen zijn. Algemeene
stilstand van alle zaken is natuurlijk tegenwoordig on
mogelijk maar door afwisseling van personeel moet
iedere tak van dienst zorgen dat ieder werkman jaar
lijks een voldoend aantal rustdagen verkrijgt.
Die beweging in de werkmanskringen is o. i. een
gelukkig verschijnsel. Het bewijst, dat de werkman
leert inzien dat de maatschappij hem hooger eischen
stellende, hem ook meer levensgenot verschuldigd is,
en dat dit juist weder het algemeen ten goede komt.
Als allen naar hunne mate deelen in do genietingen
des levens, zullen zij de zorgen des te lichter dragen
als ieder rust op zijn tijd zal hij des te sterker en té
moediger zijn bij de bezwaren en den arbeid als allen
in de gelegenheid worden gesteld om te genieten en
te rusten zal de verhouding tusschen de verschillende
klassen beter worden en het zal voor den aan zijn
aroaid gebonden werkman geen reden tot verbittering
zijn dat zijn rijke meester uitgaat.
De Zondag als rustdag in eore te houden verzekert
aan de maatschappij een schat van werkkrachtvau
levenslust, van opgewektheid en moed en zal onbere
kenbaar veel bijdragen tot veredeling van hart en ge
moed, tot ontwikkeling op zedelijk zoowel als op mate
rieel gebied.
tejumm&ai
Nederlandse he Koloniën.
IV.
Alvorens over te gaan tot de producten des lands,
stippen wij nog aan de vitrines met allerlei voor
werpen ingezonden door het Ned. Zendelingge
nootschap de verzameling indische en indisch-euro-
peesche munten en penningen, de oude en nieuwere
reisbeschrijvingen, boek- en plaatwerken, die over
Indie het licht hebben geziende afbeeldingen der
gebouwen en gebeurtenissen te Amsterdam, betrek-
Uit het Hoogduitsch van ADOLF STRECKFUSS.
Juffrouw Ebert gevoelde zich door deze woorden zeer
gestreeld. „Het staat aan mij, om u te bedanken, mijn
heer de commissarisantwoordde zij„u en den
docter. Wij onwetende, eenvoudige vrouwen kunnen
weinig tot zulk een gesprek bijbrengen maar wij zijn
gelukkig wanneer wij luistererf en daardoor iets lee
ren kunnen."
„Dus zijt gij niet boos op mij dat ik te lang ben
gebleven
„Gij zijt niet te lang geblevenintegendeelwat
ons aangaat, gaat gij veel te spoedig weg."
„Is u dit inderdaad ernst P Wees voorzichtig, met
„ja" te zeggen gij zoudt mij anders den moed geven
tot het verzoek om mijn bezoek te mogen herhalen."
Juffrouw Ebert zag bij deze onverwachte wending
van het gesprek hare moeder aan zij vreesde dat
deze haar door een smeekenden blik zou waarschuwen,
maar juffrouw Dan^elmann knikte haar vriendelijk toe
blijkbaar had de owde vrouw alle vrees voor het bezoek
van den politiebeambte afgelegd en kon juffrouw
Ebert, zonder gevaar van hare moeder te zullen misha
gen den commissaris hartelijk antwoorden dat zijn
bezoek haar steeds aangenaam zou zijn een glimlachje
van Anna bevestigde het bovendien.
„Wilt gij werkelijk uw bezoek herhalen vroeg Her
man ui. n commissarisdie hem naar zijne kamer was
gevolgd,
„Ik weet hef nog niet; gij docter, zult het beslis
sen antwoordde Mendler ernstig. „Ik wil mij niet
aan misbruik van vertrouwen schuldig maken 1"
„Misbruik van vertrouwen Tegenover mij Ik be
grijp u niet
»Zjjt gij werkelijk den vrouwenhater, waarvoor uwe
vrienden u gedurende uw studietijd gehouden hebben P
Gij ziet uit mijne vraag, docter, dat ik mijn onderzoek
ook tot het verleden van baron Herman Anthold, dien
ik nu docter noemen moetheb uitgestrekt Indien
gij werkelijk de verklaarde vijand van ieder vrouwelijk
wezen zijt, en zelfs de lieve, reine onschuld der be
koorlijke Anna uw steenen hart niet vermurwd beeft
dan zal ik terugkomen. Laat ons openhartig tegenover
elkander zijn Ik meende als oude in een moeielijk
beroep uitgedroogde vrijgezelontoegankelijk te zijn
voor iedere zachtere aandoening, heden avond echter
heb ik ondervonden dat een man van zijn hart nooit
zeker is. Twee blauwe oogen hebben mij tot diep in
het hart gezien een lief lachjedat mij zeide „Tot
weerziens heeft mij betooverd. Nu kan ik er mij
nog aan onttrekken. Ik ben een man die zich beheer-
schen kan geen jongeling wien de ontwakende harts
tocht medesleept en weerloos maakt. Bij de studie
der treurige acten zal ik de lieve verschijning verge
ten die een kort uurtje een lichtstraal geworpen beeft
in mijn aan vreugde zoo arm leven. Gij docter, zult
beslissen of ik vergeten moet. U wil ik niet in den
weg treden. Zeg mijof ik mijn bezoek herhalen mag?"
Welk een zonderlinge vraagZij scheen zoo een
voudig te beantwoordenen toch viel het Herman
moeielijk. Hij had aan Anna nooit anders gedacht
dan aan een lief, onschuldig, lachend kind zich nooit
de vraag gesteld of hij ooit een warmer gevoel dan
hartelijke genegenheid voor haar koesterde. Hij had
haar altijd met vriendelijke belangstelling beschouwd
wanneer zij hem bereidwillig de kleine diensten bewees]
waartoe zij als dochter der verhuurster zijner kamers
meende verplicht te zijn. Hij keuvelde gaarne met
haaren het was de grootste bekoorlijkheid van het
schemeruurtje voor hem geweestwanneer hij tot haar
het woord richten haar in de oogen zien kon Een
warmer gevoel had hij nooit voor baar in zich ont
dekt de vraag van den commissaris wekte echter bij
hem eenigen twijfel op. Het hinderde hem te moe
ten denken dat een ander met liefhebbend oog de
lieve gestalto beschouwdeook al was die andere de
degelijke billijke en door hem hooggeachte man die
hem zoo trouwhartig en belangeloos de gewichtige
vraag stelde. Gevoelde hij misschien eenige ijverzucht?
Het was eene kleingeestige opwelling, waarvoor geen
enkele grond bestond Dit werd hem duidelijk toen
hij zich herinnerde hoe ook onlangs de verzekering van
von Richthausendat hij de bekoorlijke, goddelijke
Adele hartstochtelijk beminde hem even onaangenaam
had aangedaan.
„Herhaal uw bezoek antwoordde hij zijdo opwel
lende gevoelens krachtig onderdrukkende. „Gij zult
steeds mij en zooals ik vermoed ook juffrouw Ebert eu
hare dochter welkom zijn
Hij had een beslissend woord gesproken Den
volgenden avond op het schemeruurtje was de commis
saris prompt aanwezig en voortaan was hij bijna alle
avonden met Herman de geregelde gast in de achter
kamer.
XIII.
Herman had een ziekebezoek gebracht. Het was hem
nogmaals geluktden dood een mensehenleven te ont
wringen eene arme weduwe den eenigen zoon haar
hoop en steun te behouden. Twee dagen en nachten
had de zorgzame arts met de ziekte geworsteld, hij had
zich gedurende den dag slechts weinige uren rust ge
gund en de beide nachten bijna onafgebroken om
dadelijk hulp te kunnen verleenen, bij het ziekbed ge
waakt vaak bad hij gevreesd in den strijd het onder
spit te zullen delven maar hij was overwinnaar ge
bleven, de zieke was gered hij kon hem nu voor eenige
uren aan de verpleging der gelukkige moeder overlaten.
Zoo blijde en gelukkig, als cp dien namiddag, had
Herman zich in langen tijd niet gevoeld. Toen hij uit