No. 76
Vijf en tachtigste Jaargang.
1883.
FEUILLETON.
VRIJDAG
29 JUNI.
52) RE STER DER ANTHOLDS.
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 8 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door
het geheele Rijk f 1,
De 3 nummers 0.06.
Prijs der gewone Advertentiën
Van 15 regels f 0,75; iedere regel meer f 0,15.
Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON.
Internationale Koloniale
en Uitvoerhandel-Tentoonstelling;
te Amsterdam.
XVIII.
Cuba, Porto-rico, Filip pij n s ch e
eilanden.
H.
Wat de inlandsche bevolking aangaat treffen wij
tal van voorwerpen aandie herinneren aan het in
onze indische afdeeling en in die van Nieuw-Zuid-
wallis en Victoria reeds beschouwde modellen van
schepen, woningen en bruggen, vreemd gevormde
schilden van hout of gevlochten tienen, met een
bos vezels tot versieringkrissen waarvan het ge
vest op dergelijke wijze is versierd, zwaarden of
hakmessenwaarvan het scherp op moorddadige
wijze is ingetand pijlen en bogen stroohoeden
een helm van paardenhaar met rand en knoporne-
ment van ten deele verguld zilver, houten sandalen
met leder over de voetwreef, een buis waarvan de
wijdopenstaande naden door een netwerk van touw
zijn aangevuldzeer primitieve ploeg en egge en
een lomp gesneden afgodsbeeldmet zeekatjes tot
oogen.
Van de vroegere bevolking zijn voorhanden 2
doodshoofden en vele vuursteenen wiggen, bijtels
e. d. g\, alsmede wel een voet groote, aan eene zijde
verdikte vuursteenen ringen. Op onze vraagwaartoe
deze ringen bestemd zijn geweestweet men niet
anders te antwoorden dan dat zij silexen zijn, waar
door wij natuurlijk niets wijzer worden.
De witte en gekleurde stoffen in katoen piqué
en wol en de geborduurde strooken, die wij in eene
vitrine vereenigd zien zijn niet op de Filippijnsche
eilanden vervaardigd, maar voor den uitvoer der
waarts bestemd.
De litteratuur over deze eilanden ontbreekt niet,
en daaronder bevinden zich de voor deze tentoon
stelling te Manilla in het spaansch, in 3 verschillende
inrichtingen, gedrukte en ter verspreiding bestemde
overzichten van de bevolking, van de flora (door
de aldeeling boschbouw der berg-inspectie bewerkt)
en eindelijk „van den invloed van het catholicisme
op de verovering en beschaving van de bevolking
der eilanden van den Filippijnschen archipel en op
de bijgeloovige gewoonten en gebruiken der inboor
lingen."
De ijver onzer oost-indische buren voor het wel
slagen onzer wereldtentoonstelling mag waarlijk wel
geprezen worden.
Fransche koloniën.
I.
Wij bezochten reeds de afdeeling Algiers buiten
het hoofdgebouw daarbinnen vinden wij in een
vleugel der groote afdeeling Frankrijk de inzen
dingen uit de overige koloniën van dit Rijk. Zij
zijn niet minder omvangrijk dan die der spaansche
overzeesche gewestenmaa? niet zoo volledig als
als deze en nog veel minder dan die onzer neder-
landsche koloniën. Wij missen verzamelingen van
delfstoffen, gedroogde planten, horens en schelpen,
afbeeldingen van landschappen en gebouwen, beel
den en afbeeldsels van de inboorlingen. Daaren
tegen zien wij van dezen wel kleedingstukken
wapenenhuishoudelijke voorwerpen enz., groote
verzamelingen van voortbrengselen uit het planten
rijk (alleen niet van Pondicherry S. Pierre en
Miquelon), en daaronder uitgebreide collectiën van
werkhout (uitgezonderd van Gabon) en van vezel
stoffen (behalve van Guyana). Wij zullen dus de
zeer gewichtige artikelen hout en vezelstoffen niet
bij elke kolonie afzonderlijk vermelden, slechts wijzen
wij op het violethout uit Guyana en het ivoorhout
van Tahiti (het ivoor nabij komende), alsmede op
de banden van gevlochten bamboes en de breede
glanzende banden van pia van hetzelfde eiland. Ook
zullen wij de koloniale kaarten niet telkens vermel
den maar mogen niet vergeten eene fraaie reliëf
kaart van Noumea, de hoofdplaats van Nieuw-Ca-
ledonieen de kaarten met grafische voorstellingen
aangaande den natuurlijken en economischen toestand
der verschillende bezittingenuitgegeven door het
ministerie van marine aan hetwelk in Frankrijk
het beheer der koloniën is verbonden. Maar deze
kaarten zijn dan ook, met de afbeeldingen van het
lyceum te Mytho in Cochin-Ohinade eenige ter
tentoonstelling aanwezige bewijzen van het opper
gezag eener europeesche mogendheid tenzij men
het aanwezig zijn der inzendingen zeiven in onze
hoofdstad als een bewijs daarvan wil aanmerken.
(Jit de bovengenoemde nameri blijkt ons reedsdat
de fransche koloniën over alle werelddeelen buiten
Europa verspreid zijn en dus een zeer verschillend
karakter moeten vertoonen. Nag*aande wat zij op
leveren moeten wij eene reis om de wereld maken.
Wij stevenen dus naar de westkust van Africa
naar het land van den
Senegal,
een gebied van krokodillen slangen en tijgers.
Van de eersten en de derden vinden wij huiden, van
die van krokodillen en slangen bovendien allerlei
toepassingen door de fransche nij verent. w. reis-
tasschen en geweerzakken van krokodillenhuid
weitasschenkruithoorn drinkflesch beenbekleed
sels sigarenkokersportemonnaies en messcheden
overtrokken met slangenvel. Wij zijn van nature
te atkeerig van slangen om deze artikelen begeerlijk
te achten. Uit de dierenwereld zijn nog voorhanden
horens van antilopeneen senegaalsche pelikaan en
vischlijm misschien ook de gambische wa» uit het
delfstoffelijk rijk zwavelzout en kwikzilver hou
dende aarde uit het plantenrijk gom katoen
koffie negerkoffiecaoutchouk, hars, cassia, aman
delen en diverse vruchten en zaden. Van de aan
den islam onderworpen of de oude afgoden dienende
bevolking zien wij geweven stoffen, paardenbit en
stijgbeugelpijpenlederen schoenen en houten
sandalen met lederen riem bidsnoer (chapelet de
marabout)een breed zwaard met koper gevest
waarvan het lemmet in een eindigt zwaarden en
ponjaarden, mesheften van ivoor of met ivoor inge
legd krissen met scheden >Srii slangenvel of van
een hollen slagtand eengjp^j'ikoker van antilope-
huidijzeren speerpunteneeW krijgsmantel van
witte en zwarte huidjes, geheel behangen met vezels
en versierd met rijen van langwerpig vierkante
stukjes dik leder, een gordel, een houten kom op
drievoet voor het gereedmaken der koeskoeseen
matten koker (couleuvre slang in den zin van
lang geschut) tot het persen der maniocmet kruis
jes besneden een voet lange houten of vorken en
en lepels, piau-sandalen (piepende, omdat zij van
tienen gevlochten zijn), aarden kannen van zeer
primitieven vorm, en eindelijk een snijwerk in hout,
voorvallende een ruiter, die achter zich op het paard
een Kléiner persoon medevoert.
Wordt vervolgd.
ISnitenianb.
Uit het Hoogduitsch van ADOLF STREOKFUSS.
Dit gesprek herinnerde Herman zich nu en het was
hem eene voldoeningdat hij het Richthausen kon
mededeelen en dezen daardoor het bewijs geven, dat hij
zijne belofte gehouden had maar het deed hem daar
entegen onaangenaam aan toen Richthausen nu stra
lend van geluk uitriep
„Ik weet nietbaron hoe ik n genoeg zal dan
ken Bij mijne eer gij maakt mij tot den gelukkigsten
aller stervelingen Nog vandaag, nu dadelijk nog zal
ik mijn bezoek herhalen! Wat duivel, zou ik mij om
die zotte praatjes bekommeren, die in de stad de rondte
doen I De goddelijkeheerlijke Adèlehaar alleen
bemin ik tot krankzinnig wordens toewat gaat mij
haar vader aan f"
„Van welke praatjes spreekt gij?" vroeg Herman,
door de laatste woorden verontrust.
„Leeft gij dan in den woestijnbeste baron dat gij
niet weetwaarvan iedereen te D. den mond vol heeft?
Hebt gij dan gisteren en vandaag volstrekt niets van
de credietbank te Sp. en van den geheimraad Treu
gehoord De geheele stad spreekt van niets anders
Aan de beurs en zelfs in onze kringen hoort men
waar men ook komtde credietbank en den naam Treu
noemen."
„Ik weet van niets. Ik was gisteren en van daag
uit de stad en ben eerst sinds een half uur weder te D."
„O, ian spreekt het van zelf, dat gij niets weet.
Het is inderdaad eene leelijke geschiedenis. De cre
dietbank te Sp. heeft plotseling hare betalingen gestaakt,
-dien der grootste en zooals men tot nu toe meende
meest solide bankinstellingen des lands is totaal geruï-
BELGIE. Den 26 nam de Kamer met 61 tegen 50
stemmen het wetsontwerp aan waarbij de vrijstelling
van dienstplicht voor de seminaristen en de leerlingen
der normaalscholen wordt opgeheven.
ENGELAND. In net kiesdistrict Peterborough werd
den 22 de liberale candidaat tot lid van het lagerhuis
gekozen.
Twee iersche leden zullen voorstellen met het be
paalde doel om den verklikker Carey het zitting nemen
in den gemeenteraad te Dublin te belettente ver
bieden dat iemand die na 1 Mei 1880 in hechtenis is
geweest wegens moord lid van een gemeenteraad blijve.
Het tweede congres betreffende de visscherijen is in
de vorige week door den prins van Wales geopend
met de voorlezing van een verslag van zijnen broeder,
den hertog van Edinburg, onder-admiraal der engel-
sche vloot.
Hoogerhuis. Den 25 liep de artikelsgewijze
behandeling der wetten betreffende de zeevisscherij, de
bescherming van jonge meisjes en het aangaan van een
huwelijk door een weduwnaar met de zuster zijner over
leden vrouw af. Lord Beauchamp kondigde bij de be.
neerd dat weet ik uit goede bron. De aandeelen
die eergisteren nog met 150 aan de beurs werden be
taald zijn vandaag voor 2 procent aangeboden en
vonden geen koopers. Ik zelf verlies er een paar duizend
gulden mede; het is wel geen ongeluk, maar in ieder
geval toch een onaangenaam verlies."
„En de geheimraad Treu, had hij aandeelen in de
bank
„Yoor ongehoorde sommen naar men zegt. Er
worden wonderlijke dingen verteld. Hij moet de bauk
en deze hem weder geruïneerd hebben, zijn val, be
weert menzou reeds zeer spoedig te verwachten zijn.
Ik heb niet veel verstand van zulke zaken en daarom
is het mogelijk dat ik u eene verkeerde voorstelling
daarvan geef, maar ik wil n toch vertellen, wat ik ge
hoord heb. Treu moet reeds lang moeite gehad hebben,
om zich de groote sommen te verschaffen die hij voor
zijne dolzinnige speeulatiën noodig hadalleen de
credietbank nog moet hem blanco crediet hebben
verleend en dit zou het juist zijn, waardoor beide zijn
gevallen. Hoe dat nu gekomen is, heb ik niet goed
begrepen. Een directeur der bank moet onlangs ge
storven en de tweede zwaar ziek geworden zijnen
toen heeft een nauwgezet beambte der bank inzage van
de geheime boeken gekregen en ontdektdat de bank
geruïneerd was Treu moest nu al zijn wissels dadelijk
betalen beweert men en indien hij dit niet kon, ook
zeil vallen. Hij moet overigens nog tegenover de
bank belangrijke verplichtingen op zich genomen hebben,
waarvan ik geen verstand heb, kortomnaar de alge-
meene meening staat hem het bankroet voor de deur.
Hij geeft zich wel is waar den schijn, alsof er volstrekt
niets is voorgevallen maar niemand gelooft hemof
schoon tot nu toe alle betalingen prompt door hem
zijn gedaan. Het zou inderdaad verschrikkelijk zijn
indien de goddelijke Adèle iets dergelijks beleven moest;
mij zal dat echter, bij mijn eer, niet van mijn voorne
men terugbrengen. Wat bekommert het mij, of haar
Nader millionair of bankroetier ishaar bemin ik, haar
alleen Hoe grooter het ongeluk isdat haar boven
het hoofd hangthoe meer zal zij inziendat eene
reineonbaatzuchtige liefde mij tot haar voert. De
leelijke praatjes over haren vader schrikken mij niet af,
integendeelverhoogen mijn moed en zelfvertrouwen.'
Nu weet ik dat ik haar hart winnen kan I Geen scha
duw van wantrouwen dat geld- en zelfzucht mjj bewe-
gen, om de dochter des millionairs mijn liefde te be
tuigen kan nu in hare ziel opkomen Ik moet u be
kennen indien ik naar mijn hart spreek dan ben ik
zelfzuchtig genoeg om mij er bijna over te verbeugen,
dat de fabelachtige rijkdommen van den ouden Tren
nu in rook vervliegen. Denkt gij ook niet, beste baron,
dat ik nu de beste kansen heb
Dat was eene gewetensvraag „Ik ken juffrouw Treu
te weinigom te weten welken invloed het ongeluk
haars vaders op haar hebben kan antwoordde Her
man hij sprak de waarheid en toch gevoelde hij dat
hij niet geheel waar was; maar kon hij dit dan zijn?
Had hij rechtom den in zijne blijde verwachtingen
overgelukkigen jongen man toe te roepen „Neen, gij
hebt geen kans 1 Bespaar mij uw vertrouwen want ik
ben uw mededinger Door u heb ik het gevoel leeren
begrijpendat diep in mijn hart verborgen was. Nu
echter, nu ik weetdat ik bemin geef ik Adèle niet op."
Zoo bad Herman moeten spreken en toch mocht hij
dat niet. Welk recht had hij, om te meenen dat zij,
die hij zoo diep beleedigd had hem niet alleen niet
beminde maar missehien haatte De lastige plicht der
dankbaarheid tegenover den redder haars levens had
haar gedwongen, om haar natuurlijken tegenzin te
overwinnen, maar toch had die zich in menig onbe
dacht woord verraden. Zij had verheugd zijne belofte
aangenomen dat hij nooit zijne rechten op hare hand
zou doen gelden hij mocht nu van dat recht geen
gebruik maken. En had hij het bovendien nog In
dien werkelijk de geheimraad Treu zoo zijn ondergang
nabij was, dan vielen hiermede ook al zijne plannen
voor de toekomst ineen
ALKMAARSCHE COURANT.