r No. 78. Vijf en tachtigste Jaargang 1883, 1 FEUILLETON. WOENSDAG h JULI. 11Ë STEit DEK ANTHOLDS. Prijs der gewone Advertentiën: (DfEctëcl (Scbceltc. Internationale Koloniale en Uitvoerhandel Tentoonstelling te Amsterdam. XX. Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag-en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 8 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het gehecle Rijk f 1, De 3 nummers 0 06. Van 15 regels f 0,75; iedere regel meer/1 0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS- TER ZOON. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter kennis van belanghebbenden, dat zij, die na de zomervakantie hunne kinderen de openbare burgerschool of de openbare school voor meisjes wenschen te laten bezoeken, uaarvan aangifte moeten doen vóór 15 Juli e. k. bij bet hoofd van ieder dier inrichtingen onder overlegging van het, geboorte- en vaccine-bewijs van bet betrokken kind. Alleen worden toe gelaten de kinderen die ten minste den leeftijd van z's jaren bereikt hebben of dhn leeftijd bereiken vódr 1 November 1883. Voor Let doen der aangifte aan bet hoofd der openbare school voer meisjes bestaat tot 14 Juli as. gelegenheid aan bet school gebouw aan de Oudegracht des Maandags, Dinsdags, Donder dags en Vrijdags tusscben 3 en 4 uren des namiddags. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. MACLAINE PONT. S3 Juni 1883. De Secretaris, NUHOUT VAN DER VEEN. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter algemeene kennis, dat door C. BEEKMAN en ech'genoote CORNELIA BOOTS aan ben vergunning ge vraagd is tot den verkoop van sterken diank in bet klein in ■et perceel aan de Breestraathoek Krebbesteeg, wijk A. n°. 36genaamd de Leeuwerikwaarvoor indertijd vergunning we.'d verleend aan G. BAKKUM, onlangs overleden Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. MACLAINE PONT. 2 Juli 1883. De Secretaris, NUHOUT VAN DER VEEN. Lijst van brieven, waarvan de geadresseerden onbekend zijn vei zonden gedurende de le. helft der maand Juni 1883: fclej. B Kali, C. v. d. Wal, J. Meijer, J. Schutte, J. C. Bout, AmsterdamJan Otto, NieuweramstelW. Weiling, Schermer. Van het hulpkantoor: Bergen: Jan Smit Jansz, Berk bout. Briefkaart: mej. C. A. S. Meijer, Rijzenburg. Fransche koloniën. III. Wij wenden on3 thans weder naar het vastland en bereiken welhaast de kolonie fransch Guyana, naar welks hoofdstad Cayenne de laatste fransche .Keizer gewoon was zijne tegenstanders le verbannen. Inij ligt naast onze kolonie Suriname en zal daar mede wel in vele opzichten overeenkomen. Wat de dierenwereld aangaat vinden wij een grooten vogel toucan genaamd parkieten en colibri's een slan- genvelschildpadtorren en een bijennest. Uit net plantenrijk koffie cacao peper nagelen cassia, bars, gom, basten, palmnoten en wis, zwarte braakwortel braziliaansehe kastanjes groote en kleinere roode beziën als wij op de pas bezochte eilanden vonden, tapiocca arrowroth, zeer groote vruchten met harde schildie den naam van ka nonskogels dragenalsook de pijlgifvrucht. Uit het delfstoffelijk rijk treft ons eene in de natuur niet gewone verbinding citroenzure kalk. De nij verheid der inboorlingen wordt vertegenwoordigd door kannen en kannetjes van gebakken aardeeen houten kom fluiten van bamboes en van been met figuren bewerkte cocosschalen een gevlochten koker, dienende tot rijstzak, een schort, vederkrans waaiers en mandjes van lijn stroo die der kolo nisten door chocolade likeuren en fraaie van hout vervaardigde kistjes. Wij varen nu nog eenmaal en wel noordwaarts een goed stuk over den Atlantiscben Oceaan om onzen tocht te eindigen te S. Pierreen Miquelon, aan de mistige kust van Newfoundland en waar wij niets te genieten vinden danlevertraan een zeer nuttig product maar geen smakelijk gerecht om van de vermoeienis onzer reis te bekomen. In de afdeeling „diversen'' vinden wij, nevens de inzending uit Siam nog iets van de engelsche koloniën Queensland, Mauritius en Demerary, namelijk suiker in verschillende graden van raffi- natievoorts uit de Straits Settlements eene verzameling vruchten (o. a. ananas), marme lade en gelei in bussen en flesschenvan den beer 0. Favre te Singapore; en eindelijk van bet deensche west-indische eiland St. Thomas Bay rum een welriekend toiletwater van II. Mi- chielsen. Portugal is de eenige koloniale mogendheid die deerlijk vervallen van vroegere grootheid niets van bare buitenlandsche bezittingen heeft doen blijken. Onmiddelijk bij de „diversen" is de transvaalsche inzending vroeger door ons bezichtigd. Wij nemen deze gelegenheid nog waar om te melden dat zij is vermeerderd door 2 in bet amsterdamscbe Pa nopticum vervaardigde beelden van Nicolaas Smit die in 1881 de bestorming van den Majubaberg leidde, en Hans Botha, die bij een uitval der en gelsche troepen met lö der zijnen werd afgesneden zich 5| uur dapper verdedigde en, na 5 kogelwonden te hebben bekomenin handen des vijands viel. Ons treft bet liollandsche voorkomen der beide mannen het schijnen boeren uit onze omgeving die met het geweer gewapend en een nieuw flu- weelen jachtbuis aan (want de kleeding is hinderlijk nieuw en het gelaat vermoedelijk ook te blank), zijn uitgegaan om het wild te verschalken. De beelden zijn eene vergoeding voor de verwijderde kanonnen die eene plaats gevonden hebben in de tent der drooggemaakte Zuiderzee. Nederland. I. Na zoolang bniten ons werelddeel in allerlei lan den en koloniën te hebben vertoefdwordt het tijd naar Europa terug te keeren en in de eerste plaats eens te zien welk figuur ons vaderland op de we reldtentoonstelling maakt. Vooraf moeten wij nog een oogenblik stilstaan bij den naam „koloniale en uitvoerhandel-tentoonstelling" en wel bepaaldelijk bij het tweede gedeelte. In sommige landen beeft men onder „uitvoerhandel" begrepen export naar koloniën in andere: uitvoerhandel in het algemeen. In laatstgenoemden zin schijnt het in Nederland op gevat: elk niet direct aan bederf onderhevig artikel (waarbij rekening dient gehouden te worden met de snelheid van het vervoermiddel) acht men voor uit voerhandel geschikt, en men is in deze opvatting volstrekt niet angstvallig geweest onze handelaars voeren menig artikel uit dat in andere landen ver vaardigd is en menige inzending in de afdeeling „Nederlanl" draagt daarvan het bewijs. Naar cer tificaten van oorsprong is niet gevraagd. Alzoo vertoont die afdeeling geen zuiver beeld van onze nationale nijverheid, wat wij betreuren, al ware zij dan ook iets minder uitgebreid geworden. Niettemin zou zij eene eerbiedwaardige ruimte ingenomen hebben. Thans vult zij het eerste gedeelte der hoofdgalerij 2 zalen links en 2 rechts daarvan en nog eene dwarszaal voor rijtuigen links achter 3 zalen van Belgie strekkende in alles eene opper vlakte van 7000 vierkante ellen. Zij omvat iutus- schen niet alles wat Nederland gegeven heeft, im mers belmoren daartoe verschillen e gebouwen enz. op de terreinen (wij noemen slechts de diamanten- verzameling en het paviljoen van Amsterdam) en bovendien een aanzienlijk gedeelte der machinen- galerij alsmede een goed deel van een nog onvol tooid bijgebouw achter die galerij geplaatst. Onze afdeeling heett niet het schitterend aanzien, dat de fransche en de belgische zoo aantrekkelijk maakt. Onze kunstnijverheid is te jong om inet die van genoemde landen te kunnen wedijverenen vele belangrijke producten onzer nijverheid onder scheiden zich door geheel andere eigenschappen dan een fraai of bevallig voorkomen. Wat is er, om Uit het Hoogduitsch van ADOLF STRECKFUS3. XIX. Het was een bizonder geluk voor Herman dat juist in die dagen de diphteritisdie moordende ziekte welke sinds eenige weken in de Albertstad talrijke offers bad geëischteen zachtaardiger karakter aannam. Aan den jongen docter, aan zijne trouwe zorgen, zijne goede behandeling en zijne groote kennis schreven de ouders d-r door Herman behouden kinderen den schitterenden uiislag toe. Al wees bij ook steeds alle lof bescheiden tei ugal sneed bij zelfs ook op de hem eigen ruwe wi.ze alle woorden van dank at, toch bleef hij in de oogen der bijgeloovige menschen de redder van degenen, die zeker aan de verschrikkelijke ziekte zouden be zweken zijn, indien niet God zelf den voortreffelijker] jongen docter naar de Albertstad gozondeu had Had ooit een docter met zulk een onuitputtelijk ge field aan het ziekbed gezeten en met zooveel geestkracht et voor gewaaktdat zijne voorschriften werden opge volgd F Zoo krachtig en met zulk een vasten wil tot ruwheid toe en toch ook weder zoo goed zoo vol liefde en zoo hartelijk als docter Antbo'd w.is er geen ander! Hij mocht zeggen, wat hij wilde, mnar hem alleen kwam de verdienste toede moor dende diphteritis te zijn meester geworden Alle geval len door hem behandeld waren goed afgeloopen, ter wijl toch de gevreesde ziekte tot zijne vestiging in de AiJertstad een tal van offers had gemaakt. Had Herman zich op een anderen tijd als docter gevestigd, dan waren er misschien jaren noodig geweest, Oiü zich een praktijk te verwerven indien het hem al gelukt was; nu stroomden hem de patiënten toe, zijn naam werd bijna als die van een wonderdoder geroemd, in iedere restauratie werd over de wonderbaarlijke ken nis van den jongen docter gesproken, de dienstmeisjes vertelden er van in de winkels, nu was alles, hetgeen hij zeide en deed, groot eri bewonderenswaardig. In den loop van weinige weken bereikte hij, door het geluk begunstigd bet doe! dat hem aanvankelijk zoo ver verwijderd scheen tij werd plotseling een gezocht docter. Het was voor hem een dubbel geluk. De snel ver kregen omvangrijke praktijk verschafte hem een inko men zoo groot, dat hij niet slechts zijne eenvoudigsie behoeften bevredigen kon maar nog bovendien een vrij belangrijk overschot had van grooter bela' g was het echter nog voor Herman dat bij door zijn beroep den gebeeien dag eene geestinspannende bezigheid had, zoodat hij er zelfs niet toe komen kon om veel over zijne eigen toekomst en die zijner familie natelenken. Des morgens had hij slechts even den tijd, om zijn ontbijt te gebruiken, zijne zieken wachtten hem weder reeds; wanneer hij tegen den miadar te buis kwam, vond hij telkens weder nieuwe boodschappen van nieuwe patiënten de namiddag was dan nauwelijks voldoende om alles at te doen. Alleen in de avonduren had Herman tijd voor zich zelf, want ook des nachts had hij geen rust. lederen nacht bijna riep de bel hem tot een of andere zware zieke, aan wiens bed hij dan vaak uren moest doorbrengen. Het was eene vermoeiende afmattende werkzaam heid maar zij bevredigde Herman in hooge mate. Al was hij zich ook bewustdat bij in de eerste plaats aan het geluk zijn snel en schitterend succes te dan ken had, toch kon hij met gerechtvaardigde voldoening tot zich zelf zeggen, dat niet bet geluk geheel alleen het hem had doen verkrijgen. Hot had hem de gele genheid verschaft, om zijn ijver en kennis aan den dag te leggen, hot was echter zijne verdienste, dat bij vau die gelegenheid had gebruik gemaaktom een vasten grondslag voor zijne toekomst te leggen. Van ganscher harte wijdde hij zich geheel aan zijn beroep geen inspanning was hem te grootaltijd kwam bjj wanneer hij geroepen werd bij dag en bij nacht, bij den armste zoowel als bij den rijkste en voornaamste, ludien bij onderscheid maakte tusscben zijne patiënten, dan was het slechts ditdat hij aan het ziekbed van den arme veel zachtmoediger en viiendelijker was. an deze geest en lichaam overmatig inspannende werk- z lamheid gat bet schemeruur hem een korten tijd van ontspanning bij bracht dat geregeld in de achterka mer doordit vriendelijk en gezellig uurtje in gezel schap van Anna, juffrouw Ebert en de oude groot moeder verfrisc-hte hem en maakte het hem mogelijk om gedurende de overige avonduren met lust te stu- deeren en zoodoende menige gapingdie door zijne lange reizen in zijne kennis wis gekomen, weder aan- tevu'len. Zoo vroolijk als vroeger echter was het gesprek in de achterkamer niet meer; het opwekkende element ontbrak want de commissaris liet zich ook door een langen brief van Herman niet overhalen om zooals van ouds met juft-ouw Ebert en Anna omtegaan. Her man wachtte hem te vergeefs, hij kwam niet, hij had het zoo buitengewoon druk dat hij geen minuut over hal, antwoordde hij scliriftelijk. Ook over het resul taat van zijn onderzoek schreef hij weinig ofschoon Herman hem in zijn brief van de opvallende ontroering der grootmoeder had verteld, hij eindigde met de woor den „Ik heb veel ontdekt in deze laatste dagen en ik hoop binnen korten tijd mijn doel bereikt te hebben. Nu mag ik u nog niets naders zeggen, ik moet u her inneren aan uwe belofteom mjj ten volle uw vertrou wen te schenken Het was voor Herman geen gemakkelijke taak, om eene verontschuldiging te vinden voor Meudler's weg blijven zoo plotseling en schijnbaar zoo zonder reden. Anna schudde twijfelend het hoofd, wanneer Herman van de drukke bezigheden van den commissaris sprakzij

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1883 | | pagina 1