No. 83.
Vijf en tachtigste Jaargang.
1883.
Een ingetrokken wetsontwerp.
FEUILLETOiN,
I
ZONDAG
15 JULI.
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
EERSTE BLAD.
tPfficiëel (QcbecÜc.
59) IIK STEK HEK ANTHOLDS.
Prijs der gewone Advertentiën
ALkllAARSCHE COURANT
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 8 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door
het geheele Rijk f 1,
De 3 nummers f 0.06.
Van 1—5 regels 0,75; iedere regel meer f 0,15.
Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON.
KENNISGEVING.
Het HOOED van het Plaatselijk Bestuur te ALKMAAR
"brengtop grond vau art. 1 der wet van 22 Mei 1845 (Staats
blad n°. 22), bij deze ter kennis van de ingezetenen der ge
meente, dat het kohier No. 2 voor de belasting op het Perso
neel dienst 1883/84, voor de wijken C. en D. op 11 Juli 1883
door den Heer Provincialen Inspecteur der directe belastingen
in Noordholland executoir verklaardop heden aan den Heer
Ontvanger der Rijks directe belastingen binnen deze gemeente
ter invordering is overgegeven.
Ieder ingezeten, die daarbij belang heeft, wordt vermaand
op de voldoening van zijnen aanslag behoorlijk acht te geven
ten einde alle gerechtelijke vervolgingen, welke uit nalatig
heid zouden voortvloeiente voorkomen.
Alkmaar, Het Hoofd van het Bestuur voornd.,
12 Juli 1883. A. MAGLAINE PONT.
KONINKLIJKE NEDERLANDSCHE MARINE.
De BURGEMEESTER der gemeente ALKMAAR maakt
bekenddat ter secretarie dier gemeente ter lezing liggen de
voorwaarden, waarop door jongens van 13% tot 18jarigen
leeftijd dienst kan worden genomen bij de Koninklijke Neder-
landsche Marine.
Alkmaar De Burgemeester voornoemd,
13 Juli 1883. A. MACLAINE PONT.
P O L I C I E.
Ter terugbekoming is aan het Commissariaat van Policie
het volgende gevondene voorhanden: een wit kinder vrouwen
zakje, waarin eenige snuisterijen; gebogen gegalvaniseerd ijzer,
vermoedelijk tot de telegraphie bekoorende; een onderstukje
van een gouden oorbelletje met rood steentje, een huissleutel,
een portemonnaie met eenige centen, een driestrengs rood
koralen armbandje met gouden slotje; een kachelplaatje, een
blauw fluweel lint, waaraan een hoornen medaljonnetjeeen
scheepsanker, een zilveren naaldenkoker, eenige hondenpennin
gen: Nos. 346, 73, 85, 64.
i.
Den 23sten April 1882 werd door den KoniDg de
„Koninklijke boodschap" aan de Tweede Kamer der
Staten-Generaal onderteekend waarbij een wetsont
werp werd ingediend bevattende bepalingen tot het
tegengaan van overmatigen arbeid en verwaarloozing van
kinderen. De Memorie van Toelichting was geteekend
door den Minister van Justitie Modderman. DenSdeu
Juli 1883 is door 's Ministers opvolger du Tour van
Bellinckhave aan de Tweede Kamer bericht dat dit
wetsontwerp ingevolge machtiging des Kon'ings door
hem wordt ingetrokken. Dat bericht zal velen teleur
stellen. Toch zal hij die het voorloopig verslag van
het onderzoek in de afdeelingen der Kamer heeft ge
lezen zich over de intrekking van dit ontwerp niet
verwonderen. De voorgestelde regeling was niet ge
lukkig. Dit zullen ook zij moeten erkennen die
evenals wij het ontwerp om het hoofddenkbeeld met
ingenomenheid hebben begroet en de beginselen toe
juichen waarvan de ontwerper is uitgegaan.
In het voorloopig verslag van het afdeelingsonderzoek
worden de hoo'dbeginselen van het ontwerp bestreden
op gronden die door ons niet worden gedeeld maar
daartegenover staat ook een verdediger waarmede wij
geheel kunnen instemmen. Geheel ten onrechte toch
wordt beweerd, dat het ontwerp van een ander begin
sel zou uitgaan dan de bestaande wet van 1874 die
het in dienst nemen van kinderen beneden de twaalf
jaren verbiedtbehalve tot huiselijke en persoonlijke
diensten en veldarbeid ea de hoofden of bestuurders
der ondernemingen of hen die buiten hun weten die
kinderen in dienst hebben genomen, daarvoor strafbaar
stelt. Bescherming der kinderen tegen de werkgevers
is het beginsel der wet van 1874, bescherming der kinde
ren tegen hunne ouders het beginsel van dit ontwerp,
beweren de bestrijders; maar te recht wordt daartegen
aangevoerd, dat het ontwerp, evenals de wet van 1874,
van geen ander beginsel uitgaat en geen ander doel heeft
dan de bescherming van kinderen tegen overmatigen
arbeid en verwaarloozing. Dat de wet van 1874 die
bescherming slechts uitstrekte gedurende het eerste jaar
na haar in werking treden tot kinderen beneden de
tien jaren in het volgende jaar tot kinderen beneden
de elf en daarna tot kinderen beneden de 12 jaren
terwijl het ontwerp ook voorschriften bevat omtrent den
arbeid van kinderen tusschen twaalf en zestien jaren
verandert niets aan het beginsel. Evenmin kan men
van een ander beginsel spreken op grond dat de wat
van 1874 alleen straf h.epyalt tegen de werkgevers, de
personen die het kind in dienst nemen en het ont
werp ook strafbepalingen bevat tegen de ouders of
voogden der kinderen of, om de juiste woorden van
het artikel te gebruiisen het hoofd van het gezin of
van het gesticht waarin het kind woontwanneer zij
het kind laten arbeiden in strijd met de wet. De
vrasg is slechts is het voldoende om het kind tegen
verwaarloozing of overmatigen arbeid te beveiligen
dat de werkbaas of de fabrikant wordt gestraft,
of is het noodig dat ook de ouders kunnen gestraft
worden, wanneer zij door hunne kinderen de wet laten
overtreden
Tot nog toe had men er geen bezwaar tegen dat
ouders werden gestraft voor lichamelijke mishandelingen
van hunne kinderen zooveel vrijheid van handelen
heeft men aan de vaderlijke macht niet willen toeken
nen maar op welken grond zou dan het gebruiken van
zjn kind tot overmatigen arbeid den vader straffeloos
moeten worden vrijgelaten P In Engelandwaar de
Staat zooveel mogelijk de bijzondere woning en de rech
ten der ouders eerbiedigtheefc men het wel degelijk
noodig geoordeeld die vrijheid te beperken en ook te-
Uit het Hoogduitsch van ADOLE STRECKEUSS.
"Wat zou hij haar zeggen? Zou hij den raad volgen,
dien Agnes hem gegeven had Bezat hij dan een recht?
Had hij het niet verbeurd door de beleedigingen
waarover Adèle zich zoo bitter had beklaagd Hij ge
raakte in verwarring. Niet licht overviel hem zulk
een gevoel van verlegenheid maar op dit oogenblik
was bij bijna nog beschroomder dan het jonge meisje
zelf, dat blozend de oogen nedersloegtoen zijn blik
den bare ontmoette.
„Mejuffrouw
„Baron
VV eder zweeg hijmaar hij vermande zich hij
schaamde zich over die onmannelijke verlegenheid.
„Wilt gij mij een openhartigernstig woord vergun
nen vroeg hij.
Zij zag tot hem op, hij las de toestemming in hare
oogen die van vreugde schitterden,
„Een ernstig woordeen woord, beslissend voor het
levenging hij voort. „Ik verlang van u, dat gij mij
ontslaat van de belofte die ik u gegeven heb en die
door u werd aangenomen. Ik beloofde u dat ik nooit
mijne rechten op uwe handdie mij door uwen vader
waren verleendzou doen gelden."
„Ik vrees, dat mijn vader dat recht nu niet meer
erkennen zal."
„T reest gij het r Heb dank voor dat woord Het
geeft mij den moed, om voort te gaanen ik heb
waarlijk dien moed wel noodig om in dit oogenblik
tot u te zeggen: Ik laat mijn recht gelden, een recht,
dat niet meer gegrond is op eene beloftedie uw va
der zal weigeren te vervullen. Gij moet mij het opnieuw
verleenen indien het een recht zal zijn en blijven 1
Wilt gij mij volgen op de ruwe paden van een onzeker,
moeielijk leven Niet baron Anthold de oudste zoon
van een rijkoudadehjk geslachtdoet u die vraag
maar docter Anthold, de burgerlijke arts, die een
moeilijken kamp met 's levens nood en zorgen zal te
strijden hebbende zoon van een geheel verarmden
vader, die door zijne kinderen moet worden onderhou
den, de erfgenaam van een geschandvlekten naam vraagt
of gij het recht wilt erkennen dat uw vader hem eens
heeft verleend."
Adèle kon slechts antwoorden met een zielvollen blik
uit hare schoonedonkere oogen want op dit oogen
blik werden de vleugeldeuren opengeworpen en voor
dat zij nog een woord kon uitentrad de geheim
raad Treu met wankelende schreden het salon binnen.
Hij was in den tijd dat Herman hem niet had ge
zien nog ouder geworden en nog meer vervallen
slechts de groote staalblauweheldere oogen waren
onveranderd gebleven en het scheen Herman toe
also! die koelescherpe oogen tot in zijn binnenste'
wilden doordringen, toen zij hem met een vorsehenden
blik monsterden en zich daarna even uitvorscbend op
Adele richtten die verlegen bloosde toen zij den vra-
genden onderzoeken blik haars vaders ontmoette.
De eerste groet van den geheimraad die voor geen
prijs de gewone beleefdheidsvormen wilde schenden
gold natuurlijk gravin Redigau hij achtte zich geluk
kig de beminnelijke vriendin zijner Adèle terug te
zien de tweede groeteen vertrouwelijke hoofdknik
een hartelijke handdruk gold mijnheer Richthausen en
toen eerst wendde hij zich veel deftiger dan vroeger
maar toch niet minder vriendelijk, tot Herman en gaf
zijne vreugde te kennen dat baron Anthold eindelijk aan
zijne belofte gevolg gaf en zonder eene bizondere uitnoodi-
ging af te wachten, den avond bij hem kwam doorbrengen
Het zou Herman moeielijk gevallen zjjn om onder
de beleefde woorden van den geheimraad er een te
vinden dat ook slechts had kunnen doen vermoeden
gen de ouders strafbepalingen in de wet op te nemen.
Het reclit van den Staat is dan ook naar onze meening
onbetwistbaar. Alleen kan verschil van gevoelen be
staan omtrent de vragen of het nooditj is van dat
recht gebruik te maken en wanneer die noodzakelijk
heid niet al te duidelijk blijkt, of er misschien gewich
tige bezwaren bestaan die ons moeten weerhouden ook
de ouders strafrechtelijk aansprakelijk te stellen. Wij
herhalen echter nog eensdeze vragen omtrent het
meer of minder noodzakelijke of wenschelijke van het
strafbaar stellen der ouders raakt geenerlei beginsel
van het wetsontwerp.
üe Memorie van Toelichting zegt omtrent dit punt
het volgende„Straft menzooals de wet vau 1874
doet alleen den werkgever, dan is het in 't voordeel
der ouders en voogden om hem te bedriegen, hetgeen
dan ook op allerlei wijze geschiedt. Nu eens geven zij
een valscben naam op en laten het kind in dienst
nemen op vertoon van 't geboorte extract van een ouder
kind of zelfs onder een anderen naam, dan weder
nemen zij het stil mede naar de fabriek of werkplaats,
quasi om het onder toezicht te houden, maar inderdaad
om het te laten arbeiden en voor dien verrichten ar
beid zelf het loon te ontvangen. Ook nemen zij het
materieel mede naar huis en laten daar hunne kinderen
werken.' Zij die de strafbepalingen tegen de ouders
veroordeelenmogen eens bedenken wat zij daarop
kunnen antwoorden. Men kan zeggendat het vol
doende zou wezen de ouders te straffen indien zij
werkelijk den werkgever, fabrikant of werkbaas die het
kind in zijn dienst heeft genomeu door valsche na
men valsche geboorte-akte of' op welke wijze dan ook
hebben misleid ook zou men kunnen zeggen dat de
fabrikant ol werkbazen maar moeten zorgendat er
geen kinderen naar de fabriek of de werkplaats wor
den medegenomen en dat het voldoende is hen alleen
strafbaar te stellen omdat de ouders die bij heu wer
ken zich wel zullen wachten heimelijk hunne kinderen
mee te nemenals hun patroons gevaar loopen daar-
voor gestraft te worden maar zijn er geen strafbepa
lingen noodigals de vader zelf voor eigen rekening
zijn kind in strijd met de wet laat arbeiden Het zou
toch wel wat heel vreemd zijn, als iemand straffeloos
zijn eigen kind met overmatigen arbeid zou mogen be
zwaren, maar gestraft werd omdat hij het kind van
een ander hetzelfde werk' liet doen. En wanneer men
dan den vader wil straffendie in zijn eigen huis in
zijn eigen werkplaats, in zijn eigen bedrijf zijn k'ind
verboden arbeid laat verrichten wat verbiedt dan hem
straf op te leggen wanneer hij zijn kind verboden ar
beid laat doen in dienst van een ander? Als de va-
derlijke macht een vrijbrief moet zijn voor het eene
moet zij het ook wezen voor het andere maar als zij
met belet de eerste wijze van wetsovertreding te straf
fenkan zij geen grond opleveren om de tweede manier
straffeloos te maken.
Met genoegen mogen wij in dit opzicht wijzen, op
dat de gast niet welkom was en toch gevoelde hij het
evenzeer als Adèle het bemerkte, die moeite had, om
zich daarbij kalm te houden; zij durfde haar vader niet
aanzienuit vreesdat deze in hare oogen zou lezen
wat zij gedacht en gevoeld had op het oogenblik
waarop zij door zijn binnentreden waren gestoord
De beschouwing der schilderijen had door de komst
van den geheimraad een einde genomen. Yoor Richt-
hausen was het een uitkomsthij geleidde Agnes naar
ue sopha en wilde toen zelf zijn gewone plaats naast
Adele innemen toen deze tot zijne groote ergernis,
haar door een uitnoodigende handbeweging aan baron
Anthold aanbood en hem dus niets anders overbleef
dan tusschen Agnes en den geheimraad te gaan zitten.'
Met eene koortsachtige levendigheid begon de ge
heimraad een gesprek waarbij hij zich bij voorkeur tot
Herman wendde, terwijl zijn rusteloos oog zich afwis
selend op Herman en Adèle richtte. Beide hield hij
voortdurend scherp in het oog ook wanneer hij met
Agues of Richthausen sprak of wanneer bij, door de
inspanning van het snellelevendige gesprek uitge
put, eenige oogenblikken zwijgend in zijn stoel leunde.
ang hield hij zulk een zwijgen niet uiteene in
wendige onrust pijnigde hem hij kon zich niet lan»
bij een en hetzelfde onderwerp houden had hij in het
eene oogenblik over de schilderijen in zjn salon ge
sproken en Hermans oordeel daarover gevraagd dan
sprong hij in het volgende zonder het gevraagde oor
deel af te wachten, over op de op handen zijnde pa
rade sprak daarop weder over eene reis naar Italië en
vroeg Herman naar het leven in Napels en op Capri
om onmiddehjk daarna eene of andere politieke vraa»
van den dag op het tapijt te brengen. Over één
onderwerp slechts sprak hij niet en wel juist over dat
genehetwelk hem het meeste belang had kunnen
inboezemen en waarop Richthausen meermalen het ge
sprek trachtte te brengen. Sprak deze maar het woord
beurs uit, dan wist de geheimraad het gesprek dadelijk
weder eene andere richting te geven.