de No. 95. Vijf en tachtigste Jaargang. 1883. Bij twijfel onthoudt u. FEUILLETON. ZONDAG 12 AUGUSTUS. Dit nummer bestaat uit twee bladen. EERSTE BLAD. 71) RE STER DER ANTHOLDS. Prijs der gewone Advertentiën ALK1IAARSCIIE COURANT. Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 8 maanden voor Alkmaar 0,80; franco door het geheele Rijk f 1, De 3 nummers f 0 06. Van 15 regels ƒ0,75; iedere regel meer ƒ0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS- TER ZOON. Indien wij den oorlog in Atjeh een nationale ramp noemengelooven wij niet dat we een te sterke uit drukking gebruiken. Jaren achtereen reeds heeft die noodlottige strijd geduurd milüoeuen schats heeft hij verzwolgen en tal van menschenlevens in hoogere en lagere rangen gekosten nog altijd komt er geen merkbare verandering in den toestand. Er zijn tijden van betrekkelijke kalmtewaarin gunstige berichten tot ons komeneen geest van berusting een gezind heid tot onderwerping schijnt dan in de bevolking ge varen de kwalijkgezinden schijnen verdwenen of door de welgezinden overstemd de gevluchte bewoners keeren naar hunne rijstvelden terug en het is alsof de onbedwingbare Atjeher eindelijk moegestreden en de hoop op verdrijving van den vreemdeling opgevende, rust en veiligheid bomt zoeken in de schaduw van de Nederlandsche vlagdie hem vredebeschfrm:-' en vnnrwer hernieuwde welvaart belooft. Die zoete waan moet echter na korter of langer tijd voor droeve ontnuch tering plaats maken. Eensklaps vertoonen zich opnieuw vijandelijke benden kwaadwilligen rustverstoorders maraudeurs of welken naam men hun geven wil, maar in elk geval stoutmoedige goed gewapende mannen die onze posten overvallen onze troepen beschieten onze vaste punten bedreigen en ons geen oogenblik rust laten. Alle vroegere nederlagen alle bloedige tuchtigingen schijnen vergeten of liever, in plaats van tot moedeloosheid en onderwerping te stemmenon- verzoenlijken haat en ontembaren strijdlust geteeld te het' a. Met geestdrift, met frisschen moed komen zij opdagen alsof het vreeselijk oorlogsspel pas was be gonnen. Het baat niet dat zij telkens worden terug gedreven en hun bloed het spoor teekent van hun af tocht de gevallenen worden door anderen vervangen, aan goede geweren en scherpe klewangs, aan kruit en lood is geen gebrek, en er schijnt geen reden te zijn waarom het op deze wijze niet zou blijven voortgaan. Dat de taak van het leger onder zulke omstandig heden uiterst vermoeiend en onaangenaam is begrijpt ieder. Het ziet geen vruchten van zijn inspanning van zijn moed zijn krijgstucht zijn zelf beheereching en volharding. Rukt de soldaat uit om de vijanden op te sporen gewoonlijk wijken zij voor hem uit, maar zoodra hij van den langen tocht terugkeert, vallen er schoten uit het dichte houten onder tal van bezwa ren vervolgt hij zijn weg om vermoeid en onvoldaan weer op zijn post terug te komen. Trekt hij den kam pong binnen om de zwervende benden te zoekendan zijn zij nergens te vinden de bevolking weet van niets, en de soldaat heeft geen zekerheid ol hij te doen heeft met heimelijke bondgenooten van den vijand spionnen en verraders of met ongelukkige slachtoffers van den toestand die zoowel door vrees voor onze wapenen als voor de strijdvoerende benden van hun eigen landgenooten beheerscht worden en niet beter weten te doen dan zoo mogelijk met beide partijen op goeden voet te blijven. Ellendig inderdaad is het lot van dat deel der bevolking dat den krijg vloekten op het erf harer vaderen blijft arbeiden om in eigen onderhoud te voorzien. Steunt zij den strijdenden land genoot dan treft ook haar van onze zijde het vreese lijk oorlogslotwerkt zij met onze troepen mede dan wacht haar de wraak van de zwervende benden aan wier onverwachte bezoeken zij blootstaatmaar al weet zij zich vrij te houden van besliste partijkeuze wie waarborgt haar veiligheid als de strijd ontbrandtin de hitte van het gevechtte midden van de verwar ring wanneer de soldaat lichtelijk in eiken Atjeher een vijand zietdien hij onverwijld onschadelijk moet maken wil hij geen gevaar loopen onverwachts door hem doorschoten te worden of onder zijn klewanghou- wen te vallen Als aanstonds de rijstvelden verwoest worden gaat ook de vrucht van den arbeid der rustige bevolking verloren en als de kampong in vlammen opgaatkunnen haar woningen niet gespaard blijven. Is het wonder dat menigeen aldus door beide vuren gezengd ten slotte iu wanhoop naar de wapenen grijpt en zich aansluit bij zijn landgenooten die besloten zijn tot den oorlog tot den einde toe Maar die toestand is onhoudbaar. Het Nederland sche volk verliest eindelijk zijn geduld en eischt van de Regeering dat er een einde aan zal komen. Het heeft recht om zich te beklagen over de weifeling, het hinken op twee gedachten, waardoor deze ongelukkige oorlog zich van den aanvang af heeft gekenmerkt. Het vertrouwen op ons Indisch bestuur is al aanstonds in niet geringe mate geschokttoen het bleek dat er met overijling tot den aanval en do oorlogsverklaring was besloten dat men het .and dat men binnentrok, en den vijand dien men ging bevechten niet voldoende kendezoodat de overhaaste aanval door een snellen terugtocht moest gevolgd worden. En welk een nood lottige tweespalt is daarop onder de legerhoofden zei ven ontbrand hoe scherp stonden de verschillende in zichten tegenover elkander, en welke bittere woorden en treurige verwijten zijn er gewisseld Volg de oude doeltreffend bevonden gewoonte raadde de een en vestig u aan de kust op beperkt licht te beveiligen en te verdedigen terreinblijf er rustig en kalm val niet aan dring niet verder door, maar doe uw kracht gevoelen als de Atjeher zich ver meet u te bestoken en hij zal allengs wederkeeren om zijn akkers te bebouwen en zich vestigen in uw nabijheid weldra zal hij uw markt bezoeken en hij zal ontwaren dat onder uw gezag orde en veiligheid heerschenhet recht gehandhaafd en de boosdoener gestraft wordt. Hij zal een vreedzame nabuur worden en allengs zich aan uw invloeduw oppergezagwaar het noodig is aau uw rechtstreeksch bestuur onderwer pen. Ton slotte zult gij de bevolking van uw rustige krachtvan uw meerderheid overtuigd hebben zij zal inzien dat het dwaasheid is zich op den duur tegen u te verzetten en dat zal u in staat stellen waar het onvermijdelijk is, de onwilligen te dwingen. Misleid u niet met dit droombeeld roept de ander uit. Waar die taktiek ook moge slagen, niet tegenover den Atjeher sinds eeuwen fier op ziin onafhankelijk heid strijdlustig van nature en uit gewoonte niet tegenover dezen ouden zeeroover en dweepzieken Mo hammedaan die u haat en minacht en met ware doodsverachting naar den strijd gaat als naar een feest. Misschien heeft het mislukken van den eersten aan- val al dadelijk den overmoed van den strijdlustigen Atjeher zoodanig geprikkelddat het volgen van de oude Indische taktiek hier uiterst moeilijk werd. Althans wij zijn den vijand gaan bestoken, wij hebben hem onze kracht doen gevoelen, wij hebben hem getuchtigd en ver schrikt, zijn woningen verbrand en zijn velden verwoest, en daarna de uitwerking van dit krachtig optreden afge wacht Maar die uitwerking waa niet zooals men ver wacht had. Geen moedeloosheid en onderwerping, maar verbittering en feller tegenstand waren de gevolgen en wederom geven beide partijen elkander de schuld van den bedenkelijkeu toestand. Uw branden en moor den heeft de bevolking met een onverzoenlijken wrok bezield en den vrede voor langen tijd onmogelijk ge maakt; wij zouden het gansche land moeten verwoesten en de bevolking verdelgen, zoo wij onder zulke om standigheden de vijandelijke benden wilden uitroeien. Niets anders dan het treurig gevolg van uw ellendig stelsel van ontzien en afwachten van het verkondigen van een vredestoestand die in werkelijkheid niet be stond daardoor is het gevoel van ontzag dat wij be gonnen waren den Atjeher in te boezemen weer ge heel verloren gegaan hij minacht en bespot ons en denkt er eerder aan ons geheel te verdrijven dan zich te onderwerpen. En nu overweegt het Indisch bestuur, of wellicht onder de tegenwoordige omstandigheden niet de voor keur verdient een inkrimping onzer vestiging en ver mindering onzer bezetting. Pijnlijk voor het vader- landsch gevoel inderdaad een dergelyke mededeeling te moeten hooren; en er zijn er in den lande die zich tot de regeering wenden met een dringend verzoek om tot geen inkrimping van onze vestiging over te gaan maar den oorlog met kracht door te zetten. Moet hun voorbeeld gevolgd en aan hunne oproeping om zich bij hen aan te sluiten gehoor gegeven worden P Wij durven daartoe niet raden. Het geldt hier een kwestie van taktiek en van oorlogsbeleid. Het is de vraag wat thans in Atjeh gedaan moet worden na tuurlijk om later ons doel het in toomhouden van dezen ouden roofstaatte beter te kunnen bereiken. Die vraag wordt overwogen met al den ernst dien zij Uit het Hoogduitsch van ADOLF STRECKFUSS. Hoe was het Adele in de laatste dagen gegaan Sedert den laatsten avonddat Herman bij den ge heimraad aan huis was geweest, had Agnes hare vrien din niet weder gezien, noch iets van haar gehoord. Hans had haar medegedeeld welk een zonderlingen brief zijn broeder van den geheimraad ontvangen had zij was daarom dadelyb naar hare vriendin gesneld, doch had haar niet thuis getroffen nog tweemaal herhaalde zij die poging, beide malen met hetzelfde ongunstige gevolg. Een ongelukkig toeval wilde dat zij het steeds trof, dat Adèle juist was uitgegaan zoo ten minste verze kerde de portier en dat die onwaarheid sprakwas toch niet te gelooven. Gisteren bij haar laatste bezoek, had Agnes op hare vriendin willen wachten en den haar welbekenden weg naar Adèle's kamer inslaan hetgeen de portier echter niet had willen toestaan.' Hij was, toen Agnes haar voornemen te kennen gaf, zeer verlegen gewordenmet groote beleefdheid ver ontschuldigde hij zich de deur, die van het portaal naar de woonkamers leidde, voor de gravin niet te kunnen openen want de frenle had bij het uitgaan uitdruk kelijk verboden, dat iemand gedurende hare afwezigheid op hare kamer kwam en aan dit bevel moest hij ge hoorzamen al was hij dan ook overtuigd, dat de freule daaruij stellig niet aan de gravin had gedacht. Agnes l ad den portier haar kaartje gegeven en met potlood daarop het verzoek geschreven of Adèle haar zoo spoedig mogelijk zou komen bezoeken of een tijd bepalen, waarop zij zeker thuis te vinden was; er was ech ter geen antwoord op gevolgd. Had Adèle het kaartje misschien niet ontvangen P of het was nauwelijks denkbaar wilde zij hare vriendin niet zien? Nu eerst, toen plotseling die gedachte bij haar opkwam herinnerde zij zich de zonderlinge verlegen heid van den portier, zijne wijdloopige verontschuldi gingen en nu eerst viel het haar op dat hij haar niet eens goed in de oogen had durven zien toen hij met tallooze diepe buigingen verzekerdedat de freule werkelijk niet thuis was nu eerst bracht zij hare eigen afwijzing in verband met die van Herman. Wilde Adèle misschien liever niets van Herman hooren Vermeed zij daarom eene ontmoeting met hare vriendin? Was werkelijk de brief haars vaders aan Herman op haar verzoek geschreven Onmogelijk Agnes kon het niet gelooven. Zij had in Adèle's hart gelezen hoe langzamerhand het gevoel van dankbaar heid voor den redder haars levens in liefde veranderde. Hoe begonnen Adèle's donkere oogen te schitteren wanneer zij over Herman sprak Met welk een afschuw had zij over den dwang gesprokendie haar vader, door mijnheer von Richthausen te begunstigenhaar aandeed Hoe gretig had zij AgDes' voorslagom Herman om raad te vragen aangenomen Hier moest een onbegrijpelijk misverstand heerschen. Het was een plicht der vriendschap om het optehel- deren een plicht ook tegenover Herman. Agnes besloot, om morgen zeer vroeg reeds vóór negen uur, op een uur dusdat Adèle zonder twijfel nog te huis was haar bezoek te herhalen en zich door geene afwijzing te laten afschrikken. Met dit besluit legde Agnes zich ter ruste en den volgenden morgen voerde zij het uithet was nauwe lijks half negen, toen zij reeds in de Gravenstraat kwam. De huisdeur stond open de portier was juist bezig om de vestibule aantevegen zoo vroeg en bij dit werk droeg hij nog niet zijne schitterende livereimaar een gewonevuile witte jas. Toen nu plotseling gravin Redigau voor hem stond en hem bij zijn huiselijk werk verrustteliet hij van schrik den bezem vallende vraag of juffrouw Adèle te spreken was bracht hem in de pijnlijkste verlegenheid, die verhoogd werd door het bewustzijn zijnerden portier van een voornaam huis onwaardige, verschijning. Hij stotterde eenige onsamenhangende woorden, maar herstelde zich spoedig de freule was helaas nog niet te spreken verklaarde hijde kamenier was zoo even beneden geweest en had verteld dat de freule zware hoofdpijn had nog te bed lag en niet gestoord mocht worden. Hij tradterwijl hij sprakAgnes in den wegom haar te beletten door de openstaande deur de trap op te gaan. „Adèle heeft hoofdpijn en is niet wel, des te eerder moet ik haar spreken," antwoordde Agnes vast besloten, zij wilde den portier voorbijgaan maar deze versperde haar den weg. „Het gaat nietgravin het gaat inderdaad niet, ik mag u niet doorlaten zeide hij in de grootste verle genheid „de geheimraad heeft uitdrukkelijk verboden, dat de freule gestoord wordt." Agnes liet zich door die weigering niet van haar stuk brengen zij had een sterken wil en wist dien te doen gelden. „Heeft de geheimraad u last gegeven, om ook mij op zulk een onbeleefde wijze aftewjjzen vroeg zij op zulk een scherpen toon dat de portier nog meer verlegen werd hij stotterde eenige onverstaanbare woor den van verontschuldiging maar Agnes viel hem in de reden. „Ga uit den weg ik beveel het u Ik laat mij niet afwijzen en zal de verantwoordelijkheid zoowel tegenover den geheimraad als tegenover freule Adèle op mij nemen". Zij ging met deze woorden vastberaden vooruit; slechts met geweld had de portier haar kunnen terughouden en dat durfde hij nietaarzelend en met een overbluft gelaat ging hij voor haar uit den weg. Nog was Agnes niet, waar zij zijn moest, toen zij boven op de trap den mooien Jean ontmoette; hij was even verrast, als straks de portier, maar hij herstelde zich spoediger en met eene diepe buiging versperde

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1883 | | pagina 1