No. 101. Vijf en tachtigste Jnargang. 1883. Gevoel of Overgevoeligheid FEUILLETON. ZONDAG 26 AUGUSTUS. Dit nummer bestaat uit twee bladen. EERSTE BLAD. Groote Paarden- en Veulenmarkt te Alkmaar, op Maandag, 3 September 1883. 77) 1)E STER HER ANTHOLItS. Prijs der gewone Advertentiën ©fSctëeï (Scheelte. ALKMAARSCHE COURANT Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 8 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1, De 3 nummers f O 06. Van 1—5 regels 0,75; iedere regel meer f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS- TER ZOON. BURGERAVONDSCHOOL. Tot het inschrijven van leerlingen voor den cursus 1883 —84 zal de ondergeteekende zitting houden uitsluitend op Maandag 3 September des avonds te 7 uur in het gebouw der Burgeravondschool, Doelenstraat, hoek gedempte Nieuwesloot. De Directeur Dr. H. W. WAALEYVIJN. Lijst van brieven, waarvan de geadresseerden onbekend zijn verzonden gedurende de 2e. helft der maand Juli 1883: A. Lefers, Akersloot; I. Kom, L. Adriaanse, D. P. Bak ker, Amsterdam; P. SchriekenBurgerbrug K. Kraakman Heerhu go waard. Uit de Burgerbrug: O. van den Brink Tiel. Briefkaarten: J. de Wit, flk. KochAmsterdam. De stierengevechten blijven nog altijd de nationale feesten van de Spanjaarden. Een ware hartstocht be- heerseht hen voor deze vreeselijke vertooningen waarbij het zand wordt geverfd met het bloed van den woedenden stier en het ongelukkige paard dat zijn aanvaller draagt, en niet zelden ook van dien aanvaller zeiven die de toeschouwers doet buiveren om de gevaren waaraan hij zich blootstelt, en in dolle geestdrift brengt voor de vlugheid en het kalm overleg waarmee hij aan die gevaren ontsnapten ten slotte den stier doet vallen voor zijn degen. Nu en dan trekken de ondernemers dezer bloedige schouwspelen de Pyreneeën over, en geven voorstellingen in Erankrijk die daar bij de zuidelijke bevolking zeer in den smaak vallen maar in het noorden des lands geen bijval kunnen vinden. Thans heeft zich in Frankrijk een vereeniging gevormd om da stierengevechten er inheemsch te maken onder het voorzitterschap van een koloneldie van meening is dat zij uiterst geschikt zijn om den moed der jeugd aan te kweeken en haar te leeren kalm te blijven in het gevaar en de pijn manlijk te dragen. Te recht wordt betwijfeld of het gezicht van de mannen wier beroep het is de dieren tot den strijd aan te hitsen te wonden en daardoor tot grooter woede te prikkelen, af te leiden van gevaarlijke aanvallen en eindelijk te dooden en, daarin opzettelijk geoefend, door vlugge wendingen en snelle bewegingen de dreigende horens van hun getergd slachtoffer te ontwijken of het gezicht van die paarden die daar met opengereten lichaam liggen te sterven van die uit ettelijke kleine wonden bloedendedampende en brullende stieren en som tijds ook van gewonde en in de lucht geslingerde menschen wei bijzonder geschikt is om die kalme bera denheid en dat kloeke trotseeren van het gevaar aan te kweeken waardoor de burger zich in staat ziet gesteld om in tijden van nood zijn medemensch te helpen en te redden en zich eu zijn land tegen een vijandehjken aanval met standvastigheid en kracht te verdedigen. Alsj men de beschrijving van een stieren gevecht en van de uitwerking van deze tooneelen op de toeschouwers leestschijnt de kalmte alleen te be staan bij de geoefende picadores chnlos banderilleros en tereros en geven enkele toeschouwers blijk van ontzetting of van stil genot, naar gelang zij nieuwe lingen of oude vertrouwden van deze gevechten zijn maar toouen verreweg de meeste een wilde hartstocht die door het gezicht van het stroomendo bloed steeds hooger stijgt, en zich uit in donderende en gillende toejuichingen van stier of mensch al naar de een of de ander zich het beste weert. Misschien is zulk een stemming wenschelijk bij een troep Tureo's die op den vijand moet instormen maar overigens is het moeilijk te begrijpen welke andere vruchten van deze schouw spelen te verwachten zijn dan gevoelloosheid voor au- derer lijden ruwheid en bloeddorst. Terecht wordt tegen de voorstanders van de stieren gevechten aangevoerd dat de Romeinen uit den Kei zertijd die zich verlustigden in het gezicht van den strijd der zwaardvechters tegen de wilde dieren of tegen elkander zich wel door grootere wreedheid, maar niet door grooteren moed van hunne voorvaderen onder scheidden. Stierengevechten of hanengevechten zijn genietingen van dezelfde soorten het volk dat er zich aan vergast geeft blijk zoo al niet van wreedheid en bloeddorstdan toch van groote ruwheid en hard heid. Het is waarlijk geen teeken van verwijfdheid of overgevoeligheid dat- men tegenwoordig geen pleizier meer vindt in palingtrekben of den haan den kop af te slaan en er niet op gesteld is bij het katkneppelen een levende kat in den ton te hebben. Wij begrijpen niet meer, hoe onze voorouders onder de gewone ker misvermaken het bezoek van de snijkamer en van het dolhuis rekenden en wij lezen bij voorbeeld niet zon der verbazing dat bij gelegenheid van de feeaten, die bij de komst van den Prins van Oranje en den hertog van Anjou te Brugge werden gegeven op de markt een hooge mast was geplaatstmet een scheepje vol vuurwerk op den top waarin een aantal katten met ketenen waren vastgebonden, die door haar jammerlijk geschreeuw het volk moesten vermaken totdat zij ten slotte in de vlammen omkwamtn. Deze dingen zijn niet meer van onzen tijd. Wij kunnen ze niet meer aanzien zij doen ons pijn en daarover behoeven wij ons niet te schamen. Dat is geen bewijs van zwakke zenuwen of laffe sentimentali teit maar van natuurlijk mensehelijk gevoel en van meerdere beschaving dan het deel was van de Neder landers van vóór 300, 200 of 100 jaren. Niet alleen zal niemand me, r op het denkbeeld komen om zich zeiven of wel „het volk" op vermaken van dit gehalte te onthalen maar „het volk" zelf zou er niet van ge diend zijn en hij die er de proef van nam zou ge vaar loopen in plaats van toejuichingde minder aangename uitingen van zijn verontwaardiging te on dervinden. Maar gaat onze gevoeligheid voor de dieren toch niet al te ver? Is zij niet eene ziekelijke ontaarding, een gevoel dat niet .meer bebeerscht wordt door het verstand? Zoo vraagt misschien iemand die wel eens gehoord heeft van zekere 'overdrijving bij sommige leden van de vereeniging tot dierenbeschermingen vreest dat hij zich belachelijk zal maken wanneer hij tot de geestverwanten van enkele ijveraars werd gerekend. Maar is het dan zoo vreemdals iemand voor eene goede zaak ijvert, dat hij eens een enkele maal een te krasse uitdrukking gebruikt, of zich verder laat vervoeren dan voor de zegepraal zijner zaak dienstig is Over drijving bestaat er wanneer men zich verzet tegen de vivisectie wanneer men het ontleedkundig onderzoek bij levende dieren zou willen verbiedenzonder zich te bekommeren om het groote verlies dat dit verbod voor de wetenschap zou zijn in hare onderzoekingen naar den bouw van het lichaam bij de dieren en de werkingen en verschijnselen in zijn gezonden en ziekelijken toestand waarvan de vruchten ten bate moeten komen van den mensch tot behoud of herstel zijner gezondheid. Overdrijving bestaat er, wanneer men bezwaar maakt tegen bet in gebruik nemen en aan het werk stellen van dieren op doelmatige wijze en zonder dat er te veel vau hunne brachten gevergd wordt. De mensch heeft altijd de dieren gebruikt en zoo noodig aan zijn belang opgeofferd. Hij maakt geen bezwaar ze te slachten voor zijn voeding en ze voor zich te laten werken. De teergevoeligste onder ons nemen zonder, schroom aan den maaltijd deelen waarom zouden wj, terwijl ,1e mensch zelf dikwijls zoo zwaren arbeid heeft te verrichten moeten schromen de dieren in onzen dienst te nemen en onze taak door hen te laten verlichten? Maar wanneer de vivisectie mocht worden aangewend zonder noodzaak niet als onmisbaar middel van wetenschappelijk onderzoek maar als een wreed spel of tot bevrediging der nieuws gierigheid van onkundigen en wanneer men de dieren ziet bezwijken onder hun lastof op ondoelmatige voor hen lastige, belemmerende of pijnlijke wijze ziet aangespannen dan is het tijd om een woord van ver zet te laten hooren want elke onnoodige kwelling van een dier is ongerechtvaardigd en getuigt van een ruw en ongevooelig gemoed. „Gij zult een dorschenden os niet muilbanden." En wie hard en gevoelloos is voor een dier, zal ook hard en gevoelloos zijn voor zijn me demensch. Daarom bestaat er geen gevaar dat bij die de dieren tegen onnoodige kwelling wil bescher men de menschen zal vergeten. Elke neiging tot Uit het Hoogduitsch van ADOLF SIREÜKFUS3. Lise vertelde den commissaris de hem reeds bekende gebeurtenissen op Warnitz, zooals zij die van docter Treu vernomen had van bizonder gewicht echter was hare getuigenis door het feit, dat zij zelf des nachts Sabine in een rijtuig van F. naar D. gebracht en te D. voor haar in de voorstad eene woning gehuurd had. Zij was de eenige nog levende getuige die kon be vestigen dat Sabine onder den naam van weduwe Dan- kelmann naar D. was vertrokken. Ofschoon de bewijzen die de commissaris verzameld had van veel belang waren schenen zij hem wel toe reikend om te overtuigen dat niet Sabinemaar de kamenier in het familiegraf der Antholds was begraven, maar nauwelijks voldoende, om bij een mogelijk proces, Sabine's recht op de erfenis van den overste von Wer- neburg onbetwistbaar aan te toonen. Misschien kon echter een proces vermeden wordenen zeer zeker was dit in het belang der familie Anthold wier eer door het openbaar worden der verschillende schandalen zonder twijfel zeer zou worden geschaad. De commissaris achtte het zich tot plichtom nu hij zoover met zijn onderzoek gekomen wasnaar slot Warnitz te gaan ten einde baron Robert den uitslag zijner nasporingen mede te deelen. Hij schrikte er aan vankelijk wel voor terug. Hij vreesde dat de vader zij!'s vriends, hem voor een zijner vijanden houdende, met a"o kracht het voortzetten van het onderzoek zou tege, "an dat hem al zijne hoop op het ontvan gen der erfenis ontnemen moest. De eerste ent,angst, die Mendler bij baron Robert ten deel vielwas dan ook inderdaad niet vriendelijk; toen hij hem mededeelde, dat zijne zuster nog leefde, stoof de baron toornig op noemde bet een verzinsel zijner vijanden om hem de erfenis afhandig te maken, louter leugens en gelastte den ongeluksbodeom on- middelijk het kasteel te verlaten hij wilde er volstrekt niets meer van hooren. Mendler liet zich hierdoor echter niet afschrikken met onverstoorbare kalmte eischte hij dat de baron hem ten minste zou aanhooren en deze zelf de waarde der bewijzen voor de waarheid zijner bewerin gen zou onderzoekenhij deed een beroep op bet eergevoel van den baron en dit was niet tevergeefs hij werd aangehoord en toen hij nu met overtuigende wel prekendheid do lotgevallen der ongelukkige Sabine vertelde, vond hij ten volle geloof. Hij had te voren nauwkeurig onderzoek gedaan naar de omstandigheden des barons en toen hij dezen nu uiteenzette dat voor hem het verlies der erfenis volstrekt geen ongeluk zou zijn daar deze slechts zijnen schuldeischers ten goede kon komen terwijl het door eene vroegere uitkeering der erfenis misschien mogelijk zou ziju, wanneer Sabine daartoe hare toestemming gaf, om Warnitz en de overige goederen voor de familie te behoudengaf hij hierdoor den reeds geheel wanhopigen man nieu wen moed. Hetgeen den baron eerst als het grootste ongeluk was toegeschenen, beschouwde bij nu als het grootste geluk. Hij verklaarde zich met vreugde bereid om zijne zuster onmiddolijk te erkennen en zich niet te verzetten indien haar de erfenis werd uitgekeerd hij gaf den commissaris onbeperkte volmachtom in het archief van het slot naar verdere bewijzen te zoeken en den ouden Dubois als getuige te hooren alles, wat hij zelf wistdeelde hij den commissaris mede. Vier dagen bleef de commissaris op Warnitzom deels uit het archief, waarin hij nog eenige documen ten van waarde vond deels door het opmaken van een procesverbaal van de verklaringen van den baron en den ouden Dubois voor een deel ook van Lise van den docter, zijne bewijzen aantevullon toen ging hij naar D. terug, nadat de baron hem op ondubbelzinnige wijze zijne dankbaarheid had doen blijken. Zijn eerste bezoek te D. gold den justitieraad Meuding. De oude heer was buiten zich zeiven van verruk king toen Mendler hem den gunstigen uitslag vau zijn onderzoek mededeelde en hem de in slot Warnitz en te F. opgemaakte procesverbalen voorlegde. „God zij dank, dat ik die vreugde nog beleef!" riep hij uit. „Na veertig jaren krijgt toch eindelijk nog bet recht zijn loop Overgelukkig ook was de justitieraad over de uit drukkelijke verklaring van baron Robertdat hij Maria Dankelmann als zijne zuster erkende, goedvond, dat de erfenis onmiddellijk aan haar werd uitgekeerd en van alle aanspraken afstand deed. Daar de eenige belanghebbende bij de erfenis eene dergelijke verbindende verklaring had afgelegdwas de justitieraad verantwoord, om aan Sabine het geheele kapitaal uittekeeren. Hij was hiertoe door het testa ment uitdrukkelijk gevolmachtigd. Zonder inmenging van het gerecht, zonder een pro ces waarvan een publiek schandaal het gevolg zou geweest zijnja zelfs zonder dat Sabine gedwongen werd om den naam afteleggen, dien zij sedert veertig jaren gewoon was te dragen kon de overdracht der erfenis van den overste von Werneburg aan haar plaats hebben, en hiertoe was de justitieraad Meuding gaarne bereidtoen hij door de verklaring van baron von Robert ten volle verantwoord was. „Zoo is dan alles voor u voorbereid mevrouwom de u zoo lang onthouden erfenis overtenemen'', besloot de commissaris zijne belangrijke mededeelingen. „De justitieraad Meuding wacht uhij haakt naar het oogenblik waarop hij eindelijk gevolg kan geven aan de opdrachthem veertig jaar geleden door zijn vriend, den overste von Werneburgverstrekt. Laat ik u nu naar den justitieraad brengen om u en hem als getuige te dienen en daarmede de taak te volte-.' u,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1883 | | pagina 1