No. 113.
Vijf en tachtigste Jaargang.
1883.
ZONDAG
23 SEPTEMBER.
Politieke programma's.
FEUILLETON.
Een staatsgeheim.
Prijs der gewone Advertentiën
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
EERSTE BLAD,
©fliciêel ©efceeltc.
ALKMAARSCHE
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 8 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door
het geheele Rijk f 1,
De 3 nummers 0 06.
COUR A AT.
Van 15 regels f 0,75; iedere regel meer f 0,15.
Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON.
NATIONALE MILITIE.
De BURGEMEESTER der gemeente ALKMAAR gelast,
krachtens bekomen aanschrijving, den verlofganger der gemeente
Leeuwarden, HENDRIKÜS MARCUS, lichting 1879, inge
lijfd bij het regiment Grenadiers en Jagersom zichvoor
zien van zijne kleeding- en uitrustingstukken zakboekje en
verlofpas, op 4 October 1883 's namiddags vóór 4 uur, aan
te melden bij zijn korps te 's Gravenhage.
De oproeping geschiedt wegens overtreding van art. 143 der
Militiewet.
De opgeroepene heeft recht op vrij transport naar zijn korps
en op een daggeld van 25 centen, ter secretarie aan te vragen.
Alkmaar. De Burgemeester voornoemd
22 Sept. 1883. A. MACLAINE PONT.
VERGADERING van den RAAD der gemeente
ALKMAAR op Woensdag 20 September 1883, des namiddags
te 123/, are.
Namens den Voorzitter van den Naad,
De Secretaris,
NU HOUT VAN DER VEEN.
P O L I C I E.
Ter terugbekoming is aan het Commissariaat van Policie
het volgende gevondenevoorhanden als een witte zakdoek,
sleutels, een zilveren knip met geld enz.; een gouden kruisje,
een zilveren stop, een vrouwendasje, een prot. vraagboekje,
een kinderschoentje, een lap blauwe voering, een dameskraagje,
een bloedkoralen halskettingje met gouden sluiting, een kaart
met knoopen, een gouden korologieringetje, een blauw koralen
halekettingje met gonden slotje, een bloedkoralen armbandje
met gouden tonnetjeeen zwarte dameskandschoeneen zelf-
zoomer van een naaimachineeen gouden broche en een zil
veren vork.
Wanneer de Nederlander die zich tot de liberale
partij rekent, de geschriften ziet aangekondigd die in
de laatste maanden van leden der antirevolutionaire en
der katholieke partij zijn verschenen is het niet on
mogelijk dat hij zich door een gevoel van jaloerschheid
voelt aangegrepen en die partijen gaat benijden wegens
het bezit van iets dat de liberale partij schijnt te mis
sen een programma. Het moet toch zoo goed zijn
een duidelijke verklaring te hebben van de beginselen
waarvan men uitgaat van de grondslagen waarop de
partij is gebouwd van de richting waarin zij zich be
weegt van hetgeen zij dientengevolge wenscht tot stand
te brengente doen vervallen of op te richten te
wijzigen en te hervormen een leiddraad bij zijn werk,
een gids op den weg een vraagbaak bij twijfel een
licht voor den voet en een staf in de hand! Bij nadere
kennismaking van de bedoelde geschriften zal echter
de jaloerschheid waarschijnlijk iets minder worden en
misschien ten slotte de overtuiging zich vestigen dat
er nog weinig reden bestaat om de genoemde partijen
wegens haar bizondere voorrechten te benijden.
Al dadelijk treft de titel van het geschrift van Dr.
Schaepman. „Een katholieke partij" leest men
maar daarop volgt „Proeve van een program."
Alzoo een partijdie geen programma heeft F Een
partij die beproeft een programma samen te stellen?
Maar spoedig blijktdat de Katholieken zelfs zoo ver
nog niet zijn gevorderd. Al spoedig leest men in het
boekje want het is een boekje van 98 bladzijden:
„Met recht mag hier de vraag worden gesteld waarom
is tot heden toe nog geen katholieke partij tot staDd
gekomen of liever waarom hebben tot nu toe de
Katholieken in Nederland zich niet vereenigd om een
politiek program F" Het geldt hier dus een poging om
een programma op te stellen waarom zich de Katho
lieken in Nederland kunnen scharen en vereenigen tot
een politieke partij. Daaraan blijkt dringende behoefte
te bestaan. Immers schrijft Dr. Schaepman: „wanneer
ten onzent het verschil van meening, tussehen de ver-
tegenwoo digers der Katholieken op staatkundig gebied
zoo openbaar en zoo fel in het licht traddat drin
gender en dringender de kreet opging „vereenigt u
dan luidde het bekende antwoord „Geen nood op
de groote punten heerscht eenheid." Volgens de
schrijver eehter is die eenheid een eenheid des geloofs,
wel groot en krachtig genoeg om alle verschil van mee
ning te doen ophouden „waar geloofsbelangen in het
spel komen"maar overigens op staatkundig gebied
„eer heb tegenovergestelde eener kracht, een zwakheid
en een gevaar. Hier toch" aldus gaat Dr. Schaep
man voort „behoort men niet te vergeten dat de
katholieke geloofsleer aan alle staatkundige richtingen,
die niets anders dan staatkundige richtingen zijn, vol
komen vrijheid en ruimte van beweging laat." Zelfs
Encycliek en Syllabus behelzen niets anders dan „de
veroordeeling der dwaling en de vaststelling der meest
algemeensmeest ideale diepst zedelijke beginselen.
Hunne uitspraken betreffen het wezen van Kerk en
Staat de uit dat wezen voortvloeiende verhouding van
beide machten den oorsprong en het gebied van het
recht. Zij beschrijven meer dan zij gebieden. TV aar
zij het eigenlijke leven raken zijn zij plooibaar en buig
zaam als het leven zelve en voegen zij zich naar iederen
eisch van het levendie niet in strijd is met de hoogste
wet van God." Daardoor wordt bet dan ook verklaar
baar dat er tot nog toe onder de katholieke vertegen
woordigers geen eenheid van meening bestond omtrent
„het koloniaal beleid grondwetsherziening het stem
men over begrootingen de regeling van het kiesrecht,
de uitbreiding der staatsbemoeiing de handelspolitiek,
de wetgeving op den eed het samenstel onzer belas
tingen den strijd tegen de schoolwet zelfs."
Het aangehaalde is voldoende om te begrijpen dat
Dr. Schaepman een poging heeft gedaan om omtrent
een en ander tot eenheid van meening te geraken
al dringt zich dan ook aanstonds de vraag bij ons op:
hoe zal het mogelijkheid zijn omtrent al die punten de
Katholieken tot eenstemmigheid te brengen wanneer
toch de katholieke geloofsleer daaromtrent „volkomen
vrijheid en ruimte van beweging laat"? Als die eenheid
geen gevolg kan zijn van de eenheid van geloof, op
welken grond mag dan wel de verwachting steunen
dat zij ooit zal tot stand komen F Dr. Schaepman is
daarvan zelf niet zeker, al bewijst reeds zijn „proeve"
dat hij vol goeden moed is. Op de vraag „zullen de
katholieke Nederlanders zich vereenigen tot een staats
partij F" luidt zijn antwoord „Ik meen het niet te
mogen betwijfelen." Hij grondt zijn hoop op het woord
van Broere in 1853„De Katholieken maken een
politieke persoonlijkheid uit", en op hun vaderlands
liefde. Intusschen ligt de verwezenlijking naar zijne
meening nog in het verre verschiet. „In de volgende
bladzijden" schrijft hij „wordt de beschrijving van
zulk een program beproefd. Beproefd niet meer. De
schrijver is innig overtuigd dat hij niet meer dan een
proeve kan leveren dat van die proeve alleen het
gemeene goed zal worden aanvaard. Maar proeven
zijn noodig. In onzen eigen holiandechen grond moe
ten vele palen worden geheid voordat men grondsla
gen leggen en muren optrekken kan. Het is der eere
genoeg wanneer men één paal mag helpen heien."
Gelukkiger dan de Katholiekenzal men zeggen
zijn in dit opzicht de Antirevolutionairendie geen
proeven van een programma meer behoeven te schrij
ven maar sinds jaar en dag een programma bezitten.
Toch zou het niet moeilijk vallen uit de praktijk
voorbeelden bij te brengen waaruit van meer verschil
van meening onder de leden dezer partij zou blijken
dan met het bezit van zulk een programma bestaan
baar schijnt. Ais men echter dit programma meer van
nabij beschouwt, wordt het verklaarbaar, dat o >k de
daarin verkondigde algemeene beginselen geen antwoord
geven op een aantal uiterst belangrijke vragen die
op staatkundig gebied moeten worden beslist. Sommige
artikelen van het programma bevatten beschouwingen
van hutorischen aard en verklaringen, waarmede ook
andere dan de leden der partij zullen instemmen of
die voor de oplossing der staatkundige kwestiën van
onzen tijd van geen invloed zijn. Maar de grond van
de geheele antirevolutionaire leer is veel minder een
rotsgrond dan hij schijnt. „Ook op staatkundig terrein
belijdt zij (de antirevolutionaire partij)"aldus Ie*
zen wij „de eeuwige beginselen van Gods woord
zóó evenweldat het staatsgezag noch rechtstreeks
noch door de uitspraak van eenige Kerkmaar
alleen in de consciëntie der overheidspersonen aan
de ordonnantiën Gods gebonden zijn." "Vermits ech
ter „Gods Woord nu eenmaal geen leerboek is van
staatsrecht of staathuishoudkundeen ieder naar zijn
eigen vrije consciëntie, en niet op gezag van eenige
Kerk moet oordeelen blijft er ruimte pver voor groot
verschil van meening. Zoo schrijft dan ook de hear
In eene eenvoudig gemeubileerde kamer zat een
jong meisje voor den spiegelin de beschouwing van
baar eigen beeld verdiept, Laura Holm was de doch*
ter van een ondergeschikt ambtenaardie slechts een
zeer matig inkomen hadeene vriendinde dochter
van rijke ouders, had haar uitgenoodigd, om van avond
met haar naar de comedie te gaan, waar eene gevierde
kunstenares een gastrol vervullen zou. De billetten
voor de door deze te geven voorstellingen werden tegen
goud opgewogen en waren grootendeels slechts door
bizondere connecties te verkrijgen. Laura zou dus een
voorrecht genieten waarom duizenden die veel wel
gestelder warenhaar zouden benijden.
Zij was nog nooit in de Koninklijke Schouwburg
geweesten had evenmin ooit eene kunstenares van
beteekenis gezien. Het was ook minder de verwach
ting van een groot kunstgenotwat haar zoo in span
ning bracht dan wel de gedachtedat zij in eene loge
van den eersten rang onder de keur van de voorname
en rijke wereld zou gezien wordenHaar vader had
gewilddat zij voor de uitnoodiging bedankte. Hij
had het ook reeds afgekeurddat zij gemeenzaam
omging met Selma Elitzer vooreerstomdat de doch
ter van den rijken expediteur Flitzer op een voet
leefde die Laura licht met haar bescheiden lot onte
vreden zou kunnen maken, maar ook maar dit had
hij voor zijne dochter verzwegen omdat de goede
naam van den expediteur Elitzer in geenen deele
vlekkeloos was.
Laura's moeder was toen voor hare dochter in de
bres gesp rongenzoodat Holm ten slotte had toege
geven; Laura had zich met haar beste kleedje getooid;
en de spiegel zeide haardat zij schoon was.
Het was geen voldoening van ongekunstelde of dom-
trotsche ijdelheid wat aan Laura's oogen een eigen-
aardigen glans gaf, toen zij haar eigen beeld in den
spiegel beschouwde er schitterde iets uit die donkere
sterren wat het gevoel van ijdelheid een ander, ede
ler karakter gaf.
Holm's vreesdat zijne dochter ontevreden zou kun
nen worden met de omstandigheden, waarin zij leefden,
kwam te laat. Reeds sinds den tijd dat zij tot jonk
vrouw was gerijptwas bij Laura het gevoel levendig
geworden dat haar vader eene betere positie verdiende,
dat hem in valsche bescheidenheid de moed ontbrak
om zijne billijke aanspraken te doen gelden en als een
duistere droom hadden haar gevoel van eigenwaarde
en hare eerzucht haar de hoop doen koesteren, dat zij
zelf misschien geroepen zou kunnen zijn om de po
sitie harer ouders te verbeteren.
Het krenkte haar trotsdat haar vadervan wiens
bekwaamheid en werkzaamheid zij overtuigd wasge
duldig alle kleine vernederingen verdroegdie de on
dergeschikte ambtenaar vaak genoeg van veel jongere
superieuren zich moet laten welgevallen zoodat hij zich
uit vrees van zijn bestaan te zullen verliezen eene achte-
looze behandeling getroostte van hendie van zijne
ondervinding kunde en werkkracht gebruik maakten
om hunne traagheid en onkunde te verbergen. Laura's
trots kwam in opstand tegen de gedachte dat zij in
de wereld minder in aanmerking kwam dan de hoog
moedige dochter van een of anderen „raad", alleen om
dat haar vader een ondergeschikt ambtenaar was; deze
had zich de grootste ontberingen getroostom haar
en haren broeder het beste onderwijs te geven en
in kennis en beschaving deed zij voor geen van die
voorname dames onder.
Er lag een edele kern in het gevoel dat Laura's
borst hettiger bewoog zij wilde zoo gaarne haren ou
ders vergelden wat deze voor haar hadden gedaan
en haar vader vrijmaken van den druk dien hij wel
nooit erkendeen waarover hij wel nooit klaagde
maar die toch als een zware last op zijn ziel woog.
Zij raadde dat hij zijn lot slechts zoo zwijgend droeg,
om verder voor de toekomst der zijnen te kunnen
zorgen. Over een onvergenoegd ondergeschikt ambte
naar is spoedig het vonnis geveld het hangt geheel
van den superieur af, om hem de emolumenten, die
zijn spaarzame inkomsten verbeteren toetevoegen of te
onthouden. Eene disciplinaire straf kan er het gevolg
van zijn en hetgeen de superieur over hem in de ge
dragslijst schrijftbeeft deze slechts voor zijn geweten
te verantwoordenhet oordeel is echter meestal be
slissend voor de gansche toekomst van den ambtenaar.
Laura had een gevoel alsof het lot haar nu eene
gelegenheid aanboodom de taakdie zij zich had
gesteldte vervullen. Zij was schoonhet lag aan
haarom het hart van een man te vervoerenwiens
vermogen of invloed haren ouders een ander bestaan
kon verschaffen en het scheen haar toe, dat zij slechts
dien man zou kunnen liefhebben, die haar helpen zou,
om dat doel te bereiken, dat daarin ook de voorwaarde
voor haar eigen geluk lag.
De poort was geopenduit de enge grenzen van
hare bescheiden woning zou zij de groote wereld bin
nentreden zij zou daar gezien worden het moest zich
nu beslissen of zij de opmerkzaamheid van voorname
heeren blijvend wist tot zich te trekkenof dat zij
den indruk harer persoonlijkheid had overschattoen
zij gedroomd had overalwaar zij verscheen, te zullen
schitteren.
Laura's ijdelheid berustte op haar eerzucht en haar
gevoel van eigenwaarde hetgeen in de droomen en
verwachtingen van andere meisjes een eerste bal is
dat was de uitnoodiging voor de schouwburg voor
Laura's fantastische denkbeelden. Eene wereld van
illusies vervulde hare borst.
Mevrouw Holm bracht hare dochter een zakdoek
die zij in de laatste uren nog met fijne kanten had
voorzien trots en weemoed lagen in den blik waar
mede zij haar kind beschouwde zij gevoelde blijkbaar