No. 131. Vijf en tachtigste Jaargang. 1883, ZONDAG lx NOVEMBER. Een tegenvoorstel. FEUILLETON. I7) Hen staatsgeheim. Dit nummer bestaat uit twee bladen. EERSTE BLAD. Prijs der gewone Advertentiën ALKMAAR,SCHE COURANT. Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 8 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1, De 3 nummers f 0.06. Van 15 regels /0,75; iedere regel meer f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS- TER ZOON. Vijf leden der Tweede Kamer hebben tegenover bet voorstel van den Minister van Financiën een ander middel aanbevolen om in het tekort der schatkist te voorzien Ook zij zijn van oordeel dat tijdelijke ver sterking van 's Rijks middelen dringend noodig is. Tijdelijke versterkingalzoo ban ook naar hunne meening niet gewacht worden op de herziening van ons belastingstelsel hoe noodig ook. De voorstellen door de Regeering ingediend komen hun „voor verre het grootste deel onaannemelijk voor." Daarom hebben zij zich gedrongen gevoeld een ander voorstel in te dienen. Hun afkeurend oordeel over de Regeerings- voorstellen geven zij in de volgende woorden kort en bondig weder „Zij hebben in die voorstellen niet kunnen vin den eene leidende gedachtezij zien er veeleer in een ondoordaehten greep in bestaande toestanden een terugkomen tot enkele rechten van invoer eene heffing van opcenten op de successierechten dat is op eene belasting die zich door haar aard minder dan eenige andere tot zoodanigen tijdelijken maatregel schijnt te leenen een toenemend leunen op het per soneel dat is op eene belasting bij haar tegenwoor dige regeling zoo gebrekkig mogelijk een ingrijpen in de verhouding tusschen Rijk en gemeenten dat tot vermeerdering der reeds bestaande verwarring moet leiden een verwijzing van de gemeenten voor vele ten eenenmale onvoldoende naar opcenten op eene belasting waarvan men bezig is voor het grootste deel den grondslag te herzien." Met enkele deelen van het Regeeringsplan zouden zij des noods vrede kunnen hebben, met het invoerrecht op de thee en de verhooging van den accjjns op het gedistilleerd namelijk maar het is hun stellige over tuiging „dat in hoofdzaak een andere weg moet wor den ingeslagen dan die, door de Regeering gekozen." Huns inziens moet ook waar bet een tijdelijke voor ziening geldteen stap worden gedaan in de goede richtingen moet een tijdelijke maatregel een deugde lijke hervorming der belastingen niet praejudiciëeren wel voorbereiden. En wanneer nu de voorstellers hunne plannen ver der gaan toelichten vestigen zij er de aandacht op dat het hier geldt een tijdelijken maatregeldoor den drang der omstandigheden noodzakelijk geworden, geen blijvende belasting. Zij stellen een belasting voor het jaar 1884 vooren meenen dat daarom over vele be swaren kan worden heengestaptwaarvoor anders een oplossing gezocht zou moeten worden. Het einddoel zou huns inziens moeten zijn een Rijks-inkomstenbelas ting waarin een bedrijfsbelasting werd opgenomen terwijl de patentbelasting werd afgeschaft. Daarentegen zonden zij het personeel, de verteringsbelasting bij uit nemendheid aan de gemeenten willen afstaanmet vrijlating om de grondslagen naar de plaatselijke om standigheden te regelen en verder in de behoeften te voorzien door opcenten te beffen op de Rijks-inkomsten belasting en de herziene grondbelasting. Voor het jaar 1884 is dit echter niet meer mogelijk. Daarom willen zij de inkomsten uit patentplichtige bedrijven buiten de nieuwe belasting laten. Daarentegen willen zij de inkomsten uit de onroerende goederen waarvan reeds de grondbelasting geheven wordtvoor het jaar 1884 wel door de nieuwe belasting treffen ofschoon zij die inkomsten niet in een definitieve inkomstenbelasting begrepen maar de grondbelasting beschouwd zouden willen hebben als een geheel op zich zelve staande belasting, na de herziening van de belastbare opbrengst der ongebouwde eigendommen afzonderlijk te regelen. Voor het jaar 1884 dan stellen de vijf leden de heffing voor van een directe belasting van alle ingeze ten naar de inkomsten die ieder trekt 1° uit zijn „vermogen" en 2° uit lijfrenten pensioenen wacht gelden vruchtgebruik en andere doorloopende of ty- delijke uitbeeringen uit salarissen, traktementen en belooningen voor dienstenambtenbedieningen en betrekkingen niet aan het recht van patent onder worpen. Onder „vermogen" zal worden verstaan de geza menlijke waarde van alle roerende en onroerende be zittingen op 31 December 1883, na aftrek van de schulden. Op 31 December van dit jaar zal ieder alzoo behooren op te geven in één bedrag de waarde van al zijn bezittingen zijn huizen en landerijen den oogst in de schuren zijn vee booi haver enz. Zijn huisraad goud en zilver, voorwerpen van kunst en weelde zijn effecten inschrijvingen op het grootboek hypotheken schuldvorderingen gereed geld kortom de waarde van al wat bij bezitfm roerend en onroerend goed en van dat bedrag zal hij aftrekken alle schul den de geleende gelden zoowel als de onbetaald ge bleven hurenrenten, rekeningen enz. De waarde van al zijn bezittingen alzoo ook van molens fabrieken en schepen van werktuigen win kelgoederen grondstoffen en fabriekgoederen handels artikelen etc. F Hebben deze goederen niets te maken met het bedrijf of den handel waarvan de inkomsten door de patentbelasting worden getroffen P Moeten zij alle gerekend worden tot het afzonderlijk, inkomsten afwerpend vermogen buiten het bedrijf waartoe zij gebruikt worden of den handel waarvan zij de voor werpen zijn en waarvan de inkomsten door deze be lasting niet moeten getroffen worden Ziedaar zeker niet onbelangrijke vragen die overweging verdienen en waarop een duidelijk antwoord noodig is. De inkomsten die dit „vermogen" afwerpt worden voor de heffang der belasting gesteld op drie en een half ten honderd en van die inkomsten zal etn be- I lasting -worden geheven van anderhalf percent. Voor de lijfrentenpensioenen traktementen enz. wordt genomen de som die daaraan in 1883 is ontvangen en van dat bedrag wordt een belasting geheven van drie kwart percentalzoo de helft van hetgeen van het vermogen moet worden betaald. Op het maken van verschil tusschen inkomsten uit bezittingen en uit traktementenloonen enz. is vroeger meermalen aan gedrongen „Wie uit eigen kapitaal revenuën trekt" zeggen de voorstellers te recht „is sterker dan bij die tot hetzelfde bedrag een traktement of pensioen geniet." Waar blijvend bezit iskan meer geheven worden dan waar de inkomsten vervallen met den dood van hein die ze geniet. Wat door persoonlijke werkzaamheid verdiend wordt is onzekerder dan hetgeen uit het vermogen wordt genoten. Maar worden de inkom sten uit het vermogen niet te laag gesteld Is 3% ten honderd niet te weinig Het zou te weinig zijn ant woorden de voorstellers, als onder het vermogen ook niet gerekend werden de meubelende voorwerpen van kunst en weelde die geen rente afwerpen. Is daarentegen 3$ percent zelfs tegenwoordig niet te hoog voor land Neen, antwoorden zij want de belasting schuldige schat zijn land op den tegenwoordigen prijs. Ieder wiens inkomsten berekend naar den maatstaf van het wetsvoorstelniet meer dan f 800 bedragen wordt van deze belasting vrijgesteld en zijn de inkom sten grooter, dan wordt daarvan f 800 afgetrokken en wel van de inkomsten uit het „vermogen" en de overige inkomsten in verhouding tot haar bedrag. Deze vrijstelling is zeer ruim te ruim wellicht. Van iemand, die b.v 22,000 aan effecten bezit, waarvan hij gemid deld 5 percent trekt en die dus werkelijk een inkomen heeft van f 1100, zullen de inkomsten berekend worden tegen 3^ percent en alzoo gesteld worden op 770, zoodat hij in deze belasting niets zal betalen. De voorstellers schatten de opbrengst van de belas- ting op de inkomsten uit het vermogen ad 1% per cent op ruim vijf millioen en na aftrek van de vrij stelling van f 800 op vier millioen. Wanneer men bedenkt dat van het vermogen in de doode band niet wordt betaald, moet dit bedrag reeds iets lager worden gesteldmaar de vrijstellingen zullen het naar onze meening daarenboven veel sterker doen dalen dan de voorstellers meenen te kunnen aannemen. Verreweg de meeste nalatenschappen waarvan successierecht wordt betaald bedragen minder dan f 20,000. Zij schatten de opbrengst der belasting op de overige inkomsten op 3/5,000, en stellen dus het gezamenlijk bedrag °P f 4,375,000. Zij voegen daarbij de opbrengst van het, invoerrecht op de thee en de verhooging van den accijns op het gedistilleerd waartegen zij geen over wegende bezwaren hebbenen komen alzoo tot f 5,825,000. Maar dan komt er nog f 1,175,000 te kort, en die som wenschen zij te doen wegvallen door Holm had in zijne jeugd de middelen niec gehad om te kunnen studeerenmaar hij had zijne kennis door privaatlessen vermeerderd zich eene betere ont wikkeling verschaft en geen offer ontzienom zijnen kinderen eene goede opvoeding te geven. Hij was een ijverig en vertrouwd ambtenaar en koos voor zijne om gang slechts geachte ambtgenooten hij kon met grond aanspraak maken op achting en erkenning van de zijde zijner chefsmaar het stuitte hem tegen de borstom door slaafschheid te trachten bij hen in de gunst te komenhg eischte eene fatsoenlijke behandelingals iets dat hem toekwam. Hij maakte aanspraak op dit rechtmaar hij kon niets anders dan door zijne houding protesteeren wan neer dat recht niet erkend werd want dit geschiedde nooit op eene wijze, dat er van eene aankiacht van een ondergeschikte tegen een hoogeren ambtenaar eenig goed gevolg was te verwachten de minachtende be- leedigende behandeling kon niet bewezen worden zij kon alleen door den ondergeschikte zeiven gevoeld worden. Andere ambtgenooten van Holm waren minder teergevoelig of zij verborgen hunne ware gevoelens en maakten zich daardoor bij hunne superieuren aangena mer, het gevolg was dat men deze voortrok en op Holm het vermoeden wierp, dat hij een onvergenoegd, ontevreden ondergeschikte was. Deze voor een ambtenaar gevaarlijke verdenking werd nog versterkttoen het bekend werddat de zoon van llolm door volksopruiingen reeds de aandacht der politie tot zich bad getrokken. Men kon den vader wel niet ve nntwoordelijk stellen voor de daden van den zoon sinds de laatste zelfstandig wa» geworden maar Holm kon het ook niet wagenom zich over achteruitstelling bij het uitdeelen van toelagen en an dere gunstbewijzen te beklagenhij mocht geen aan leiding gevendat er gebruik gemaakt werd van de macht, die de superieuren in de ambtenaarswereld door bet reglement van tucht en orde bezitten, hij moest zich vergenoegen met hetgeen hem wettelijk was gewaarborgd. Als een zware last droeg hij dan ook de overtuiging met zich omdat z jn toestand nooit verbeteren zou maar bij het minste verzuim eene scherpe berisping zou volgen hetgeen hem zijnen arbeid vergalde. Des te beslister echter hield hij' aan zijn beginsel vast om zich met het woelen van zijn zoon niet in te laten. Hij kon het dezen niet euvel duiden dat de toestanden waarmede zijn vader zoo bitter te lijden had hem tot verbittering brachten. „Met mijne particuliere aangelegenheden, met mijne familie heeft de dienst niets te maken," was de gedachte, die hem heden vooral bezig hield, hij kon verwachten, dat men hem over het gedrag van de vriendin zijner dochter opheldering zou vragen en misschien zelfs tiachten zou, om het hem daarover onaangenaam te maken. Zeer zeker stond het hem voor de deur, dat de hoogmoedige geheimraad von Stolpen hem m'isschien onder bedreigingen de last verstrekken zou, om er voor te zorgen dat de zoon des geheimraads Laura niet meer naderen kon. Holm was overtuigd dat hij Laura van koketterie zou beschuldigen en dan was het zaakom eens voor altijd ambtelijken invloed op bjzondere zaken tegen te gaan. Holm was na deze gedachten niet weinig verrast toen de geheimraad hem een bewijs van groot vertrou wen schonk en met geen woord de zaken aanroerde die Holm zoo angstig maakten. Holm nam het gewich tige geschrift mede naar zijn woningom dadelijk aan den arbeid te gaan. Tot zijn niet aangename verrassing vond hij Robert daar. Wanneer deze in den werktijd het vaderlijke huis bezochtdan had dit altijd iets bizonders te beteeke- nenHolm kon echter niets minder wenschendan dat zijn zoon, die alles zoo hartstochtelijk opvatte, zich met de zaak van Laura bemoeide Het was echter te laat om dit te voorkomen af gezien daarvan dat Laura haar broeder de gebeurte nissen van den vorigen dag had medegedeeld had deze reedszooals wij reeds verhaalden op andere wijze van de zaak vernomen. Hij was gekomen om van Laura de ware toedracht te hooren hij vertelde nnhoe voorname heeren in een openbaar locaal de zaak besproken en hoe hij er op geantwoord had. Holrn zag in dat de zaak nu nog dreigender was dan zij eerst scheen en hoewel hij zijn zoon tot beda ren wenschte te brengen met de verklaringdat gezeg- vsn overmoedige jonge lieden niets te beteekenen hadden hij moest zwijgen toen Robert hem vroeg of bij meende, dat de geheimraad von Stolpen hem tegen den toorn des ministers in bescherming zou nemen. „Laat het er maar eens op aankomen vader," riep de jonge man. „Verzet u eindelijk eens tegen die overmoedige willekeur, dan wij zullen toch zien hoe ver die gaat en of er geen recht meer in het land te krijgen is. Wat is u aan uwe ellendige betrekking ge- legen P Ik wil voor u werken dag en nacht." Holm schudde het hoofd. „En al bood mij iemand het dubbele van hetgeen de Staat mij betaaltant woordde hijdan kon toch niemand mij voor het ver lies mijner betrekking schadeloos stellen, het was een aalmoes geen verdienste. Ik wil werken ik wil mijn ambt niet verliezen dat ik een halven menschenleef- tijd met eere heb bekleed. Gij kent de menschen niet, Robert. Men verdenkt hem die zijne betrekking ver liestmen gelooft niet aan martelaars, veel eerder twijfelt men aan de eer en het recht van het offer. Men zalging Holm met eene diepe zucht voort „mij niet meer aandoen dan ik dulden moetzonder recht tot eene aanklacht te hebben, zoo is het en zoo zal het blijven." „Zoo zal het niet blijven vader. Ik mag u het ge-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1883 | | pagina 1