No. 21.
Zes en tachtigste Jaargang.
1884.
ZONDAG
17 F EB li GA UI.
Ken zwaar gedrukt volk
De Gevangenen van Maagdenburg.
Prijs der gewone Advertentiën:
Dit nummer bestaal uit twee bladen.
EERSTE BLAD.
iSuit cuUub.
FEUILIjETOIV.
A L KM A AIIS C SI CO lil A XT.
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag-en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 8 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door
het geheele Rijk f 1,
De 3 nummers O 06.
Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de UitgeverB HEBMs. COS-
TER ét ZOON.
fSf
Gemakkelijk gaat het met, in Nederland een nieuwe
belasting in te voeren. Vroegere pog.ngen, om een in
komstenbelasting een effectenbelasting een rentebe
lasting door de Wetgevende Macht te doen aannemen,
zijn mislukt. Thans heelt met alleen de Regeering
voorsteller, ingediend tot voorloopige versterking van
's Rijks middelen, maar ook een vijftal leden der Tweede
Kamer heeft een wetsontwerp voorgespeld, om op een
andere wijze hetzelfde doel te bereiken en elkon dag
kunnen de Regeringsvoorstellen inkomen tot belas
tinghervorming en belastinginvoeriug van blijvenden
aard. Intusschen ontbreekt het evenmin aan pogingen,
om door bezuiniging het evenwicht tusschen onze out,
vangsten en uitgaven althans gedeeltelijk, te herstel
len." De Staatsbegrooting voor 1884 is gedurende de
schriftelijke gedachtenwisseliug met de Tweede Kamer
en de openbare behandeling in dat Staatslichaam ver
minderd met ruim vier millioen 4 219,032.82) Onge
twijfeld zijn vele vau deze besparingen van uitgaven
geen blijvende bezuinigingen, daar zi| wel voor korter
of langer tijd uitgesteld ku nen worden maar op den
duur met achteiwege kuuneu blijven Verklaarbaar is
het dan ook dat de vraag wordt gesteld of er geen
dumzame bezuinigingen zijn aan te brengen door ver
eenvoudiging van onze huishoudinginkrimping der
staatsbemoeiing of voorziening in niet te ontkennen
behoeften op minder kostbare wijze. Een viertal leden
der Tweede Kamerde heer A. MuCKay Ruys van
Beereubroek de Savornin Lobman en Schaepman, zijn
van meeuing dat het openbaar onderwijs in de eerste
plaats in aanmerking behoort te komen voor verminde
ring van uitgaven en hebben daarioe een wetsontwerp
ingediend. Ook de Regeermg is van dezeltde meemng
en heeft harerzijds een voorstel van gelijke strekking
aan de Staten Generaal toegezonden.
De wetsvoorstellen tot versterkmg van de inkomsten
van den Staat mogen, volgens de vier Kamerleden, niet
worden behandeld, „dan na ernstig onderzoek of bet
financieel evenwicht niet door bezuiniging, a'thans voor
een deel kan worden hersteld „Waarom toch
vragen zij „moeten steeds nieuwe lasten op bet reeds
zwaar gedrukte volk worden gelegd zoolang uitgaven,
die op de een of andere wyze voor vermindering vat
baar zijn het eindcijfer der b grootmg verhoogen
Die vraag schijnt op zich zelve eenvoudig en na
tuurlijk. Zij ligt als het ware voor de hand en toch
is zij zoo ingekleed dat wij goed meenen te doen met
er eenige oogeublikkeu bij stil te staan. Onwillekeurig
zou zij <oet kunnen geven aan de verbreiding van een
minder juiste voorstelling van onzen toestand, en daar
tegen is het plicht zoo mogelijk in tjjds te waken.
Waarom steeds nieuwe lasten gelegd op
het reeds zwaar gedrukte volk Is het niet
alsof het in de laatste jaren nieuwe belastingen heelt
geregend Waarheid echter is dat juist vrij algemeen
geklaagd wordt over het schipbreuk lijden van de po
gingen" om nieuwe belastingen in te voeren. Het is
daarom de moeite waard, ons eens te herinneren welke
nieuwe lasten ons na 1848 zijn opgelegd.
In het jaar 1852 vinden wij bij de herziening onzer
scheepvaartwetten door afschaffing en wijziging van in-
en doorvoerrechten enz. een verhooging van enkele
helfingen die echter door veria'ing van andere wordt
overtroffen. Voorts werd in 1852, 55, 63, 65, 69 en
77 de accijns op het gedistilleerd telkens vrij aanmerke
lijk verhoogd drie malen werd door wijziging van deu
suikeraccijns de opbrengst van dit middel van inkomsten
verbeterd; ook de opbrengst van den zoutaccijns en de
belasting op de gouden en zilveren werken werd door
wijzigin" der wet verhoogd. Hot invoerrecht op de
crraaeo en eenige andere artikelen in 1853 aanmerke
kei uk verlaagd, werd in 1-62 weer verhoogd, maar de
verhooging duurde slechts tot 1877; die van deu wyn-
accij.-.s van 1866 tot 1869. In 1859 werd het recht
op de successie verhoogd en in 1878 eindelijk de suc
cessie-belasting in de rechte lijn ingevoerd. Tegenover
de verhooging der zegelbelasting iu 1882 stond eene
verlaging der registratierechten. Als er dus spraae is
van verhooging van den belastingdruk sedert i848
kunnen alleen de belasting op het gedistilleerd en de
suiker en de successiebelasting bij overlijden genoemd
worden. En zou iemand nu in ernst willen beweren
dat daardoor de druk op het volk aanmerkelijk is
verzwaard F
Maar wat staat tegenover deze verhooging van las
ten Inderdaad een breede lijst van afgeschafte of
verminderde belastingen. Wij noemen alleen de voor
naam te. Vermindering van het patentrecht voor de
schippers op de binnenvaartuigen er, de onderwijzers
afschaffing van den accijns_ op schapen- en varkens-
vleesch van den accijns op het gemaal van het
tonnege'd der zeeschepen, vermindering van het re-
gistratierecht op de zeebrieven, afschaffing van den
accijns op turf en steenkolen, vermindering d®r grond-
belastino op de gebouwde eigendommen afschaffing
der ijkloonen van het dagbladzegel vermindering van
den wijnaccijns, afschaffing der vuur- ton-, en baken
gelden van het invoerrecht op granen, meel hout
en verlaging van andere invoerrechten. Als er nu in
ernst sprake is van de invoering van n i e u we e
1 a s t i n g e n en verzwaring van den b e a s-
t i n g d r u k op het volk wat beteekenen dan de
verhooging van den accijns op het gedistilleerd,
de jeneverbelasting, welker bijzonder karakter toch wel
door niemand zal worden ontkend do verhooging
van de belasting op de suiker en de nieuwe suc
cessiebelasting in de rechte lijn, die ruim twee en een
half millioen opbrengt, tegenover de atschatting
van den accijns op het schapen- en varkensvieesch
(één millioen) de geraaalbelasting (vier en een half
millioen) den accijns op de turf en de steenkolen (drie
millioen) het invoerrecht op granen, meel. bout enz.
en de verlaging van andere invoerrechten (één millioen),
om van de afschaffing en verlaging van andere rechten
niet te gewagen
Is de opbrengst der bestaande belastingen in den
jop der laatste 35 jaren aanmerkelijk gestegen het
is een gevolg van de meerdere welvaart van het
toenemend verkeer niet van de invoering van nieuwe
belastingen of van de verzwari g van den druk. En wat
hebben wij, behalve de bestrijding onzer gewone uit
gaven van de opbrengst onzer belastingen verkregen?
Wij hebben onze nationale schuld verminderd niet een
bedrag van bijna 327 miljoen waardoor wij onzen
jaarbjkschen rentelast konden verminderen met ruim
10 millioen en daarentegen tot nog toe do ir verho g ng
van inschrijvingen en het sluiten eener enkele nieuwe
leening onze schuld vermeerderd met een be lrag van
bijna 45 millioen, waard >or de jaarlijksche reutelast
werd verhoogd met bijna 2 millioen Wij hebben uit
onze gewone inkomsten zonder leening, ons land over
dekt met een net van spoorwegen, waarvo >r wij sedert
tal van jaren jaarlijks ongeveer tien millioen hebben
uitgegeveu; wij hebben een reeks van nieuwe vestingen
gebouwd onze rivieren verbeterd kanalen gegraven,
waarvan alleen de nieuwe waterwegen van Ams.erdam
en Rotterdam ettelijke millioenen hebben gekost,ons
lager onderwijs verbeterd middelbare scholen gesticht,
O.» hooger onderwijs uitgebreid. Is het wonder dat
eindelijk" weer een nieuwe leening noodzakelijk is ge
worden en een nieuwe belasting in de plaats moet
komen van al de afgeschafte accijnsen.
Dat men wanneer er van verhoiging van belastingen
sprake is z ch afvraagt of onze staatsuitgaven niet voor
vermindering vatbaar zijn is op zich zelf prijzenswaard;
maar in Nederland te spreken van het leggen van
steeds nieuwe lasten op het reeds zwaar
gedrukte volk getuigt niet van een nauwgezet
onderzoek van de geschiedenis onzer belastingen in de
laatste tientallen van jaren. Belasting betalen is op
zich zelf' voor niemand aangenaam verhooging van be
lasting of invoer van een nieuwe belasting is voor de
natie "geen welkome tijding; die spreekt van een zwa-
ren druk en van steeds nieuwe lasten vindt terstond
een open oor daarom is bet plicht dat ieder zich re
kenschap geve van de woorden, die hij gebruikt en
moge elk die ze hoort of leest zich afvragen: zijn die
uitdrukkingen wel gerechtvaardigd r Is bet waar dat
wij steeds opnieuw worden belast en dat onze druk zoo
zwaar is
BELGIE. Bij de algemaene beraadslaging over de
begrootiog van binnenlandscbe zaken in de Kamer
3)
HISTORISCHE NOVELLE.
II.
De Koningin Elisabeth Christina eene dochter van
den hertog van BraunschweigLuneburgWolfen-
büttelwier bewondering voor haren gemaal den
grooten koning, nimmer verkoelde, ofschoon deze zijn
tegenzin in het hem opgedrongen huwelijk nooit ver
heelde, gaf twee dagen na de komst van Werkenttin
een soiree ter eere van de overwinning bij Lieg-
nitzdie zich van de gewone avondfeestjeswaar
mede het hof de gedachte aan den nood der tijden
en de verbanning zocht te verdrijvenslechts daar
door onderscheidde, dat eene talrijker menigte zich in
de niet zeer ruime vertrekken der Koningin verdrong,
dan voor de vrije beweging van het gezelschap
wenschelijk was. De noodzakelijkheidom zich te
behelpen, bad het natuurlijke gevolg, dat men de
étiquettedie reeds sedert den dood van den p'acht-
lievenden eersten Koning aan bot pruisische hot niet
zoo streng meer werd in achtgenomen, bijna geheel liet
varen. De leden der koninglijke familie zaten met de
meest bevoorrechten des avonds aan de speeltafel, ter
wijl de overige genoodigden zich naar welgevallen in
de verschillende kamers heen en weer bewogen, of in
groepjes bij de vensters of iu de boeken der zaal ston
den te praten.
Onder de groote kroon in het middelvertrekom
de drie vensters en het roode damasten tapijt eenig-
zins blufferig de „roode zaal" genoemdstond de
speeltafel der Koningin. Een tochtschermmet chi-
neesche figuren beschutte tegen de tocht en vormde
tegelijkertijd een soort afscheiding tusschen de door-
luch'ige spelers en het overige gezelschap.
Mn dunkt, wij moesten ->ns spel maar voor geëin
digd houden, prins zeide de Koningin, terwijl zij de
kaarten wegschoof en in plaats daarvan hare rijk ver
sierde waaier ter hand nam. „Ik wil n"31 l&nSer
aan het gezelschap onttrekken lieve neet
De zestienjarige prins van Pruisen, de ,atere Koning
Frederik Willem IIItoen een bloeiende en schoon*
jongeling, met eene flinke ver boven zijn leeftijd ont
wikkelde gestalte stond op en nam eerbiedig a.scheid
van de Kouingin zonder toch een zucht vau verlich
ting dat hij eindelijk het vervelende spel kon staken
te kunnen onderdrukken.
„Ik zal mij wanneer uwe majesteit het mij toelaat,
door kapitein van Werkentbin omtrent de bizonderhe-
den van den slag bij Liegnitz laten inlichten, zeide de
jon»e prins, om de bereidwilligheid, waarmede hg aan
het"koninglijk verzoek gevolg gaf, te verontschuldigen.
Eu vergeet bij uwen militaire studiën nietdat gij
mij" beloofd" hebt, heden avond te zullen beslissen, aan
welke der dames gij den prijs der schoonheid t°ekent>
riep de prins van Nassau hem na. Deze wendde zich
daarop tot de moeder van den prins, - eene zuster
der Koningin en weduwe van den in 1/58 gestorven
prins August van Pruisen en zeide: „De doorluchtige
erfgenaam van de pruisischen koningskroon behoort
zoo"wel eerzuchtig genoeg te zijn, om te trachten zijn
beroemden oom wat militaire deugden betreft, gelijk
te worden, als ook reeds vroegtijdig op het niet bloe
dige slagveld zijne krachten te beproeven waarop de
manier van vechten het huldigen der vrouwelijke schoon
heid en het loon een gelukkige glimlach is."
„Ik vrees antwoordde de prinses „dat mijn zoon
zich ijveriger op de laatstgenoemde studie toelegt, dan
men op zijn jaren gewoon en voor zijne toekomstige
positie wenschelijk is. Ook geloof ikdat hij in u
een slechts al te bereidwillige enj uitstekende leer
meester op dit gebied heeft gevonden.
„Inderdaad, ik hoor, prins," viel de Koningin
haar hier in de rede, „dat gij op eene zeer in het
oogvallende wijze eene dame het hof maakt, die ons
zeer na verwant is. Zoudt gij werkelijk van plan zijn,
om de veldslagen door mijnen gemaa^ gewonnen door
eene nederlaag in zijn huis te willen wreken f
Het was den prins van Nassau bekend dat da
Koningin nooit eene schoonheid geweest was en door
eene ongelukkige echt verbitterdeen haat tegen
prinses Heinrioh voeddodie, nog geen dertig jaren
oud een voorbeeld van vrouwelijke schoonheid
was, en, in haren vroolijke luim, maar al te dik
wijls geen rekening hield met de ernst van hare schoon
zuster. Hij moest zich zelf bekennen, dat de toorn der
Koningin misschien zou kunnen zijn opgewekt door de
openlijke wijze waarop hij de prinses zijne hulde be
tuigde en welke deze misschien niet had opgenome*
met de ernst, die eene getrouwde vrouw ^aate wier
man daarenboven in den oorlog aan alle plotselinge
gevaren van eenen veldtocht was blootgesteld.
„Ik zou mij diep ongelukkig gevoelen wanneer ik
mij de toorn van uwe majesteit had op den hals ge
haald antwoordde de prins verlegen„ofschoon ik
geloof, te mogen aannemen dat slechts een misver
stand of de slechte bedoelingen van booze tongen u
hebben kunnen doen geloovendat ik den eerbied uit
het oog zou verliezen die ik aan een lid van eene zoo
doorluchtige vorstenfamilie verschuldigd ben."
E isabeth Christina werd weder vriendelijk en zeide:
„Gij badt mij verzocht, mij heden een pas aangekomen
wapenbroeder te mogen voorstellen, prins, ik ben te
meer verheugd uwen wensch te kunnen vervullen,
omdat het de uitdrukkelijke wensch van mijnen koning
lijken gemaal is dat de hier vertoevendehoogge
plaatste gevangenen geenszins als zoodanigdoen
veeleer als gasten van het hof worden beschouwd.
„Uwe Majesteit maakt mij hieimede hoogst gelukkig,
antwoordde de prins, opstaande, met eene diepe bui
ging. Ik rekende zoo vast op deze gunstdat ik mij ver-