No. 28.
Zes en tachtigste Jaargang.
1884.
WOE NSDAG
5 MAAKT.
Grondwetsherziening.
De Gevangenen van Maagdenburg.
Prijs der gewone Advertentiën:
(Ofóciëel (Bebeclte.
FEUILLETON.
ALKMAARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 8 maanden voor Alkmaar f 0,80franco door
het geheele Rijk f 1,
De 3 nummers O 06.
Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen ter algemeene kennisdat SIMüN OLlJ bun ver
gunning gevraagd beeft tot den verkoop van sterken drank in
bet klein in het perceel aan den Heiloërstraatweg wijk E
No. 89, waar tot beden sterke drank in het klein met vergun
ning verkocht werd door A. PIJPER.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
3 Maart 1884. De Secretaris,
NUHOUT VAN DER VEEN.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen ter algemeene kennis
dat heden op de gemeente-secretarie ter visie is gelegd het
aan hen ingediende verzoek, met de bijlagen, van JOHAN
NES BERNArDUS HENS, om vergunning tot het oprichten
van eene slachterg in het perceel aan de LaatW ijk D,
No. 12, en dat op Maandag, 17 Maart 1884, 's middags ten
12 uren, ten raadkuize gelegenheid wordt gegeven, om tegen
let oprichten va* die slachterij bezwaren in te die*en.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
3 Maart 1884. De Secretaris,
NUHOUT VAN DER VEEN.
Be voornaamste veranderingendie de grondwets
commissie voorsteltbepalen zich tot de volgende
Hoofdstuk I. Van bet rijk en zijne inwoners. Uit art.
1 is de vermelding van de namen der provinciën ver
vallen.
Bij art. 2 is gedacht aan de mogelijkheid, dat nieuwe
provinciën en gemeenten gevormd kunnen worden.
Art. 4 inhoudende, de uitoefening der burgerlijke
rechten wordt door de wet bepaald en art. 5 bepa
lende, dat men Nederlander moet zijn, om eenig bur
gerschapsrecht te hebben, zijn als overbodig geschrapt.
Uit art. 7, bepalende dat de wet verklaart wie
Nederlanders zijn vervalt de bepalingdat naturali
satie alleen bij een afzonderlijke wet kan worden
verleend. De wetgever ban de uitvoerende macht wel
bevoegd verklaren tot het geven van naturalsatie, wan
neer aan de bij de wet gestelde algemeene voorwaar
den voldaan is.
Hoofdstuk II. Van den Koning. Het stelsel in zake
de troonsopvolging is onveranderd gebleven. In de daarop
betrekkelijke afdeeling zijn eenige overtollige artikelen
weggelaten en onduidelijkheden weggenomen.
Art 26 is als volgt gewijzigd De Koning kan geene
vreemde kroon dragen met uitzondering van die van
Luxemburg. De kroon van Luxemburg eenmaal aan
een ander dan den Koning der Nederlanden vervallen,
kan niet weder gelijktijdig met die der Nederlanden
worden gedragen. Deze wijziging is opgenomen, omdat
de ondervinding geleerd heeftdat uit den band tus-
schen Nederland en Luxemburg gevaar voor staatkun
dige verwikkelingen ban voortvloeien.
Bij de regeling van bet regentschap is bepaald, dat
de voorloopig optredende regeeringsraad alleen door
den raad van state gevormd wordt. Het is hoogst on
eigenaardig dat de ministers daarin zitting zouden
hebben.
Bij de afdeeling macht des Konings is des Konings be
voegdheid om als hoofd der uitvoerende macht alge
meene maatregelen van inwendig bestuur te nemen
beperkt in overeenstemming met de rechtspraak van den
Hoogen Raadzoodat die maatregelen op eene wet
moeten berusten zoo zij strafbepalingen inhouden.
Verdragen met buitenl. mogendheden waarin bepa
lingen voorkomendie de goedkeuring der Staten
Generaal vereischen, moeten voortaan in hun geheel aan
die goedkeuring onderworpen worden. Ook voor toe
voeging van grondgebied volgens verdrag is die goed
keuring noodig.
De bepaling, dat de prins van Oranje in den raad
van state eene raadgevende stem heeft is vervangen
door die, dat hij op zijn 18 jaar van rechtswege lid van
dien raad wordt.
Aan den wetgever is de bevoegdheid toegekend, om
aan den raad van state of een zijner afdeelingeu op te
dragen de beslissing van administratieve geschillen.
Hoofdstuk III. Van de Staten Generaal. De le en
2e Kamer worden behouden.
Het kiesrecht voor leden der 2e Kamer wordt toe
gekend aan alle meerderjarige, mannelijke ingezetenen,
Nederlanders, die niet bij rechtelijke uitspraak de be
schikking of het beheer over hunne goederen verloren
hebben noch van eenige rechten zijn ontzet en die
hetzij ter zake van bewoning van een huis of een ge
deelte daarvan voor het volle bedrag in de belasting
zijn aangeslagen en het uit dien hoofde over het laatst-
verloopen dienstjaar verschuldigde geheel fceben voldaan,
hetzij wonen op kamers, waarvan de huurwaarde teo
minste het minimum der aldaar belastbare huurwaarde
bedraagt. Het bedrag van de minste, ten volle belast
bare huurwaarde door de wet te regelen is nergens
minder dan f 36 of hooger dan f 300.
Bij afschaffing der rijks personeele belasting wordt
het kiesrecht afhankelijk gesteld van de huurwaarde
der woning of het gedeelte daarvan dat men krach
tens eenig recht gebruikt, niet lager dan f 52 en niet
hooger dan 300.
De 2e Kamer bestaat uit een vast getal jan 90 leden,
die verkozen worden voor vier jaren zij treden allen
te gelijk af en zijn dadelijk herkiesbaar. Wordt het Rijk
in kiesdistricten verdeeld dan regelt de wet de in
deeling naar de bevolking.
Ieder lid legt bij de aanvaarding van het lidmaat
schap een eed of belofte afde tegenwoordige bijvoe
ging „ieder volgens zijne godsdienstige gezindheid" is
weggenomen. De andere artikelen waarin van eed
sprake is zijn evenzoo gewijzigd.
Ieder lid ontvangt eene toelage van 1000, in plaats
van f 2000, en reis- en verblijfkosten volgens de wet.
Uitdrukkelijk is bepaald, dat de griffier der 2e Kamer
niet lid van eene der Kamers kan zijn.
Voor de Eerste Kamer is alleen deze wijziging' aan
gebrachtdat haar het recht van onderzoek wordt
toegekend.
In de afdeeling wetgevende macht wordt bepaald dat
behandeling van wetsvoordrschten in de Staten Generaal
aan bijzondere commissarissen k»n worden opgedragen
en is het voorloopig onderzoek in de afdeelingen niet
verplichtend gesteld.
In de afdeeling van de begrooting wordt de bepaling
omtrent de vaststelling van het slot der rekening bij
de wet afgeschaft en enkel wettelijke beslissing vereischt
voor door de Rekenkamer niet verevende ontvangsten
en uitgaven.
Hoofdstuk IV. Van de provinciale en gemeentebesturen.
Alle kosten van provinciaal bestuur worden door de
provincie zelve gedragen. Provinciale verordeningen
behoeven geene koninklijke goedkeuring.
Aan het hoofd van iedere gemeente staat een raad,
welks leden verkozen worden door de ingezetenen
Nederlandersdie de door de wet te stellen vereischten
bezitten. (Vrouwen zijn alzoo niet uitgesloten). De
benoeming van den voorzitter uit of buiten de raads
leden wordt door de wet geregeld.
Hoofdstuk V. Justitie. Het voorschrift van art. 146
omtrent het bestaan van algemeene wetboeken wordt
gehandhaafdmaar de vereeniging van burgerlijk en
handelsrecht in één wetboek mogelijk gemaakt en be
paald dat enkele onderwerpen bij afzonderlijke wetten
geregeld mogen worden.
Bij de onteigening ten algemeenen nutte wordt be
paald dat zij wordt toegelaten tegen vooraf genoten
of vooraf verzekerde schadeloosstelling.
Verder is bepaald, dat alle klachten over rechtskren
king door handelingengepleegd ter uitvoering van
wetten kon. besluiten enz., zoo zij niet begrepen zijn
onder de burgerlijke twistgedingen waarvan de ken
nisneming uitsluitend tot de rechterlijke macht behoort,
in hoogsten aanleg beslist worden door een van de
uitvoerende macht onafhankelijk gezag.
Het recht van cassatie van den Hoogen Raad wordt
beperkt tot strafzaken en de regeling der overige be-
voegheden van dien raad overgelaten aan de wet.
De bepaling dat de Hooge Raad oordeelt over alle
persoonlijke vorderingen tegen den Koning, de leden van
het koninklijk huis en den Staatvervalt.
De aanstelling der rechters voor hun leven wordt
tot de kantonrechters uitgestrekt.
Hoofdstuk VI. Van den godsdienst. Subsidiën uit
openbare kassen mogen niet aan kerkgenootschappen
verleend worden, tenzij thans reeds genoten of steunende
op verplichtingen uit overeenkomsten voortvloeiende.
Hoofdstuk VIII. Van de defensie. De regeling der
strijdkrachten wordt aan den gewonen wetgever over
gelaten.
Verder is aan den Koning de bevoegdheid toegekend
10)
HISTORISCHE NOVELLE.
Ademloos hadden de officieren de mededeelingen
van graaf Falconi aangehoord en zelfs het eerst ironische
lachje van den prins van Nassau had plaats gemaakt
voor eene uitdrukking van de hoogste belangstelling.
Zoo duidelijk zoo overtuigend was bijna ieder woord
van den overstedat de officieren zich reeds in het
bezit van de vesting waanden.
„Duivelsriep de prins van Nassauterwijl de
overige officieren zwegendoor zooveel hoop op het
gelukken van de onderneming als overweldigd, „gij ver
staat er n op graafhet geloof aan het fabelachtige
op te wekken. Hier is mijn hand Zooveel in mijne
macht staatzal ik u ondersteunen."
„Reken op onsoverste riepen nu ook de andere
heeren. „Wij zullen zelf houweel ea spade ter hand
nemen om den onderaardschen gang te maken. Laat
ons nog heden beginnen. Beveel slechtswij zullen
gehoorzamen
Een glimlach van voldoening gleed over het norsche
gelaat van den graaf, doch hij vermaande met eene
handbeweging tot stilte.
„Het schijntdat de rollen verwisseld zijn zeide
hij kalm. „Gij gelooft reeds meester van Maagden
burg te zijn terwijl ik tenminste een gedeeltelijk mis
lukken van ons plan nog altijd mogelijk en daarom
voorzichtigheid noodig acht. Wij behoeven ons geens
zins te haastenmijne heeren. De berichtendie ik
vandaag door spionnen van het noordelijk deel van het
tooneel van den strijd ontvingbevestigendat de
Russen met kracht naar Berlijn voortrukken en daar
de Koning van Pruisen in Silezië is opgesloten, zullen
zij zonder twijfel dit doel bereiken. Ik acht het gera
den onze onderneming uit te stellen tot het zoover
is juist omdat ik een gedeeltelijk mislukken van ons
plan mogelijk acht. Gij kent allen de zeldzame krijgs
tucht en dapperheid der pruisische soldaten: ongetwij
feld zouden ook de burgers niet aarzelenom aan
eenen strijd tegen ons deeltenemen wij zullen ons
misschien in Maagdenburg niet kunnen houden en er
aan moeten denken ons naar onze vrienden doorte-
slaan. In dit geval zal hetal gelukt het ook
slechts enkele honderden onzer mannenom deze
vesting te verlaten gemakkelijk vallen Berlijn te be
reiken te eerder wanneer ons hoofddoel ons gelukt
en wij de koninglijke familie gevangen met ons voeren
en daardoor den ons vervolgenden vijand dwingen kun
nen van de vervolging af te zien."
„Een prachtig plangraaflachte de prins van
Nassau. „Maar hoe zullen wij het aanleggen, de ge
heele koninglijke familie, die in verschillende deelen
der stad woontop te lichtenzonder dat ons mis
schien het gewichtigste lidde prins van Pruisen,
ontsnapt?"
„Daartoe juist heb ik uw hulp noodig prins," zeide
de Italiaan. „Het zal uwe taak zijn, om prinses Heinrich,
bij wie gij nog a' in gunst moet staan en wier wo
ning van hier uit het gemakkelijkst te bereiken is te
bewegen juist op den avond „waarop wij denken te
ontsnappeneen feest te gevenwaarop de geheele
koninglijke familie verschijnt, zoodat wij op de eenvou
digste wijze het geheele nest bij elkander hebben.'
„Charmantlachte de prins. „De schoone vrouw
komt ons daarin reeds halverwege tegemoet zij heeft
mij beloofd tot viering van de overwinning bij Lieg-
nitz een bal te geven ik zal dat zeker zoolang kun
nen verschuiven, als wij dat wenschenbeste graaf."
„En dit zegefeest onzer vijanden zal hunnen onder
gang en onzen triumf worden riep een der heeren
uitgelaten.
„Maar wanneer dat de eenige rol isdie gij mij
hebt toegedacht, dan vrees ik, graaf Falconidat de
roemdie ik bij deze onderneming inoogstniet al
te groot zal zijn", meende de prins in een aandrang
van eerzucht.
„Wees daarvoor niet bevreesd prinsantwoordde
de overste glimlachend. „Uwe hoogheid zal het com
mando over onze troepen op zich nemen, zoodra Maag
denburg ons is of wanneer wij ons op weg naar Berlijn
bevinden. Er zal een groote naam toe noodig zijn
om de tot alle natiën behocrende gevangenen wier
bevrijding ons werk zal zijn bij elkander te houden
en tot één troep samentesmelten. Bovendienvoegde
graaf Falconi er sarkastisch lachend bij„zijn eerst
dan onze hoofden buiten gevaar, en daar Uwe Hoog
heid zeker met rechtzoo bezorgd voor het zijne is
zult gij goed doen tot op dat oogenblik niets anders
te willen zijn dan de beminnenswaardige prinsda
elegante cavalier, de ongevaarlijke man van de wereld,
in welk opzicht gij de gunst van het pruisische hof in
zulk eene hooge mate bezit."
Een gloeiend rood overtoog het schoone gelaat van
den prins van Nassau doch de andere heeren hielden
zich te zeer met bet plan van den graaf bezig dan
dat zij zijne verlegenheid bemerkt en door hun lachen
zouden verhoogd hebben.
„En wat zijn onze rollen, overste vroegen nu allen
den graaf, wien ieder gewillig als de aanvoerder,
als de drijvende en leven aanbrengende kracht er
kende.
„Voorloopig dezelfdeals die van Zijne Hoogheid,
de Prins van Nassau," antwoordde deze bedaard. Maak
u aangenaam bij het hof, verovert de harten der dames,
toont zorgelooze gezichten dat is alles wat gij kunt
doen. Janog iets zendt mij morgen tegen
het aanbreken van den nacht uwe vertrouwbare bedien
den ik wil morgen avond beginnen met het uitgraven
van den gang."
„Maar zijt gij wel zeker van den eigenaar van dit
huis vroeg een der oificieren.