No. 42*.
Zes en tachtigste Jaargang.
1884.
ZONDAG
EEN GELUKKIG MENSCHENLEYEN?
6 APlilL.
TWEEDE BLAD.
#!ïiciëel (Scheelte.
ter
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 3 maanden voor Alkmaar ƒ0,80; franco door
het geheele rijk 1,
De 3 nummers 0,06.
Prijs der gewone Advertentiën:
fitmietilanb.
FEUILLETOJNT.
ADOLF STRECKFUSS.
7)
ALKIAARSCHE COjJRAAT.
Per regel 0,15- Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers ÏÏERM». COS-
TER ZOON.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
herinneren bij deze aan belanghebbende ouders en voogden
dat volgens de algemeene schoolverordeningdoor den Raad
vastgesteld 22 December 1880 (Gemeenteblad No. 81) de toe
lating van leerlingen op de school voor onermo gen-
de n (armenschool) en de t u s s c b e n schole n alhier slechts
éénmaal 's jaars geschiedt, en wel op 1 Mei waartoe de aan
vrage vóór dien tijd moet geschieden by het hoofd der school
Voor zooveel de tusschensekolen betreftmoet voor
de bewoners der wijken A, B en E de aanvrage geschieden
bij den heer A. P. ZEILMAKER en voor de bewoners der
wijken C, D en E bij den heer W. S. P. H01I.
Tot de genoemde scholen worden toegelaten de leerlingen
die zes jaren oud zijn of in het eerstvolgend kwartaal na den
toelatingstermijn dien leeftijd bereikenterwijl bij de aanvrage
moet worden overgelegd het bewijs van geboortebenevens
van inenting of natuurlijke pokziekte der leerlingen.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
q A nril 1884 De Secretaris
3 April 1884. nuhoUT VAN DER VEEN.
VERGADERING van den RAAD der gemeente
ALKMAAR, op Woensdag, 9 April 1884, des namiddags
te 1- L ure. Namens den Voorzitter van den Raad,
De Secretaris,
NUHOUT VAN DER VEEN.
P O L I C I E.
Ter terugbekoming is aan het Commissariaat van Policie
het volgende gevondene voorhandenalseen bonte boeze
laar, een springtouw, een sleutelring, waaraan drie kast- ot
kistsleuteltjes en twee horlogesleuteltjes; een lederen bonden
halsband met penning No. 132 een peervormig bloedsteen
onderstuk van een gonden oorbelletje een witte zakdoek een
koperen bondenhalsband, een gouden oorbelletje waaraan een
rond zwart steentje een huissleuteltwee botertijnen, achter
gebleven in de boterwaageen rood fluweelen damesporte-
monnaie.
ttawm
STATEN-GENERAAL.
Tweede Kamer.
Den 2 werd na eenige bespreking nog aangenomen bet voor
stel der commissie, die onderzocht bad de inlichtingen van den
minister van waterstaat op bet adres over de stremming der
vaart tusschen Amsterdam en Rotterdam, ten gevolge van de
voorgenomen herstelling der Mallegaisluis te Goudaom den
minister dank te zeggen voor die inlichtingen. De commissie
had gemeend, zich van het uitbrengen van een advies omtrent
betgeen in dezen te doen stond te moeten onthoudende
verantwoordelijkheid van de maatregelen, ten opzichte der
Mallegatsluis te nemen, geheel en nadrukkelijk voor rekening
van den minister latende, in het vertrouwen, dat tot stremming
der vaart niet zou worden overgegaan, wanneer met de gebre
ken der sluis zoodanig waren toegenomen, dat herstel geen uitstel
gedoogde. Tot rapporteurs voor bet wetsontwerph°udend®
beginselen voor het gevangeniswezen, werden diKir den voo
zitter benoemd de beeren van Eek van GennepPompede
Vos van Steenwijk en Vos de Waelnadat op
den heer v. d. Kaay besloten was ook voor dit wetsontwerp
te volgen den wegaangenomen voor de overige wetsontwer
penin verband staande met de invoering van het strafwetboek.
Het adres van de vereeniging van steenfabriekanten m G ro-
ningen betreffende bet gebruik van inlandschen ^een by ryks
werken gaf dem3 tot een uitvoerige bespreking aanleiding. D
heer D i r k s beval bet gebruik van gebakkensteenzoovee
mogelijk aan. De beer de B r n y n Ko p s verdedlSd®
gevoelen van de minderheid der commissie, die geen aanleidi g
had gevonden tot het voorstel om den minister te 1
het te ruim gebruik van buitenlandsehen steen. Hij beriep
zich op het oordeel van deskundigen omtrent dien steen. De
heer va n D e d e m (Zwolle) wilde bij gelij heid van toesUnd
aan inlandschen steen de voorkeur geven. De ^r °de
S 1 e y d e n verdedigde bet voorstel van de meerderheid de
commissie, die van oordeel was, dat de reg«enng we* J
moest zijn in de keuze der materialen, maar dat toch bij elke
keuze de redenen moesten worden opgegevendie daartoe
eeleid hadden. Bij het maken van een werk moest in de eerste
plaats de vraag gesteld wordenof het werk met ïnlandsch
materiaal kon worden gemaakt. Daarom werd gecn Mkeuring
van het regeeringsbeleid voorgesteld, maar alleen ®enA4l^n°
diging aan den minister gericht, om het gebruik van wlandsch n
teriaal te bevorderen. De heer Rastert achtte de door den
minister gegeven inlichtingen onvoldoende en drong krachtig
aan op het gebruik van inlandschen steen, waai bij een zeer
grootP belang0 betrokken was. Achter de 200 personen die
zich tot de Kamer gewend hadden, stonden wellicht 70000 werk
lieden terwijl met de steen-mdnstrie de belangen van de ^en-
industrie ten nauwste verbonden waren. Het bevorderen der ïn-
landsche nijverheid was een eerste plicht. °e heeren II a 11-
mans, Seret en Reuther verdedigden het voorstel der
meerderheid, terwijl de heeren Reekers en van der hoe-
v e n van oordeel warendat aan de Kamer de gegevens ont
braken, om een oordeel uit te spreken. Bovendien moest de
Kamer zich niet begeven op het gebied van bet uitvoerend
gezag. Het voorstel der meerderheid was of een votum van
wantrouwen in de regeering, ót beduidde mets, en w .s dan over
bodig en gevaarlijk.
De minister van waterstaat wees er op, dat aan
hem slechts drie adressen gezonden waren terwijl de commissi»
eene reeks van adressen heeft behandeld. Over de beteeKeme
van het voorstel der meerderheid moest de Kamer zelve be
slissen. Hu kon natuurlijk niet aannemen een voorstel, dat
wantrouwen beoogde. Niemand stelde meer belang in de steen-
induftrie dan hij, die indertijd dei n .ara kreeg van liefhebber van
binnen 1-baksteen, in toch kan hij het gebruik van buitenl. steen met
weren, in het belang der industrie zelve, omdat juist door
bescherming aan de sieen-industrie eene te groote ontwikkeling
zou worden gegeven die op reactie zou mtloopen En toch
heeft de invoer van buitenl. steen niet belet, dat de bmneni.
steen-industrie zich heeft ontwikkeld. De achteruitgang van
die industrie is alleen te wijten aan het gebruik van slechte
grondstoffen. Er is reactie ge.iomen; op dit oogenblik zijn de
steenfabrieken overvol en dalen de prijzen. Ioch was het ver
standig, dat de regeering tegen overproductie waakte, door zich
te onthouden van bescherming. Hij ziet de toekomst der steen
industrie donker inomdat zij geen steen kan leveren van
betere hoedanigheid tegen geringe prijzen en ook omdat zij
niet met het buitenland zal kunnen wedijveren, zoowel wat
specie als wat kleur betrelt. J uist de omstandigheid, dat de steenin
dustrie in een toestand van lijden is geraakt, moet de regeering be
wegen dien toestand dragelijk te maken. Zeer zeker moet zij
in dien toestand het gebruik van binnenl. steen zooveel moge
lijk bevorderenmaar' men moet de regeering daarin vrijlaten.
De heer de Bruyn Kops achtte de verklaring eene reden te
meer, om het voorstel der meerderheid niet aan te nemen. Na
een kort antwoord van den heer v. d. S 1 e ij d e n had de reeds
vermelde stemming plaats.
Aan het verslag der afdeelingen over het voorstel-Mackay
c. s. en over het ontwerp der regeering tot herziening der
schoolwet wordt het volgende ontleend.
Bij de algemeene beschouwingen over het voorstel-Mackay
werd door verscheidene leden protest aangeteekend tegen de
overdreven voorstellingen van den financiëelen druk der school
wet en tegen het recht tot verwerping van elk financiëel voor
stel, dat'niet op de ocderwijs-uitgaven bezuinigde; ook
zag men daarin eene verzwakking van de poging der regeering
tot schoolwet-herziening, zoodat van die zijde op intrekking
werd aangedrongen. Een ander deel der leden begroette met
voldoening het voorstel van hen, die een belangrijk deel van het
volk vertegenwoordigden dat van de hooge onderwijs-uitgaven
geen gebruik maakt, als eene poging om die uitgaven tot een
lager peil terug te brengenzonder schade voor het onderwijs.
Wegens het belangrijk verschil tusschen beide ontwerpen be
stond er volgens hen geene voldoende reden tot intrekking van
het voorstel der leden. In ééne afdeeling zag men in het
voorstel tc vergeefs eene poging tot oplossing van het school-
vraagstuk en meende men, dat verplichte schoolgeldheffing niet
paste in het kader van het voorstel.
Bij de onderdeden werd door de meeste leden nadere toe
lichting gewenscht van de voorgestelde wijzigingen omtrent het
kweekelingen-stelsel en verklaarden zeer vele leden zich tegen
de door 'sommigen verdedigde verplichte schoolgeldhefffing
al wensehten zij heffing van een redelijk schoolgeld. Over den
schoolbouw waren de gevoelens verdeeld.
Omtrent het regeeringsvoorstel blijkt, dat de opportuniteit eener
herziening van de wet, eerst vóór eenige jaren vastgesteld, werd
betwist, te meer daar het ontwerp verder gaat dan het aan
brengen van administratieve verbeteringen. Aan den vooravond
van groote staatkundige hervormingen scheen het onraadzaam,
het onderwijsvraagstuk wederom te berde te brengen. Een an
der deel der leden zag in de korte werking geen beletsel om,
zonder aan de hoofdbeginselen der wet te raken, de noodige
verbeteringen aan te brengen. Vervolgens liepen de beschou
wingen over de financiëele gevolgen der wet van 1878. En
ook in dat opzicht achtten zeer vele leden de overdreven voor
stellingen van den druk der schoolwet ongegrond, al ontken
den zij niet, dat het onderwijs in de laatste, jaren vele gelde
lijke offers eischte. Nu echter aan de eischen voor de school
gebouwen wordt voldaan en de buitengewone uitgaven uit die
hoofde gaandeweg afloopen, verwachtten zij langzamerhand
aanzienlijke vermindering der onderwijskosten.
Een groot aantal leden betoogdendat zonder schade voor
het onderwijs en met behoud van een voldoend openbaar lager
onderwijs wezenlijke en belangrijke bezuiniging op de kosten
zeer goed mogelijk was.
Wat den omvang der herziening betreftging het ontwerp
naar de meening van onderscheidene leden niet ver genoeg.
Zij wezen op verschillende onderdeelen der wet waarvan wij
ziging dringend noodig was. De centraliserende geest der
wet van 1878 tegenover de eerbiediging der gemeentelijke
DOOR
Het woeste wilde leven waaraan hij zich overgaf
vervulde hem met walging met geweld moest hij zich
dwingen om uitgelaten vroolijk te zijnterwijl hij
zich vaak doodelijb verveelde. Natuurlijk was Ents
Gelukskind ook de lieveling der vrouwen hij was wel
niet zoo schoon geworden als hij als knaap had be
loofd maar toch een juist niet-afschrikkend leelijke
jonge man en wat meer waard is bij was rijk zeer
rijk Overal werd hij met onderscheiding bejegend de
moeders zeiden hem vaak vleierijenen de dochters
kwamen bem halverwege tegemoet. Een paar maal
meende hij, wanneer een schoon blaauw oogenpaar
hem zoo onschuldig en trouwhartig aanzag wanneer
rozige wangen door een zachte blos nog sterker wer
den gekleurd bij zijne woorden, dat deze vriende
lijke bejegening niet zijn geld maar hem zelf
zijn eigen ik goldzijn hart sloeg snellereene
zoete hoop vervulde hemmaar telkenmale werd hij
spoedig smadelijk ontnuchterd. Zeer gewone coquet-
ten hadden onder het masker van jeugdige onschuld
op zijn rijkdom gespeculeerd maar hij was een geluks
kind nog op het rechte oogenblik bemerkte hij het
gespannen net waarin hij gevangen moest worden.
Hij ontging het bedrog, maar de rest van zijn ver
trouwen op de menschheid liet hij in bet net achter.
De studententijd verliep, hij trad de wereld in. Een
bepaald levensdoel had hij niet. Zou hij bij zijn vader
in de zaken gaan F Daartoe gevoelde hij geen lust.
Welk doel kon het hebben steeds nieuwe rijkdommen te
verwervenP De zaak werd door vertrouwd voortreffelijk
betaald personeel geleid zijn vader stond wel aan hun
hoofd, maar hij bekommerde zich nog slechts weinig om
de onderdeelen meer tot tijdverdrijfdan om werkelijk
krachtig de leiding op zich te nemen, bracht hij vóór
den middag meest slechts een paar uren op het kan.
toor door, zijn ganschen overigen tijd besteedde hij aan
zijn genoegen. Hij verlangde nietdat zijn zoon op
het kautoor werkte. Hij was zulk een teerhartig vader,
dat hij iederen wensch zijns zoons vervulde, daar tegen
over verlangde hij nietsdan dat zijn zoon zich niet
met hem en zijne kleine liefhebberijen bemoeide. Kan
een zoon meer van zijn vader verwachten Erits Ge
lukskind was de meest benijde mensch van de wereld.
Hij leefde, omringd door een kring van voorname jonge
mannen, die hem vleiden en zich zijn trouwste vrienden
noemdeDhij was de afgod der vrouwen. Waar hij
verscheen zelf in de voornaamste gezelschappen, werd
hij met onderscheiding ontvangen alle genoegens van
de groote hoofdstad Berlijn genoot bij met voile teugen,
nooit behoefde hij zich iets te ontzeggen, wat voor geld
te krijgen wasdat kon hij zich koopenwant de kas
sier zijns vaders voldeed zonder tegenspraak iedere
aanwijzing op diens kas van zijne hand hoe hoog die
ook zijn mocht. Wat kon het gelukskind noch meer
wenscheu En toch voelde de dwaze man zich ontzet
tend ongelukkig, toch had hij noch een enkelen wensch,
door geen geld te vervullen, hij wenschte verlost te zijn
van de doodelijke verveling, die hem steeds vervolgde.
Van de genoegens van de hoofdstad had hij een wal
ging de menschen verveelden hem hij had in niets
meer lust, hij kon er niet meer toe besluiten, eene of
andere wetenschappelijke studie op te vatten, zells de
muziek, die hem vroeger menig eenzaam uur had
verkort, schonk hem geen afleiding meer. Lichamelijk
gezond was zijn geest toch ten doode toe afgemat
hij koesterde nog slechts één wenschde vermoeide
oogen te sluiten om ze niet weder te openen.
Dat hij aan deze wensch door een krachtig besluit
gemakkelijk kon gevolg geven viel hem langen tijd
niet in hij was te traag en te onverschillig geworden,
om te denkendaar viel hem gisteren echter plotseling
dat schitterende denkbeeld in. Een toeval bracht hem
er op hij las 's morgens in de courantdat een jong
bankier zich had doodgeschoten. Wat deze uit wanhoop
had gedaan dat kon hij uit levensmoeheid doen. Hij
voelde zich plotseling weder frisch de gedachte reeds,
dat hij het vervelende leven kon ontvlieden deed de
verveling verdwijnen.
Hij dacht er overwat wel zijne goede vrienden
zouden zeggen wanneer hij plotseling verdween, en
niemand te Berlijn wist, waar hij gebleven was. Zijne
verbeelding werd opgewekt, hij maakte allerlei avon
tuurlijke planrienop welke wijze hij zich het best
het leven kon benemen zoDder dat zijn dood te Ber
lijn dadelijk bekend werd.
Hij amuseerde zich, voor de eerste maal sinds jaren,
gedurende een paar uren voortreffelijk bij al die ver
schillende onderstellingen. Daarop maakte hij alles
voor de uitvoering van zijn plan in orde. Met voor
dacht liet hij zichom de vermoedens zijns vaders en
zijner vrienden afteleiden, aan de kas eene beduidende
som uitbetalen, daarop legde hij eenige bezoeken bij
bekenden af, des avonds ging hij naar den schouwburg,
om na de voorstelling zich naar bet station te begeven»
Hij had eenige jaren geleden op een pleizierreisje
een prachtig bosch leeren kennen in de nabijheid van
Wilhelmshagen, hij herinnerde zich, dat men uren
lang in dit doolhof kon ronddwalen zonder een uit
weg te vinden.
In het heerlijke bosch wilde hij zich een eenzaam
afgezonderd ver van de verschillende wegen gelegen
plekje uitzoeken, waar een lijk weken lang kon liggen,
zonder te worden ontdekt. En zoo deed hij ook. Alles
gelukte hem zooals hij het wenschtehij was immers
altijd een gelukskind geweest. Op het station trot hij
geen enkele bekende aan gedurende de rit bleef hij
alleen in de coupé en toen hij 's morgens te Wilhelms
hagen kwam en dadelijk den bekenden weg naar
het bosch insloeg, ontmoette hij niemand. Zijn spoor
was verloren niemand kon vermoeden waarheen hij
zich gewend bad. Hij wandelde eenige uren lang in
het bosch rond, totdat hij eene plek vond, die hij
voor zijn doel uitnemend geschikt vond. Hij gmg in
het gras liggen nog eenmaal liet hij zijn geheelein
verveling doorgebracht en nutteloos leven aan zijne
herinnering voorbijgaan en het scheen hem zoo troos
teloos en jammerlijk, dat hij nog slechts in zijn besluit
werd versterkt. Hij wilde het juist ten uitvoer bren
gen reeds had hij den revolver opgeheven toen hij
in de nabijheid een koraal hoorde zingen. Hij liet de
reeds opgeheven hand vallen en het overige weet
gij. Dat is de geschiedenis van Erits Gelukskind, hoe
bevalt zij u vriend Pechmayer F" Wordt vervolgd.