No. 52. Zes en tachtigste Jaargang. 1884. WOENSDAG 30 APRIL. Laatste dag tot inlevering van oude centen en halve centen 30 April 1884. EEN GELUKKIG MENSCHENLEYEN? Prijs der gewone Advertentiën (üMRciëel (Bebeelte. Schutterij. Bnitenlanb. FEUILLETON. ADOLF STRECKFUSS. ALRIAARSCHE COURANT. Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 8 maanden voor Alkmaar f 0,80franco door het geheele Rijk f 1, De 3 nummers 0.06. Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS- TER ZOON. INSCHRIJVING. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR; Gezien de wettelijke bepalingen omtrent de Schutterijen Roepen bij deze, ten einde zich in de daartoe gereed ge maakte registers te doen inschrijven, op: alle manspersoneningezetenen dezer gemeente op 1°. J a- nuari 1884 bun 25ste jaar ingetreden, en alzoo de geborenen van bet jaar 1859, alsmede hen, die, ofschoon in andere ge meenten ingeschreven, sedert de laatste inschrijving binnen deze gemeente zijn komen wonen en op 1°. Januari 1.1. hun 34ste jaar nog niet hebben voleiodigd en alzoo de geborenen van dis jaren 1850 tot. en met 1858, de vreemdelingen van den zelfden ouderdom; die sedert de laatste inschrijving in de ter men gevallen zijnom als ingezetenen te worden beschouwd benevens de gepasporteerde militairendie zich tot dusverre niet voor de Schutterij hebben laten inschrijven. Zij maken tevens de ingezetenen bekend dat de inschrijving zal beginnen 15 Mei aanstaande en ge heel moet zijn afgeioopen 1 Juni daaraanvolgende, wordende in een der vertrekken op het raadhuis alhier daartoe overge gaan op Dinsdag en Donderdag van iedere weekvan des mid dags 12 tot des namiddags 2 ure; dat iedereenzonder onderscheidof hij mocht vermee- nen al dan niet onder de bij de wet vrijgestelden of uitge- slotenen te behoorenverplicht is zich voor de Schutterij te doen inschrijven; dat zijdie in meer dan eene gemeente hun verblijf houden of den zetel van hun vermogen hebben gevestigdtot de in schrijving verplicht zijn binnen die gemeente, waar eene dienst doende Schutterij aanwezig is, en bijaldien in die verschillende gemeenten alleen dienstdoende of alleen rustende Schutterij bestaat, zich te doen inschrijven in die gemeente, waar zij voor de personeeie belasting zijn aangeslagen, en de ambtena ren in die gemeente, waar zij ambtshalve verplicht zijn hun verblijf te houden; en dat eindelijk zij, die zich niet vóór 1 Juni hebben doen inschrijvendoor het plaatselijk bestuur worden ingeschreven en in eene geldboete verwezenterwijl zij daarenboven zonder loting bij de schutterij worden ingelijfd indien het blijkt, dat er tijdens de verzuimde inschrijving geene redenen tot uitslui ting of vrijstelling ten hunnen aanzien bestonden. Burgemeester en Wethouders vermanen tevens ieder ingeze ten dezer gemeente, dien het aangaat, zich ten behoorlijken tijde tot de inschrijving aantemelden, ter voorkoming der straf, bij nalatigheid vastgesteld. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. MACLAINE PONT. 22 April 1884. De Secretaris NUHOUT VAN DER VEEN. VERGADERING van den RAAD der gemeente ALKMAAR, op Woensdag, 30 April 1884, des namiddags te 12s/4 ure. Namens den Voorzitter van. den Raad, De Secretaris, NUHOUT VAN DER VEEN. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter algemeene kennis, dat PIETER FRANKEN- HOUTmetselaar te St. Maartenbun vergunning gevraagd heeft, na l Mei 1884 den verkoop van sterken drank in het klein, in het perceel aan den Omval, wijk E. No. 22 te mo gen voortzetten. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. MACLAINE PONT. 28 April 1884. De Secretaris, NUHOUT VAN DER VEEN. De ONTVANGER der REGISTRATIE en DO MEINEN te ALKMAAR maakt bekenddat zijn kantoor met 3 Mei 1884 verplaatst wordt naar de Augustünersteeg. De Ontvanger, VROOM. BELGIE. Volgens de Etoile moet de nieuwe aarts bisschop van Mechelen besloten hebben voorschriften te geven waardoor de schoolstrijd zooveel mogelijk tot rust gebracht wordt. ENGELAND. Dit rijk is thans ook toegetreden tot het den 20 Maart 1883 gesloten verdrag tot bescher ming van den internationalen industriëelen eigendom. Te Londen had voor een paar dagen des nachts in den winkel van Whiteley, bestaande uit maga zijnen waar men alles kan krijgen wat men slechts hebben wileen ontploffing plaats en bijna op het zelfde oogenblik sloegen de vlammen uit. Een poli- tie-agent, die het zag, maakte alarm en weldra waren verscheidene agenten bij de hand. Achter het gedeelte, waar de brand uitbrak, waren de stallen met een 50tal paarden. De eerste zorg was deze dieren te verlossen, die?als bezetenen de straat op renden. Spoedig kwam nu ook de brandweer en weldra werkten meer dan 20 stoomspuiten. De eerste spuit verscheen eerst 20 mi nuten na het alarm. Men pe".^d» allereerst het had huis te redden naast het brandende gebouw, dat dreigde te worden aangetast. Vervolgens werd de brand aan het andere einde beperkt. Maar een groot blok van vier of vijf panden Btond in volle vlam. De bran dende gedeelten der gebouwen waren ongeveer 300 bij 500 voet en hadden vier verdiepingenhoog 60 a 70 voet (ongeveer 20 el). Een der gebouwen naast het badhuis stortte tegen zes uur in met donderend geweld. De brandweerlieden hadden nog juist den tijd zich te bergen. Niemand werd gekwetst. Om zeven uur waren de drie of vier andere gebouwen uitgebrand maar toen was men ook het vuur zoover meester dat voor de overige gebouwen geen gevaar meer bestond. De schade is ongeveer f 6,000,000. Geen van de bedienden of winkeldochters sliep in het gebouw. Men- schenlevens zijn dus niet te betreuren. Of alle paar den gered zijn weet men niet en een der brandweer lieden bekwam eene verwonding door een neerkomend stuk hout. De arm was echter niet gebroken en de wonde scheen niet gevaarlijk. In de stallen waren vier of vijf koetsierswoningen. Deze lieden werden met hunne gezinnen bij tijds gered en overgebracht. Het gebouw werd voor vijf jaren gesticht en kostte 1,100,000. Aan meubelen en verdere versiering werd f 600,000 besteed. In den winkeldie het eerst afbrandde, No. 147, waren beddengoedledikanten gordijnen kleeden tafellinnen enz. In No. 149 was lijflinnen. In 151 en 153 porcelein en glasin 155 schilderijen en al wat met muziek in verband staat. Al dit goed verbrandde. Men kon in dezen winkel zelfs levendige apen en allerlei andere dieren koopen. Al deze dieren bleven echter ongedeerd. De heer Whiteley is voornemens het geheele ver nielde gedeelte dadelijk weder op te bouwen. Lagerhuis. Den 28 stelde een lid voortot de artikelsgewijze behandeling van het wetsontwerp betref fende de kieshervorming over te gaan. Hij wenschte tevens dat de verdeeling der kiesdistricten in het ont werp opgenomen werd en stelde deze wijzigiDg als amen dement voor dat amendement echter werd verworpen met 174 tegen 147 stemmen. Een amendement van den heer Tomlinsonom de kiesgrens ;tot de stadsdistricten uit te breiden, werd met 158 tegen 132 stemmen ver worpen. Daarna werd de beraadslaging verdaagd. FRANKRIJK. De gemeenteraad van Parijs heeft den 25 met 52 tegen 9 stemmen beslistdat de pre fect van het Seine-departement niet zal wonen in het stadhuiszooals gebruikelijk was tot 1871 toen het stadhuis door brand vernield werd. Bij den herbouw rekende de architect er op, dat de prefect vertrekken aldaar moest hebben deze waren gereed en moesten nog maar gemeubeld worden. Door dit besluit geeft de raad te kennendat een mairie centrale voor de hoofdstad het doel van zijn streven is. Ten stadhuize, in het gebouw, waar de zetel van het stedelijk bestuur is gevestigdmag niet wonen de vertegenwoordiger der regeering de staatsambtenaar belast met het oe- heer van het departementbet huis van de stad en niet het huis van den Staaten de daarin gereed ge maakte kamerswelke voor den prefect bestemd wa ren moeten eens betrokken worden door „den maire." Eene kazerne is door den raad als geschikte woning voor den prefect aangewezen maar deze schijnt niet veel lust te hebben zich daar te vestigen. ITALIË. Den 26 is de tentoonstelling te Turijn in tegenwoordigheid van den Koning en de koninglijke familiede ministers en gezanten geopend. Prins Amedeo hield eene redewaarin hij zeide dat Italië zoodra eenmaal de nationale worsteling was afgeioopen, met evenveel vuur de worsteling aanbond op staat huishoudkundig gebied. De minister van landbouw DOOK 17) Mijnheer van Osternau sprak dit tegen, Albrecht hield het echter vol en verdedigde het met vuur. Het kwam tusschen de beide neven tot een tamelijk scherpe woordenwisseling waarbij Alfred zich deed kennen als de trotsche aristocraatdie iederenzij het ook hoog- beschaafden burgerlijke ver beneden zich acht en die niet begrijpen kondat een onderwijzer in eenig opzicht aanspraak kon makenom in hooge kringen te worden toegelatenterwijl mijnheer von Osternau met veel grooter ijver, dan gewoonlijk zijne vrijzinnige denkbeelden ontvouwdeen verklaardedat hij van zijn neef verlangde dat deze den nieuwen huisgenoot behandelde met die beleefdheid welke ieder beschaafd man, tot welken stand hij ook behoort, eischen kan. Mijnheer von Osternau ontzag zijn neef Albrecht al tijd teleurgesteld als deze was in zijne verwachtingen op het majoraatmeende hij hem dit verschuldigd te zijn niet licht gebruikte hij scherpe woorden, wanneer, zooals vaak gebeurdehunne verschillende meeningen in botsing kwamen maar nu bij de verdediging van de rechten des onderwijzers geraakte hij in vuur. Hij merkte kort en goed op dat hij niet dulden zou dat in zijn huis een jonge manwien hij het onderwijs zijner kinderen toevertrouwde onbeleefd zou behandeld worden. Albrecht antwoordde hieropdat hij zich niet liet voorschrijven hoe hij zich tegenover iemand te gedra gen had die te ver beneden hem stond dan dat hij verdiende ontzien te wordenin geen geval zou hij den onderwijzer als een lid van het huisgezin beschou wen en behandelenwant zulke mensehen moesten gevoelen dan zij niet meer dan geduld werden. De strijd tusschen de beide neven dreigde heftig te zullen worden daar ook eenige verzoenende woorden van de vrouw des huizes geen invloed haddentoen het gelukkig van de groote klok van het slot drie uren sloeg met den eersten slag werd de vleugeldeur der eetzaal geopend en traden mijnheer Storting en de onderwijzer Pechmayer binnen gevolgd door den be diende Jobandie de soep opdroeg. Was de binnentredende werkelijk de onderwijzer Pechmayer Mijnheer en mevrouw van Osternau kon den het nauwelijks gelooven met verbazing zagen zij de groote verandering welke met hem had plaats ge had. De slordige kleederen welke hem niet pasten hadden hem iets onbeholpens en onhandigs gegeven daarvan bemerkte men nu geen spoor meer. Hij be woog zieh in het nette pak, dat mijnheer Storting hem gegeven hadzoo gemakkelijk voornaam en zeker dat zijne verschijning nauwelijks meer aan die van den onderwijzer Pechmayer herinnerde. Zijn eerste blik bij het binnentreden der zaal gold Liesje zijne eerste be groeting natuurlijk echter mevrouw van Osternau. On gedwongen liep hij op de vrouw des huizes toe en maakte eene buiging voor haar, daarbij keek hij echter meer naar Liesje dan naar haar, wie zijn groet gold en hij bemerkte wel dat er een sehelmsch lachje om den fijnen mond der kleine elfe speeldetoen zij hem nieuwsgiering opnam zij wasdit sprak dui delijk uit haar gelaatzeer wel tevreden met de ge daantewisseling welke zij door haar machtwoord had te voorschijn geroepen. Mijnheer von Osternau begroettewaarschijnlijk ten gevolge van den strijd met zijn neef, den onderwijzer vriendelijker dan hij anders misschien zou gedaan heb ben hij reikte hem de hand. „Gij zijt hartelijk welkom in onzen kleinen kringmijnheer Pechmayer", zeide hij. „De meeste leden daarvan zijn u reeds bekendmijne kinderen hebben reeds kennis met u gemaakt en ook mijnheer Stortingnaar ik opmaak uit uw gemeenschappelijk binnenkomenik heb u dus alleen nog mijn neef voor te stellen. Mijnheer de onderwijzer Pechmayer mijnheer luitenant Albrecht von Osternau." Egon was op het punt bij deze vormelijke voorstel ling eene beleefde buiging te makentoen hij be merkte dat de luitenant hoogmoedig het hoofd in den nek wierp en nauwelijks door een halve buiging er van groettehij beantwoordde het dus op gelijke wijze, waarvoor hem een boozevijandige blik van Al brecht trofwelke hij door een spottend lachje beant woordde. Er werd geen woord tusschen de beide jonge mannen gewisseldmaar zij wisten beidedat zij van dit oogenblik af onverzoenlijke vijanden zouden zijn. „De soep staat op tafelzeide mijnheer voor Oster nau die met veel leedwezen de vijandige begroeting van beide mannen had opgemerkt en blijkbaar hun snel de mogelijkheid benam om aan hunne zoo duidelijke getoonde vijandschap lucht te geven „laat ons gaan zitten. Uw plaats is hier, tusschen Liesje en Fritsje, mijnheer Pechmayer." Mijnheer von Osternau liet zich gaarne aan tafel door zijne inspecteurs verslag doen van hetgeen den afgeioopen dag op het goed was gebeurd om hun ook mogelijke instructies voor de volgende te kunnen geven. Hij had zich daarvoor eigenlijk tot zijn hoofdinspecteur, zijn neef Albrechtmoeten wenden maar hij wist weldat hij van dezen slechts onvoldoende antwoorden zou krijgen, daarom placht hij dan ook die zaken direct met mijn heer Storting en den derden inspecteurmijnheer von Wangen te bespreken heden wendde hij zich slechts tot mijnheer Storting, daar mynheer von Wangen, ten gevolge van de drukte met bet hooien zich had laten verontschuldigen. Voor Egon waren de landbouwgesprekkendie de hoedanigheid van het hooi op deze of gene weide, het aantal wagens dat te verwachten was en meer derge lijke voor hem onbeduidende onderwerpen betroffen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1884 | | pagina 1