No. 57.
Zes en tachtigste Jaargang.
1884.
ZONDAG
11 MEI.
Brieven van een pessimist?
EEN GELUKKIG MENSCHENLEVEN?
Prijs der gewone Advertentiën
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
EERSTE BLAD.
(Officieel (Bebetlte.
ADOLF STRECKFUSS.
ALKMAARSCHE COURANT
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 8 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door
het geheele Rijk f 1,
De 3 nummerB 0.06.
Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON.
PLAATSELIJKE DIRECTE BELASTING.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen ter algemeene kennis dat het kohier der plaatselijke
directe belasting dezer gemeente, dienst 1884, op 7 Mei 1884
onder n°. 58 door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland
goedgekeurdheden ter invordering aan den gemeente-ontvan
ger is uitgereikt, zijnde tevens dat kohier in afschrift gedurende
5 maanden, aanvang nemende 12 Mei 1884 ter gemeente
secretarie voor een ieder ter lezing nedergelegd.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
10 Mei 1884. De Secretaris,
NU HOUT van der VEEN.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
noodigen de ingezetenen uit, op Maandag, 12 Mei 1884,
als blijk van belangstelling in het feitdat op dien dag
Z. M. Koning Willem III 35 jaren over Nederland regeert, de
vlag vrd hunne woningen uit te steken.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
10 Mei 1884. De Secretaris,
NUHOUT VAN DER VEEN.
P O L 1 C I E.
Ter terugbekoming is aan het Commissariaat van Policie
het volgende gevondene voorhanden, alseen gedeelte van
een bloedkoralen oorbelletje met goudeen gouden oorbelletje
met franjeeen paar zwarte handschoeneneen langwerpig
vierkante oorhangereen leesboek, getiteldEerste aantal leer
redenen een schippershaakeen kastsleutelhalt koper een
zakje, waarin eenig geld; een verguld zilveren oorhanger.
Slot.
Ziet de Laveleye reeds iu het algemeen met leed
wezen de opeenhooping der bevolking in de groote
steden een bijzonder gevaar meent hij te zien in de
toenemende bevolking der hoofdsteden. Daar voert het
uiterste radicalisme den boventoon en de licht in be
weging te brengen bevolkingdie er uit het geheele
land is samengevloeidbeslist op gewichtige oogen-
blikben over het lot der geheele natie. Het voorbeeld
van Parijs moest zijns inziens een waarschuwing zijn
voor geheel Europa maar ieder regeerend vorst be
vordert integendeel met alle macht de uitbreiding der
hoofdstad. Hij acht het een geluk voor een staat
acephale (hoofdeloos) te zijn en ziet in de groote mo
derne hoofdstad, waar de ergerniswekkende uitspatting
van den rijkdom naast het bitter lijden der armoede
woontin het gezwollen, met beroerte dreigende hoofd
op een bloedeloos lichaam, een kwaad en een gevaar
voor staat en maatschappij. Tot nog toe scheen Italië
voor dat gevaar beveiligd door de aanwezigheid van
zoo vele belangrijke en ijverzuchtige steden, als Turijn,
Milaan Venetië Elorenee Napels naast Rome en
door de koortsen, die het verblijf in deze hoofdstad
gedurende den zomer minder aanlokkend maken. Het
is dan ook niet met onverdeeld genoegen, dat onze
schrijver den bouw der nieuwe wijken en de verbete
ring van de Romeinsche Campagna aanschouwtwaar
door Rome gevaar loopt een zoogenaamde wereldstad
te worden. Eveuzoo is de verhuizing van de Fransche
Kamers uit het rustige Versailles waar het schouw
spel der verkwistingen van Lodewijk XIV haar spaar
zaamheid had kunnen leerennaar het woelige en
schitterende Parijs in de oogen van de Laveleye het
toppunt van dwaasheid.
Voor een goede werking van het parlementaire stel
sel acht onze schrijver het bestaan van twee groote
goed gedisciplineerde politieke partijen, zooals in Enge
land en in België, onmisbaar. Waar dat niet het ge
val is, is elke Regeering eigenlijk geen dag zeker van
haar bestaan. Het Parlement is verdeeld in een aantal
fracties en clubs van verschillende groottewaarvan
nu eens deze dan gene onderling vereenigd de meer
derheid uitmaken. Een Ministerie, dat gisteren nog
een schitterende overwinning behaaldekan heden ten
gevolge van een noodlottige combinatie van minder
heden door allerleideels principiëele deels toeval
lige omstandigheden veroorzaakteen gevoelige neder
laag lijden, die zijn aftreding noodzakelijk maakt. Van
een flink doorgezette politiek naar een vast stelsel kan
onder zulke omstandigheden geen sprake zijnmaar
expediënten onderlinge schikkingen zijn aan de orde
van den dag een stelsel van geven en nemen ook
van verrassingen is het eeuige bruikbare. In Italië
is de toestand niet andersen hoevele staten zijn in
dit opzicht meer of minder aan Italië gelijk Daar
entegen erkent de Laveleye volkomen de schaduwzijde
van een toestand als thans in België bestaatwaar
wel het geheele land in twee sterke, scherp tegenover
elkander staande partijen is geflitst en de Regeering
van de meerderheid op een vasten steun kan rekenen,
maar waar dan ook de strijd tusschen liberaal en cle-
ricaal alles beheerschtalle nieuwe gezichtspunten on
mogelijk maakttot groote eenzijdigheid leidt en de
praktische oplossing van andere vraagstukken in hooge
mate belemmert.
Overtuigd dat alle beschaafde staten door een on
weerstaanbare kracht worden gedreven tot een meer
en meer demoeratischen toestand en zelf met hart en
ziel de ricbting toegedaan, die welvaart en beschaving
het deel wenscht te doen worden van het grootst mo
gelijk aantal menscben is hij niet zonder vrees dat
die beweging den rechten weg zal verlaten als de
meerderheid der onontwikkelden door invoering van
het algemeen stemrecht het roer in handen mocht
krijgen. Hij deelt een uitvoerigen brief mede van het
senaatslid Pantaleonidie een heftig bestrijder van het
algemeen stemrecht isals vertegenwoordigende het
overwicht van de onkundige menigtedie niet kan
weten wat een Regeering ten behoeve van het algemeen
welzijn kan doendie haar vermogen in dit opzicht
verre overschataan slechte nadeelig werkende mid
delen haar stem zal gevenniet den verstandigen
raadsman zal volgen die de staatkundige en maatschap
pelijke vraagstukken en de moeielijkheid hunner oplos
sing kentmaar den volksredenaar die 'de menigte
vleit en haar begeerlijkheden opwektonbekend is met
al de netelige kwestiën, die zich op dit gebied voordoen,
en zich er ook volstrekt niet over bekommert, of en
hoe er een uitweg gevonden zal kunnen worden. Hij
deelt ons gesprekken mede met den markies Alfieri
gehuwd met de laatste afstammeling der Cavoursde
nicht van den grooten staatsman die door zijn tegen
standers de „democratische markies" wordt genoemd.
Het blijkt echterdat deze markies een democraat is
in den zin van den grondlegger van het Koninkrijk
Italië dat zelf aan den volksgeest zijn bestaan heeft
te dankenen waarvan het regeerend stamhuis zijn
steun en zijn regeerkracht heeft gezocht noch bij den
adel noch bij de geestelijkheid noch bij de eene of
andere bevoorrechte of invloedrijke klasse maar in een
streven naar opheffing van alle privilegiën naar gelijk
heid van rechten en bevordering der algemeene belan
gen. In welk land en in welken maatschappeJijken
stand gij geplaatst moogt zijnhad Cavour reeds op
jeugdigen leeftijd in zijn zakboek aangeteekendgij
moet leven met de verdrukten. De liefde tot den
naastede zorg voor zijn belangen het meegevoel met
zijn lijden maakten den grondslag uit van wat men
zijn democratische gevoelens noemten zijn uitgebreide
kennis behoedde hem voor het (najagen van droom
beelden maar deed hem den weg zoeken bij de we
tenschap en de ervaring. Belangstellingen den toe
stand der arbeidende klasse moet de edelsten de
verstandigsten de bekwaamsten de rijksten en mach-
tigsten doordringen en bezielen maar het lot van den
staat en hef staatsgezag- moeten niet komen ter be
schikking eener onkundige, door allerlei invloed»®*-
licht beheerschte menigte. Het grootste getal waar-^'< -»V
borgt ten hoogste de middelmatigheid maar daarnaast
en daarboven moet plaats zijn voor het hoogere het
uitstekendedat de algemeene belangen en het recht
beschermt en zorgt dat de staatkunde van den voor
uitgang zegeviert. Die oplossing te zoeken is de
moeielijke taak der staatslieden van dezen tijd.
De Laveleye oordeelt over de zedelijke beginselen
het plichtbesef en de toewijding van het tegenwoor
dige menschengeslaeht niet gunstig. Zonder juist vroe
gere tijden in dit opzicht over bet algemeen hooger te
stellen erkent hij dat bij de toenemende onverschil
ligheid van velen op godsdienstig gebieddie niet al
tijd vergoed wordt door een strenge wijsbegeerte de
opvoeding op geestelijk en zedelijk gebied gebrekkig is,
en er behoefte bestaat aan meerdere vastheid van be
ginselen, aan liefde tot het hoogere, die de begeerten
DOOK
22)
„Wij gaan naar buitenzeide Liesjeom haren
broeder gerust te stellen die volstrekt niet tevreden
was met deze stoornis. „Daar gaat het vandaag vroo-
lijk toe de meiden zingen uit volle borst bij "het har
ken van hot hooi. Bij zulk heerlijk weder is de hooi
oogst een waar feest. Indien gij wilt medegaan, mijn
heer Pecbmayer, kan ik misschien aan uw van middag
spottenderwijze uitgesproken wensch voldoen en mij
eenigzins met uwe verwaarloosde opvoeding bezighou
den. Gij moogt nog zoo geleerd zijnGrieksch en
Latijn even goed spreken als Eugelsch en Fransch
maar hier op het land lacht iedere boerenjongen u uit,
wanneer gij geen begrip hebt van het eenvoudigste
landwerk dan kan ik onwetend kind van het land
wel uwe leermeesteres zijn."
„Gij zult een opmerkzame en dankbare leerling aan
mij hebben mejuffrouw
„Dus gaat gij ook mede op onze wandeling
dan kan ik dadelijk mijn ambt als leermeesteres aan
vaarden
„Gaan wij dan loopen vroeg Fritsje. „Neen
Liesje, wij gaan rijden, wij hebben vandaag nog in het
geheel niet gereden. Niet waar mijnheer Pechmayer,
gij rijdt ook liever
„Ik rijd zeer gaarne, maar daar ik geen paard heb
„Kunt gij rijden viel Liesje hem verbaasd in de
reden. „Leert men dat dan ook op de school? Wan
neer gij gaarne rijdtdan zal er ook wel een paard te
vinden zijnmaar neen daar valt mij in, dat ik u
papa's rijpaard niet mag aanbiedenpapa ziet het niet
gaarne en staat nooit toedat een der inspecteurs of
zelfs neef Albreeht het gebruiktmijnheer Storting en
mijnheer von Wangen gebruiken ook beide hunne
paarden. Er blijft dus alleen nog het wilde paard van
neef Albreeht overmaar ik weet nietof hij wel zal
goedvinden.
„Al was dit ook het geval, dan zou ik er toch geen
gebruik van maken."
„Maar Soliman staat in den stalviel Fritsje in.
„Dien kunnen wij mijnheer Pechmayer niet aanbie
den antwoordde Liesje„hij is te wild. Hij duldt
geen anderen ruiter dan neef Albreehtdie hem voor
papa afrijdt en zelfs dezen heeft hij tweemaal afge
worpen."
„Mij zal Soliman wel moeten dulden antwoordde
Egon glimlachend.
„Gij kent de streken van het dier niet," antwoordde
Liesje op bedenkelijken toon. „Zelfs neef Albreeht,
die toch een voortreffelijk ruiter isheeft veel met
het beest te stellen hij heeft papa reeds aangeraden
om het tegen eiken prijs te verkoopen want het zal
nooit zijn streken geheel afloeren.
„Gij maakt mijn lustom het met den nijdigen So-
lima eens te beproeven hoe langer hoe grooter. Een
mak paard te berijdenis een vervelend genoegen.
Slechts wanneer de ruiter al zijne krachten moet in
spannen in den strijd met het weerspannigemoedige
ros, wanneer hij door zijne meedere kracht en vastheid
van wil het tot gehoorzaamheid dwingtdan is het
een lustom op een paard te zitten."
„Ik durf Soliman niet voor u laten zadelen. Het
gevaar is te groot", zeide Liesje nog altijd bedenkelijk.
„Indien er werkelijk gevaar was dan zou mij dat
slechts te meer aansporen. En is niets vervelenders
dat het kalmerustige voortleven in den zonneschijn
des geluks. Een werkelijk gevaar, dat lichamelijke en
geestelijke inspanning vordertom te boven te komen,
is het schoonste kruid voor het leven het wordt ons
echter helaas in het onverdragelijk vervelende alle-
daagsche leven maar al te zelden aangeboden. Ik zou
het met vreugde opzoeken wanneer ik het wist te vin
den. Ik zou dan misschien ook het leven nog eens
leeren waardeerenwanneer ik het winnen moest door
warmen strijdhet zou mij dan niet zoo jammerlijk
droog zoo droevig vervelend schijnen."
„Ik begrijp u niet, mijnheer Pechmayer," ant
woordde LiesjeEgon verwonderd met groote oogen
aanziende. „Wat praat gij daar weder voor dwaze
ongerijmdheden door elkander. Wat gij eigenlijk wilt,
begrijp ik nietmaar dit weet ik dat er veel godde
loosheid in uwe woorden ligt en dat gij in Fritsjes
bijzijn zoo niet moogt spreken."
Weder eene strafpredicatie en eene verdiende Maar
zij kwetste Egon niet. De kleine zedenpreekster was
te bekoorlijkwanneer zij met hare donkerblaauwe
oogen hem zoo ernstig en verwijtend aanzag wanneer
zij lachtescheen zij hem eene schelmscheliefelijke
elfe, wanneer zij zoo ernstig en overtuigend sprak, een
engel te zijn.
„Ik zal beproevenmij te beteren en mijne tong in
bedwang te houden antwoordde Egon ootmoedig.
„Hadt gij maar niet van gevaar gesproken, mejuffrouw,
daarmede hebt gij tot de woorden welke u zoo hin
derden aanleiding gegeven. Er is voor mij volstrekt
geen gevaar bij om een wild paard te berijden. Ik
geef u mijn woord dat ik het beheerscben zal
Nog was Liesje niet overtuigdtoen Egon echter
haar bij herhaling verzekerdedat hij zeker was van
zijne zaak miste de beslistheid waarmede hij sprak
hare werking nietzij gaf toeFritsje kreeg de op
dracht om den ouden rijknecht te gaan zeggen dat
deze Soliman Lise en den pony moest zadelen. Ter
wijl de paarden gezadeld werden zou Liesje zich gaan
verkleedenbinnen vijf minuten zou zij gereed zijn en
mijnheer Pechmayer en Fritsje op het plein voor de
kleine poort vinden.
Frits sprong jubelend weg om zijne boodschap te
doen. De oude Wenzel schudde bedenkelijk het hoofd,